Taal en Letteren. Jaargang 13
(1903)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
De beste uitspraak in vreemde talen.
| |
[pagina 211]
| |
mutandis op al die andere talen van toepassing is wat we al hiervoor, als 't juiste kriterium voor 't Nederlands hebben leren kennen en ik meen dat dit al blijken zal uit de enkele verstrooide opmerkingen, die ik hier tot steun van mijn opvatting heb kunnen bijeenbrengen. Van een sistematies onderzoek van al die verschillende talen kan hier uit den aard der zaak geen sprake zijn, - wat hieronder volgt is inelkgeval meer dan wat er in de meeste fonetiese handboeken over staat, waar in de regel 'n enkele terloopse opmerking 't enige is wat men er over vindt. En dikwels bevat dan zulk 'n opmerking noch een tegenstrijdigheid, - 'n menging van gezichtspunten, - als waar b.v.Ga naar voetnoot1) Trautmann in zijn ‘Kleine Lautlehre des Deutschen, Französischen und Englischen’ beweert dat 't beste Frans ‘bei den gebildeten der stadt Paris’ te vinden is. Hier wordt dus 't gezichtspunt van de kultuurtoestand van de spreker en het geografiese gezichtspunt naast elkaar aangegeven op een manier die - de lezers van de vorige studie en van deze zullen zien waarom - als een door elkaar-halen te beschouwen is. Om met Frankrijk te beginnen, - daar is, ook met 't oog op de taal - een grotere centralisatie op te merken, dan men verwachten zou als men de grootte van 't land in aanmerking neemt. Natuurlik heeft hiertoe in de eerste plaats 't prestige van Parijs bijgedragen. Een uitspraak die zich in een centrum als Parijs ontwikkelen zal, kan uit den aard der zaak niet ‘lokaal’ worden in de zelfde zin als die van het een of ander dorp. De statistiek wijst dan ook uit dat percentsgewijs 't getal van hen die in Parijs wonen, maar daar niet geboren zijn, ongemeen hoog is. De vraag wat de Fransen zelf als de beste uitspraak beschouwen kan gemakkeliker beantwoord worden dan voor 'n andere taal en wel omdat Thurot de opienies van alle | |
[pagina 212]
| |
verdere grammatici hierover verzameld heeft. Koschwitz heeft er 'n uittreksel uitgeleverd en er bij wijze van supplement enige nieuwere bij gevoegdGa naar voetnoot1). Daaruit blijkt dat er bij alle verschil van opienie toch enigheid is in dit opzicht dat Parijs als de zetel beschouwd wordt van 't fijnste Frans. Dikwels - vooral in royalistiese tijden - wordt de taal van 't hof spesiaal genoemd, - dikwels de hogere rechtsgeleerden-wereld. Heel veel hoort men ook over de uitspraak van de ontwikkelden - ‘les honnêtes gens de la Capitale’ of ‘la bonne compagnie’. Vele schrijvers geven deze kriteria naast - d.w.z. zie boven: door - elkander aan: ze schijnen dus niet ingezien te hebben dat er een keus gedaan moést of kón worden tussen die verschillende kriteria; toch treft men hier en daar een uitdrukking aan die bewijst dat, wat aan de waardering ten grondslag ligt, iets is dat vrij wel met mijn definietie van de algemene taal overeenkomt; b.v. waar reeds Fabri (1521) een algemene uitspraak aan schijnt te nemen die boven de barbaarse dialekten staatGa naar voetnoot2) of wanneer Palsgrave (1530), alhoewel hij beweert de Parijzenaars en hun onmiddelike buren te volgen, er toch aan toevoegt dat alle hogere ambtenaren waar ze ook wonen uitstekend Frans spekenGa naar voetnoot3). Hindret (1687) geeft de reden aan waarom de uitspraak van het hof zozeer de aandacht verdient: ten eerste omdat de koning de taal zo spreekt, maar ook omdat aan 't hof juist de voornaamste lui uit de provincien bij elkaar komen die veel zuiverder spreken dan de mindere man uit hun streek en dat die elkaars uitspraak over en | |
