Taal en Letteren. Jaargang 15
(1905)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
De oude en nieuwe methode van taalstudie.I.Onze wetenschap van Taal wijkt vrij wat af van het vroegere taalbekijken. Dat ouwe, nu al vrij ouderwetse doen, hoorde thuis in de tijd, toen men niet veel meer dan ‘dodetaal’-studie deed. Zo deed men. Men nam als de taal aan, die geschreven werd door auteurs, de taal van die men als de beste keurde. Elk had wel zo z'n eigen trant van schrijven; nu dat was elk zijn ‘stijl’, zoals men 't noemde; die was ongelijk, min of meer. Maar uitdrukkingen en woorden, ook vormen, kwamen toch overeen, die waren ten minste zo goed als gelijk; hoewel meer schijnbaar dan werkelik, als men nauwkeuriger waarnam. Er was overeenkomst. Want, leefden de schrijvers niet vrij wel in dezelfde tijd? Auteurs van later jaren, weken daar wel van af; deden ook in hun eigen trant. Hadden die nu ook dat ‘ic en weet niet wat’, zoals Westerbaen van Cats zegt; - waarom de lezers moesten zeggen: ja, hij is toch ook een goed auteur; nu, dan werd die ook onder de bent opgenomen. En ook zijn taal werd gedistilleerd. Dat, waarin hij van de anderen afweek, wat hem eigentlik tot auteur maakte, | |
[pagina 39]
| |
werd gelaten voor wat het was; het vrij wel overeenkomende echter vermengd met wat men had. Zo kreeg men dan een extract van schrijverstalen, uit onderscheiden tijden vaak; een grote mixmax. 't Was: een massa beelden en zegswijzen, van meer of minder hoog boven 't gewone mensesoort staande begaafden; een serie dichterlike woorden, met betekenissen, die auteurs er aan gehecht, er bij gevoeld hadden; tal van verbindingen, constructies en woordvormen, vooral oudere en verouderde, vooral ongebruikelike in de levende taal; - die zíj als ‘dichters’ voor zich nodig achtten om meer of minder presies te zeggen wat zij dachten. Want dit laatste, 't meer of minder presies, deden ze vaak naar kunstregels, die niet in hun eigen ‘zelfs’ waren geboren! Ja, naar die kunstregels vervaardigden en fabriekten velen vaak hun taal! Dat mengsel nu van dichtertalen door elkaar, heetten ze de algemene taal.Ga naar voetnoot1)
Die werd aangepreekt. Moeten toch de schrijvers niet nagedaan? Wie kennen beter de algemene taal? - kleinigheden of enkele grotigheden uitgezonderd? Wie weten beter de weg in 't grote magazijn van taal dan zij? Zij zijn 't immers, die de rijkdommen kennen en vermeerderen, die zich daar opstapelen? Van wie kan men nu beter leren hoe men dat instrument - want taal heet een instrument als 't op léren aankomt, anders een natuurlik organisme! - dat instrument moet hanteren, dan van dichters. Zou men hún dan niet nadoen. Niet onwillekeurig nadoen; niet omdat zij natuurlike invloed hebben! - vooral in ideeën. Want wie zou hun die invloed ontstrijden? Neen, maar met opzet moeten ze nagedaan. Dat ging zover dat men zelfs prijsvragen uitschreef om | |
[pagina 40]
| |
't een of ander te behandelen in de stijl van d'een of andere auteurGa naar voetnoot1). Geen wonder!
Die auteursmengseltaal nu werd natuurlik niet gesproken, wel geschreven. Men moest die lezen, en om dát te kùnnen, begon men met spellen van de letters. En zegt Ds. Leupenius in 1653: ‘Door de spellinge worden de bevattsels (sylben) te saamen vergaadert, en daar uit ontstaan de Woorden, dat sijn seekere uitdrukksels des verstands, waar door men uitwendig te verstaan geeft, dat men inwendig hadde begreepen...’Ga naar voetnoot2) Men gaat dus uit van het geschreven woord en z'n spelling. 't Is dan ook niet te verwonderen dat eu een tweeklank heet; en aeu (âu) en ieu (îu) een drieklank; natuurlik, je schreef toch drie letters; ja, dat men wae als u a e geschreven, in zwaer en zwaerd een drieklank noemde!Ga naar voetnoot3) Zo debiteerde Pontus de Heuyter in 1581. Lateren zeggen dat nog net zo: ae (voor dubbele a) in ‘kaetsen’ heet ook een tweeklank,Ga naar voetnoot4) en ui in verquisten evenzo! En zelfs e e in deel, zeel, meer, vreet, wordt voor een | |
[pagina 41]
| |
tweeklank genomen.Ga naar voetnoot1) En sedert hoe lang heet ie in gieten, piepen, e.a. geen tweeklank meer? Als van Heule 't in 1626 over de genitief heeft, zegt hij: ‘Ook hebben zommige woorden in de plaetze van de s eene x, als Volc, heeft Volcx, Lijk, Lijkx, dit schijnt te zijn, om dat de uytspraek wat lichter zoude vallen.’Ga naar voetnoot2) De x is natuurlik alleen een teken voor de klank k + s. Maar die wijsheid van Van Heule is 't gevolg als men van 't teken, in plaats van de klank-zelf af begint. 't Geschreven woord was alles.
