| |
| |
| |
Kleinigheden.
LV.
Bredero, Spaense Brabander, vs. 329:
.... lach hij (Malegijs) arme knecht in Jaffa....
Men kent de gewone verklaringen. Zie de Aantekening van Nauta, in de editie bij Suringar. Maar weet men, dat nog de begraafplaats in de oude stad Delft de naam draagt van ‘Jaffa?’
Kan dit niet algemeen bekend geweest zijn in Holland?
Zw.
B.H.
| |
LVI.
De bedrogen slaper.
Het motief van den bedrogen slaper, den dronken boer, die in zijn abnormalen toestand vervoerd wordt en wakker of nuchter geworden, zich in een geheel vreemde omgeving bevindt en zich laat suggereeren, dat hij daar feitelijk thuisbehoort, doch, na wederom dronken geworden te zijn, weder
| |
| |
in zijn ouden doen is, dit thema is in de letterkunde om zijn comisch effect bij uitstek geliefd geweest.
Als geschiedkundig feit vertelt Pontus HeuterusGa naar voetnoot1) het van Philips den Goeden (van Bourgondië) en Richard Barkley van keizer Karel IV.
In de ‘1001 Nacht’ vinden wij het in de vertelling van Khalief Haroen en den herder Aboe Hassan.
Gedramatiseerd is het in Calderon's († 1681) La vida es sueno, bij ons vertaald door Schouwenbergh: ‘Het leven is maar droom, welks latere titel is: SigismundusGa naar voetnoot2), in Langendijk's Krelis Louwen en in M. Fokkens' Droncken Hansje. Het voorspel van Shakespeare's Taming of the Shrew (De getemde feeks) geeft ons een dergelijke geschiedenis en Cats in zijn Doodtkiste voor de Levendige, XLV, heeft zich de grap ten nutte gemaakt om naar aanleiding daarvan op zijn gewone wijze te moraliseeren.
Harm in der Hölle und im Himmel is een Oldenburgsch sprookje van denzelfden inhoud (Strackerjan 638). In Kirchhof's Wendunmut 1, 378 en in Bandello's Novelle, no. 17 (IIe deel) zijn het dronken vrouwen, die zoo geestelijk en lichamelijk afdwalen. Een variatie van het motief is, dat het slachtoffer het zoover laat komen, dat hij gelooft dood te zijn zooals in Boccaccio's Decamerone 3, 8Ga naar voetnoot3), waar Ferondo werkelijk meent in het vagevuur te zijn; H. Sachs' Der Baur im fegfeuer is daarnaar natuurlijk bewerkt, gelijk het Fransche fabliau Le villain de Bailleul van Jean de Boves en onze boerde Van Lacarise den KatijfGa naar voetnoot4).
In verband hiermee moeten ook genoemd: J. Noozeman, De Bedrooge dronkaard, M. Elias, De bekeerde dronkaard, M.
| |
| |
v. Gramsbergen, Klucht van een levendige Doodt, H.v.d. Zande, De ingebeelde dood. Voorts J. Lemmers, Het noodzakelijk bedrog, J. de Griek, Meester Coenraadt Bierborst, Noord en Z. XX, 401.
In het Hgd. is te noemen de zeer naieve poëtische vertelling van Pocci: Der Schneider von Burgund.
Voor ons motief in het Indisch (Somadeva) verwijzen wij naar Landau, Die Quellen des Decameron, bl. 156; terwijl in Reinhold Köhler's Kleinere Schriften, I, 580, gewezen wordt op de parabel der bedelaars, die gedurende 3 jaar koning waren en meenden slechts gedroomd te hebben.
Warffum.
G.A. Nauta.
| |
LVII.
De Jeugd van Anna Bijns.
‘Heeft men niet het recht, wanneer men Jonckbloet's redeneering aan het gewoon gezond verstand toetst, uit dit alles te besluiten, dat de geschiedenis van Anna's ongelukkige liefde, losbandigheid en inkeer alleen berust op een aaneenschakeling van misvattingen die, bij een geleerde van zulke waarde, verbazend mag heeten? En is het niet eindelijk tijd dit sprookje den weg van alle ongegronde sprookjes op te zenden?
Wij kennen van Anna's jeugd niets; werpen wij niet langer Jonckbloet's gissingen op haar graf.’
Aldus Maurits Basse aan 't slot van de hoogst interessante bijdrage in de Mélanges Paul Fredericq, 1904.
| |
| |
| |
Inhoud van tijdschriften.