[pagina 213]
| |
weer ‘afslijpen’Ga naar voetnoot1). In de 19de eeuw gaf Lesaint 't volgende antwoord op de vraag hoe men de grootsmogelike reinheid bereiken kon: ‘evitez avec soin l'accent provincial’. Andere zullen u vertellen dat de beste uitspraak te vinden is bij Fransen uit 't Zuiden die in Parijs zijn gaan wonen en daar hun provinsiale uitspraak kwijt zijn geraakt; of wel dat men best in Parijs geboren zijn kan en toch even slecht spreken als in Marseille of BordeauxGa naar voetnoot2). Al deze en dergelijke uitingen schijnen mij er op te wijzen dat mijn definietie van wat een algemene taal is, ook op Franse toestanden past. Men vergelijke noch wat Passy zegt over een ‘nationaal dialekt’ of ‘landstaal’, een dialektvrij Frans, dat niet zeer sterk afwijkt van de uitspraak van een beschaafd Parijzenaar en dat meer verdient bestudeerd te worden dan welk (lokaal)dialekt ookGa naar voetnoot3). Van de drie grote kultuurlanden is Duitsland datgene, waar de toestanden 't ongunstigst lagen voor de ontwikkeling van een werkelik algemene uitspraak. Polieties gesproken was 't land zeer lang gesplitst in een massa kleine staatjes, elk met zijn centrum. Een grote werkelike hoofdstad bestaat eigelik eerst sedert 1871 en zelfs nu is Berlijn niet de hoofdstad van dat grote deel van de duitssprekenden die bij Oostenrijk horen. Hierbij komt noch 't dialektverschil, van ingrijpende aard, tussen de hoogduitse en de nederduitse dialektgroep. Naast 'n sterk-ontwikkeld gevoel voor ‘das grosse Vaterland’, heeft ook 't lokaalpatriotisme zich in Duitsland doen gelden en wel meer dan in andere landen. Als dit zich dan op taalgebied openbaart, zo dat ieder de uitspraak uit zijn buurt voor de beste houdt, kan men best begrijpen dat menig Duitser er toe komt eenvoudig een ieder aan te bevelen te spreken ‘wie ihm der Schnabel gewachsen ist’ en dus in | |
[pagina 214]
| |
't geheel geen uitspraak te erkennen die werkelik voor iedereen tot voorbeeld zou moeten en kunnen dienen. Sommige hebben daarentegen 'n plaatselike uitsprak als voorbeeld op willen stellen. Zo is 't 'n wijd en zijd verbreide opvatting dat 't beste Duits in Hannover gesproken wordt. Dit hoort men meer noch in 't buitenland dan in Duitsland zelf, waar men tegen de Hannoveraanse eigenaardigheden al evenveel objectie heeft als tegen die van een andere streek. 't Is zo goed als zeker dat dit idee uit Engeland stamt, waar de Hannoveraanse Dynastie - van de Georges - dit deel van Duitsland een prestige gegeven heeft dat 't anders wel niet gekregen zou hebben. In de laatste tijd heeft men de Berlijnse uitspraak - en dit zeker te recht - meer en meer op gelijke voet willen stellen met die van Parijs en LondenGa naar voetnoot1), - zo veel schijnt zeker dat Berlijnse eigenaardigheden zich al meer en meer over geheel Duitsland verspreidenGa naar voetnoot2). Toch zullen er nog maar betrekkelik weinige in Duitsland gevonden worden die voor de Berlijnse uitspraak stemmen, - de meerderheid zal daarentegen, hij gemakkelik krijgen die met een algemene uitdrukking de beschaafde uitspraak in Noordduitsland als norm opstelt. En veelal hoort men daaraan toevoegen - als iets dat bizonder voor deze taal als voorbeeld pleit - dat er op deze manier een kompromis tot stand gekomen is tussen Noord- en Zuid-Duitschland: 't Zuiden heeft de hoogduitse woordvormen geleverd en Noord-Duits- | |
[pagina 215]
| |