Men begint met het geschreven woord, dat men uit de zin abstraheerde. Nu is 't heel wenselik dat men aan de spelling van elk zo'n woord op zich-zelf, dadelik zien kan wat betekenis het heeft. En daarom zegt MoonenGa naar voetnoot3) moet wegh, b.v. ‘in de weg naar 't Veer’, onderscheiden worden van weg, een zeker soort wittebrood. - Schrijf dus 't eerste met gh! - En ‘laken’ in de zin: ‘ik wil dat laken geensints laaken’ moet te onderscheiden wezen; schrijf dus 't ene met één, 't ander met twe a's! En Zeydelaer in 1769 voegt er nog enige voorbeelden bij; 't frappantste is wel deze: ‘een kaaper ontnam haar heur kaper.’Ga naar voetnoot4) ‘Deese voorbeelden toonen.’, zegt hij, ‘hoeveel 'er aan gelegen zij, de woorden met eene a of met twee aa te schrijven, om het misverstand dat daardoor kan veroorzaakt worden te vermijden.’ En zo wil hij, met anderen mee, ook niet dat men schreef ‘een vrouw, voor eene vrouw. Anders kon men niet zien dat een vrouw tot het vrouwelik geslacht hoorde! Zo wou men ook haar en heur vaak onderscheiden; en | |
[pagina 42]
| |
deze van “hayr des hoofds”,Ga naar voetnoot1) door 't laatste dan met ay te spellen. Zo onderscheidde men na en naer. En Zeydelaer wil hiervan weer onderscheiden nââr, droevig, afgrijselik, en wel door daar boven twee circonflexes te plaatsen.Ga naar voetnoot2) En zo onderscheidt men liggen en leggen, en vooral lei en lag!Ga naar voetnoot3) En zelfs stelt Leupenius in 1653 ons als pers. voornw. met een kleine s; en ons als bezittelijk voornw. met een lange s te schrijven. Waarom ook niet. En wil men nog niet net zo doen? Wat is 't verschil tussen ontfonken, met f, en ontvonken met v anders?!Ga naar voetnoot4) En zo nog veel meer?! Pleit men niet er voor om ook béteren anders te schrijven als betéren? Nee, die woorden niet, maar wel de presies zo, en onderling gelijk uitgesproken: bédelen en bedélen. En nog een paar. Wat is 't verschil met die vroegere grammatici? Gaan ze niet evengoed als de anderen van de lettertekens uit? Van 't Schrift! - Dit blijkt ook zeer sterk nog uit het begrip, dat men over Samenstellingen heeft. Wanneer heet een woord samengesteld? Als 't aaneengeschréven wordt! - Duidelik uiteengezet kan men hoe 't eigentlik is, en waarom, lezen in 't artikel van Van den Bosch Over Samenstelling.Ga naar voetnoot5)
Uit de spelling van elk woord op zichzelf moest men alles kunnen opmaken. Zo komt het dat men die ook zo gewichtig vond. Ja, aankondigde dat “een ghoede eenpaartighe spelling, als een grondvest is van een welgheboude spraack.”Ga naar voetnoot6) | |
[pagina 43]
| |
Merkwaardig is voor dit spraak-bekijken het boek van Zeydelaar van 1769. Deze handelt over de “regelmaatige nederduitsche spélkonst óf Verhandeling over de zes-entwintig Letteren van het alphabeth.” Letter voor letter wordt besproken en “met veele spraakkundige aanmerkingen verrijkt.” Hij is 't met KluytGa naar voetnoot1) eens, dat “de nederduitsche Spelkonst, 't voornaamste gedeelte deeser Taale (is), waarop de gantsche Taalkunde berust.” En hoe vaak hoort men dit nog op het Taal- en Letterkundig Congressen?Ga naar voetnoot2)
Men hechtte zelfs wat mystieks aan de spelling. Het aantal letters, dat een woord had, en welke, betekende iets: “Gelijck sommigen drijven, onder elck woort, lettergreep en letter (school) eenige geheimenis van zin of klanck.Ga naar voetnoot3) Dit dreef men met het latijn en grieks, maar ook met het Hollands. Vondel dicht in zijn Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst: De DuitschGa naar voetnoot4) is dan gewoon den rijcksten schat der schatten, Als andere volcken, in vier letteren te vatten, En Godt te noemen 't geen noch teken noch geluit, Voluit heeft afgebeelt.”Ga naar voetnoot5).