De Nieuwe Gids, Dec. o.a.: G. van Hulzen, Weggezakt. - Dr. H.J. Boeken, Verzen. - Willem Kloos, Verzen. - J. de Meester, Geertje. - J. Reyneke van Stuwe, Verzen. - Karel van de Woestijne, Verzen. |
|
Vlaanderen, Des., o.a.: Aug. Vermeulen, De wandelende Jood. (Eerste hoofdstuk van een romantisch verhaal). - Karel van de Woestijne, Gedichten uit ‘Den Boomgaard der Vogelen en der Vruchten; Liefdezangen; Twee idyllische gedichten; twee epigramatische gedichten; Uit den eind-zang en ter wijding. - Prosper van Langendonck, Het Vaderhuis. |
|
De XXe Eeuw, Des. o.a.: R. Horngold, Moonlighters. - F. Coenen Jr., De Zomergenoegens van de familie Kramp. - F. Van Schaick, Schetsen. |
|
De Gids, Des. o.a.: G. Busken Huet, Vertellingen uit den Indischen Archipel (Javaansche en Maleische fabelen en legenden, overgebracht door S.J. Bezemer. Volksdichtung aus Indonesien. Sagen, Tierfabeln und Märchen, übersetzt von T.J. Bezemer). - Dr. P.C. Bouten, Verzen. - W. de Vletter, Uit den schoolstrijd. - Dr. N. van Wijck, De Hamlets van de Russische lstterkunde, II Poesjkin, III Na Poesjkin. - W.F. Gouwe, Een Phaëtondroom (Lied). |
|
Elsevier's geïllustreerd Maandschrift, Des., o.a.: M. van Kronenburg, Wreed. - Louis C. Carkin, Geluksdroef. - Gustaaf D'Hondt, Illusies. |
|
Nederland, Des. o.a.: Virginie Loveling, Stoombootindrukken. - J. van Dijck, Erfgenamen. - Jan van der Moer, ‘De Goede Verwachting’. |
|
Tijdspiegel, Des., o.a.: Piet Vluchtig, Een vlinder over de Nederlandsche lettergaarde, (ten Brink - de Beer, Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XIXe eeuw). |
| |
| |
Boon's Geïllustreerd Magazijn, Des. o.a.: Wilhelm Meyer-Forster, Bij de Wedrennen. - Edm. Rostand, Het Aadlaarsjong (Drama). |
|
Dietsche Warande en Belfort, o.a.: A. Siffer, Frans de Potter. - Leo van Puyvelde, Albrecht Rodenbach's handschriften van ‘Gudrun’. |
|
Tijdschr. Ned. Taal en Letterk. XXIII, 3 en 4. J. Prinsen J Lzn., Bronnen voor de kennis van leven en werken van Jan van Hout, II. - W.Z., Trouwen met Juffer Catalijn. - J. Verdam, De rijmen in Maerlant's ‘Historie van Troyen,’ II; Naschrift. - Jos. Schrijnen, Gutturaal-sigmatische wisselvormen. - A. Beets, Ketelaar. - J. Verdam, Quadie, Quadiën. |
|
Noord- en Zuid, Des. o.a.: J.C. Ter Gouw, Geld in de Appelen. (Eene numismatische Studie, bijdrage tot de verklaring van Bredero. - J.C. Groothuis, Na te laten zien. |
| |
Nieuwe boeken.
Wijnandts Francken, Drie Aesthetische Studien. De beteekenis der kunst - Kunstschepping en kunstgenieting - Het lachen in het komische. |
f 1,25 |
Boudier-Bakker, Wat komen zal. |
f 2,90, geb. f 3,50 |
Falkland. Kleine verschrikkingen. |
f 2,25 |
Lion Cachet (Jan), Van Drie Jongens in Zuid-Afrika. |
geb. f 1,25 |
Vermeylen, Verzamelde Opstellen. |
f 2,90 |
Meester (J. de), Over het leed van den Hartstocht. |
f 2,25 |
Stijn Streuvels, Dorpsgeheimen, 2 dln. |
f 5, - |
Kieviet, Okke Tannema. |
f 2,40 geb. f 2,90 |
|
-
voetnoot1)
-
Rerum Burgundicarum libri. Vierde boek op 't einde, ed. Antwerpen 1583, bl. 150.
-
voetnoot2)
-
Tijdschrift v. Ned. Taal en Lettk. I, 100.
-
voetnoot3)
- Foutief geeft Reinhold Köhler, Kleinere Schriften (I, 68) 4, 8.
-
voetnoot4)
- Eén der 10 ‘goede boerden’ uitgeg. door Dr. Verwijs. Zie Tewinkel, Ned. Lettk. I. 459, noot 4.
|