land de klank-vorm; dit ‘hoogduits in de mond van een nederduitser’ wordt dan in de regel vergeleken met 't bekende italiaanse: lingua toscana in bocca romana.’ In die formules zie ik een erkennen - althans tot zekere hoogte - van 't feit dat 't juist op de dialektuitwissing aankomt, - en op het daarmee gepaard gaande zich vrijmaken van, - zich ontdoen van plaatselike eigenaardigheden. Men prijst door die italiaanse formule b.v. niet 't toscaans zooals een geboren Florentijner dit spreekt, maar zo als dit gesproken wordt door iemand die er van buiten af inkomt en die zich van zijn eigen dialekt ontdoen kan zonder geheel en al in 't Toscaans (in engere zin) op te gaan. Voor Noord-Duitsland komt er noch iets bij. Zuid- en Midden-Duitsland waren in een massa kleine staatjes verdeeld, de ambtenaarstand daar had zo goed als altijd zijn opvoeding ter plaatse zelf gekregen en leefde daarna, bijna zonder uitzondering, in de nabijheid van hun geboorteplaats, waardoor ze veel minder aan de verleiding blootstonden, zich onder de invloed te laten brengen van de uitspraak van andere streken. Daarentegen was de toestand in Noord-Duitsland geheel anders ten gevolge van 't steeds zich ontwikkelen van Pruisen. ‘Nooit komt 'n ambtenaar tot rust, steeds moet hij van Oost naar West verhuizen of omgekeerd. Zijn kinderen moeten soms, gedurende hun schooljaren, drie of zelfs meer keren van verblijfplaats veranderen. Overal horen die de menschen anders spreken dan ze zelf spraken, - wegens hun dialekteigenaardigheden worden ze uitgelachen en uitlachen is de best werkende kritiek.... Een overal gelijkworden van de uitspraak, zoals in Pruisen, is in een kleine staat niet mogelik, waar alles op zo veel kleiner schaal geschiedt’Ga naar voetnoot1). Palleske noemt de taal, die op deze manier ontstaan is, dan ook: amtenaarsduits. Ook de toestanden in de teaterwereld werkten in dezelfde | |
[pagina 216]
| |
richting. In Duitsland reizen de toneelspelers veel meer dan in Engeland of Frankrijk. En moet zoo'n troep dan eens hier, dan eens daar spelen - toch moeten ze trachten overal even goed verstaan te worden. 't Personeel van zulk een troep wisselt steeds, en de akteurs die uit verschillende streken stammen, zijn door hun posietie in een veel inniger samenleven met elkaar verbonden dan in de regel in enige andere standGa naar voetnoot1) mogelik is. Merkwaardig is 't dan ook niet dat er zich een ‘Bühnendeutsch’ ontwikkelde, bijna geheel vrij van dialekt eigenaardigheden en dat men in Duitsland meer dan in andere landen deze teater-uitspraak als voorbeeld voor ‘de’ goede uitspraak aangehaald vindtGa naar voetnoot2). Als TrautmanGa naar voetnoot3) dit met Berlijns identificeert, veroorloof ik me dit zo op te vatten, dat 't niet wijst op 't tooneel dat zich na Berlijn gericht zou hebben, - ook niet dáárop dat de Berlijner zich naar de toneel-uitspraak richt, maar dat 't feitelik dezelfde omstandigheden - op taalgebied - zijn, nl. 't met elkaar in innige aanraking komen van mensen uit verschillende streken - die in dezelfde richting gewerkt hebben in de teater-wereld zo wel als in de hoofdstad, welke, zo als we zagen ook al 't centrum was voor 't beambtenduits. Ook zij, die gewoon zijn, zelfs vrij sterk-geprononceerde dialekteigenaardigheden op de voorgrond te doen treden, leggen die af, - trachten altans dit te doen, wanneer ‘vertreter verschiedener gegenden Deutschlands zusammen- | |
[pagina 217]
| |
