Kleinigheden.
XLI.
De omgangstaal in Mekka.
Veel trekt in den vreemde de aandacht dat thuis over 't hoofd wordt gezien. Wat is er niet gefabeld over de dichterlike sprake van het Oosten, de bloemrijke taal van dat volk met zijn opgewekte verbeelding. Een volk van louter dichters.
Bij ons spreekt het volk gewoon, alledaags!
Dat ook onze omgangstaal vol zit met fossiele dichterlikheid, nu ja, dat weet men in 't eind wel, maar men denkt er niet altijd zo aan.
En daar in het Oosten lopen de dichters zo maar over de straat nú nog; àllen drukken zich daar uit in beeldrijke spraak.
Daar komt een Nederlander die het Oosten, land en volk, kent door aanschouwing en ondervinding, zo nauwkeurig als bijna geen ander Westerling. Wellicht is ook hij van huis gegaan met het geloof aan de dichterlikheid van wat hij horen zou uit de mond van allen met wie hij verkeert op straat en in huis en - door kleding, spraak, gewoonten vermomd - tot in hun moskeeën toe. Hoor echter wat hij ervan te vertellen heeft:
‘Die Massen von Geberden und sententiösen Ausdrücke (dictons), ich meine Redensarten welche jedermann bei gleichartigen Empfindungen in gleicher Weise gebraucht, waren mir in der Mekkanischen Gesellschaft ungeheuer auffallend. Ich möchte fast sagen, ein Drittel des Gesprochenen wird von den Mekkanern nicht in neugedachter oder neugebildeter, sondern in hergebrachter Form geäussert. Natürlich sind Sprichwörter zahlreich, aber die “dictons” sindt zahllos!’ (Dr. C. Snouck Hurgronje Zeitsch. der Deutschen Morgenl. Gesellsch. XL: 366).
Net als bij ons aan de lauwe Westerstranden praat men de dichters, en elkander! - na, in de landen waar de zon ontwaakt. Te horen dat het daar zo is kan ons intussen weer wat helpen in het bedenken hoe het hier is - en wel overal wezen zal.
U.
P.H.M.