Het geschreven uit de zin genomen woord, daar begint men mee. Maar dan neemt men aan dat de taal eigentlik bestaat uit losse schrijfwoorden met zekere bepaalde | |
[pagina 44]
| |
betekenissen, die men dadelik aan de schrijfwijs van 't woord moet kunnen herkennen. Net dus zo iets als in de rekenkunde de getallen: een twee is een twee, en een helft is net presies een geheel midden door gedeeld! En uit die losse woorden construeert men de zin. Die woorden staan in een zin in onderlinge betrekking. Wou men de losse uit de zin geabstrakeerde woorden nu onderscheiden spellen, om de betekenis zo maar te kunnen merken, dan is 't evengoed wenselik dat men dadelik aan de wóórdvórm kan zien hoe een zeker woord in verband met de overige in een zin zou staan. Zoveel mogelik moet dus dat verband, die onderlinge betrekking van de woorden, door aparte woordvormen uitgedrukt wordenGa naar voetnoot1). Maar dan ook moeten deze woordvormen vast, onveranderlik blijven. Maar let wel! Men kijkt nu 't eerst naar de woorden en hun vormen; dán naar de zin, die men daar uit heeft geconstrueerd. Men vindt derhalve de schrijfwoordvorm als grondstenen het voornaamste van de Taal. Ja, men moet dit konsekwent weg vinden. Maar dat moet daar vooral ook voor gezorgd, natuurlik. En als men daarmee vooral moet aangeven in wat verband de woorden in een zin staan; en als daarmee ook weer nauwsamenhangt het verband tussen de zinnen “'t geen weer leidt tot het logies verband tussen de delen van een gehele gedachtereeks,” zoals dit ergens zo mooi ontboezemd wordt, dan is je heilige plicht die voorraad woordvormen zoveel mogelik te bewaren en te vermeerderen. En als dat het krachtige, het kleurige, het mooie in de taal vooral uitmaakt,Ga naar voetnoot2) dan hoe meer dat men ook van die dingen maakt, er fabriekt, - hoe beter. Men heeft 't dan in eigen hand om de taal te ver- | |
[pagina 45]
| |
mooien, te verrijken! Met opzet te verrijken! Men maakt zelfs zo Taal! Wat wil men meer nog wezen als een taalgod?!
Ongelukkig nu, houden aan die vaste vormen zelfs de beste schrijvers zich niet. Ze blijven zich niet gelijk. Daar is Vondel, Bilderdijk, Da Costa en Beets, die door mekaar b.v. hun en hen gebruiken. Ja, maar dat mag ook niet. Wie kan toelaten dat d'een schrijft van “de man wordt geslagen”; en d' ander: “den man wordt geslagen”. Dat gaat niet aan. Dat geeft verwarring. Immers, éen van beide is toch maar goed? kan toch maar goed wezen. Want - waar blijft men anders, dat de losse, geabstraheerde vorm op het verband wijst? En daarom, ik “meyne” - zeit Ampzing in zijn Taelbericht van 1649Ga naar voetnoot1) - dat wy onse monden, en oren liever aen regelen behoren te gewennen, en dat wy daerom in sulke manieren van spreken (die afwijken nml.!) matig moeten wesen, om den vasten regel niet te verbreken.’ - Pontus de Heuyter waarschuwt er zelfs tegen: ‘Waht woorden te spreken, die men geensins zoude konen schriven.Ga naar voetnoot2)’ Dat wil zeggen: dwing uw spraak naar uw schrijftaal. Maar in elk geval, een vaste regel hoort er te wezen. En die maakt men, zoals de fatsoenlike rede eist.Ga naar voetnoot3) En naar die vaste regel kan men dan ook, als de auteurs onderling verschillen, ze korrigéren, en ze netjes aanwijzen hoe 't had gemoeten.Ga naar voetnoot4) - En - zo hebben we de Grammaire raisonnée gekregen met al zijn onwetenschappelike ballast. De spraakleer, die niet constateert hoe 't is, in werkelikheid! De grammatica, | |
[pagina 46]
| |
die geen Taal béschrijft, maar vóórschrijft, die Taal fabriekt en Taalregels uitvindt. Ik haal hier staaltjes van aan uit onze hollandse spraakkunsten, en deel 't een-en-ander mee van wat taalkundigen al zo geopperd hebben in de laatste drie eeuwen, d.i. na de zogenoemde Klassieke Renaissance hier te lande! - In onze taalstudie in Nederland vindt men 't vaak nog! Denk maar aan 't onderscheiden van de en den, hun en hen, hun en haar als bezitt. voornw., nog en noch; kippeborst en kippenborst. En tal van andere. - Ja onze Spraakleer is nog grotendeels Grammaire Raisonnée.Ga naar voetnoot1) Wel is waar, sommige grammatici, van de laatste jaren vooral, - hebben daar nu mee dooreengemengd de resultaten van de nieuwe taalwetenschap, die andere Sprachprinzipien heeft. Dat wordt dan een vrij wonderlik mengsel vaak.
Maar, we gaan staaltjes van de Grammaire Raisonnée geven. B.H. |
|