Taal en Letteren. Jaargang 13
(1903)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 475]
| |
Boekaankondiging..XX. Lustighe Historien oft Nieuwicheden Joannis Boccatii, van nieus overgheset.... deur D. Coornhert. Uitgegeven en van letterkundige aanteekeningen voorzien door Dr. G.A. Nauta. (Groningen, P. Noordhoff, 1903).Met een enkel woord wil ik de aandacht van de lezers van Taal en Letteren vestigen op deze uitgave, waarmede Dr. Nauta onze dank heeft verdiend. Hij heeft twintig van de vijftig door Coornhert vertaalde novellen zorgvuldig afgedrukt, en ter toelichting bijeenverzameld wat de verschillende geleerden die zich met de, in de Decamerone behandelde, stof hebben beziggehouden, daaromtrent hebben gevonden. In zijn Voorbericht drukt hij de wens uit, dat dit boek slechts een begin moge zijn: ‘moge het gevolgd worden door een tweede en meer, zoodat de volledige vertaling van Coornhert en Van Breughel mettertijd weer het licht ziet.’ Wij sluiten ons van harte bij die woorden aan. Want Coornherts vertaling is inderdaad een hoogst merkwaardig werk. Dat hij het, naar alle waarschijnlikheid, uit het Frans, en niet uit het Italiaans, vertaald heeft, doet weinig af aan de waarde die zijn boek voor ons heeft. Want wij zien er vooral een gedenkstuk in van het nederlands proza uit de 16e eeuw, en wij bewonderen de kracht en de zuiverheid van Coornherts taal. Vreemde of verhollandste woorden zijn zeldzaam bij hem; en toch vervalt hij niet in een overdreven en schadelik purisme, evenmin als hij de ‘zuiverheid’ van zijn taal verkrijgt ten koste | |
[pagina 476]
| |
van de natuurlikheid. Hoe verre zijn wij van het gekunstelde proza van Hooft! De zinsbouw is doorzichtig, en aan gallicismen maakt Coornhert zich niet dan hoogst zelden schuldig (ik merkte op: ‘van heden af in drie dagen’)Ga naar voetnoot1). De verdiensten van C. als oorspronkelik schrijver, komen ook in deze vertaling ten volle tot hun recht. Ik geloof dat Dr. Nauta goed gedaan zou hebben met aan Coornherts taal enige bladzijden te wijden; mij dunkt, een nauwkeurige vergelijking met het proza dat C.'s tijdgenoten schreven, zou aan deze herdruk grotere waarde hebben gegeven. Maar misschien wacht de uitgever daarmede tot hij de volledige tekst laat drukken. Hoe nuttig de bibliografiese en andere toelichtingen ook zijn, het hoofddoel - ik herhaal het - van deze herdruk is toch een bijdrage te geven tot de geschiedenis van de nederlandse schrijftaal, en daarom is het vooral zaak Coornherts betekenis als prozaïst te schetsen; een aantrekkelike taak, die Dr. N. zeker aangename ogenblikken zal bezorgen. Tevens zou ik de schrijver dan willen verzoeken de interpunktie niet meer te ‘vernieuwerwetsen’. Waartoe dient het, ons zonderling interpunktiesysteem in plaats van het oude te brengen? Als het nog het franse systeem was! Maar zelfs dan zou ik de voorkeur aan een nauwkeurige reproduktie van het oorspronkelike werk geven. Bij het doorlopen van de Aanteekeningen trof mij (p. 153) dat als Dichter van Guillaume de la Barre ‘de Castelnaudry’ (lees: Castelnaudari) wordt aangegeven, alsof dat een soort achternaam was; hij heette Arnaut Vidal, en was afkomstig uit C. Verder, dat de dichter van de Roman de la Violette ‘Gybers’ in plaats van ‘Girbert’ wordt genoemd. Leiden. J.J. Salverda de Grave. |
|