treffen’Ga naar voetnoot1). Maar dan moet 't ook duidelik zijn dat in Duitsland dezelfde faktoren aanwezig zijn - en in de toekomst in noch sterkere graad aanwezig zijn zullen - die tot het ontstaan leiden van een algemeene taal, - vrij van plaatselike eigenaardigheden. En niet weinige, taalvorsers zo wel als leken, zien dan ook in een ‘dialectfreies deutsch’ 't ideaal waarna gestreefd moet worden, - al moeten ze dan ook toegeven dat 't aantal van hen die nu al ‘dialektvrij spreken’, geringer is dan in andere landen, b.v. in FrankrijkGa naar voetnoot2). Wat Engeland betreft, - men zou een lange reeks van schrijvers kunnen aanvoeren volgens welke de uitspraak van 't Zuid Engels als voorbeeld genomen moet worden, - terwijl er misschien even veel zijn die de uitspraak van Londen - dus maar een spesiaal soort van Zuid-Engels aanbevelen. Dit zou opgevat kunnen worden als of mijn definietie dus voor deze taal niet gold. Zo b.v. al Puttenham (Art of Engl. Poesie, 1589): ‘Ye shall therefore take the usual speech of the court, and that of London and the shires lying about London within sixty miles and not much above.’ Uit de moderne tijd citeer ik Ellis, Early English Pronunciation, V, 236: The habit of speech among | |
[pagina 218]
| |
educated classes in London may be looked upon as the basis of ‘received speech and pronunciation’. Sweet (Primer of Spoken English, Preface) vertelt ons dat hij wil schilderen: ‘the educated speech of London and the district round it - the original home of Standard English both in its spoken and literary form.... After London English had become the official and literary language of the whole kingdom, it was natural that the same dialect in its spoken form should become the general speech of the educated classes and that as centralisation increased, it should preponderate more and more over the local dialects.’ Joseph Wright schrijft in zijn uitstekende Grammar of the Windhill Dialect (VII) ‘met dit doel - ter vergelijking met zijn dialektvormen - heb ik als Standaard van Engelse literaire uitspraak, - het klanksisteem van Sweet's Primer of spoken English aangenomen, - dat de gewone algemene uitspraak van de beschaafde man uit 't Zuiden van Engeland vrij zuiver weergeeft’. Naast deze en dergelijke opvattingen die de uitspraak van 'n bepaalde streek of stad als ‘de’ goede schijnen aan te bevelen, staan er andere die feitelik 't tegenovergestelde zeggen. Niet alleen kan men veelal de Londense uitspraak met 't epitheton afschuwelik versierd vinden, maar er zijn schrijvers die de beste Engelse uitspraak definieren op 'n wijze die al vrij sterke overeenkomst vertoont met die welke wij nu hierboven al verschillende malen hebben geformuleerd. Zie b.v. Lloyd in de Phonetische Studien VI, 106: ‘The best English is spoken bij the best-educated English Society: and that is quite as much Northern as Southern’ en zie vooral wat dezelfde schrijver zegt in de ‘Neueren Sprachen, III, 245: “The time is gone by when any geographical standard of good English was possible. The best English is that which avoids vulgarities of every class and gives the fewest signs of locality. Careful speakers naturally strive to divest themselves of vulgarisms and localisms. Hence there is a continual assimilating tendency in the pronun- | |
[pagina 219]
| |
ciation of careful speakers - a tendency which never quite fulfils itself, but which nevertheless is now the actual, if imperfect, standard of correct English speech.” Hij vertelt dan verder hoe hij eens iemand ontmoette die bizonder netjes en zuiver sprak en die uit Toronto in Canada bleek te stammen. Die verbaasde Lloyd door te vertellen dat, naar zijn mening, de planters in de zuidelike staten “the most uniformly good English” spraken dat hij ooit gehoord had. De Londense uitspraak stond daarentegen bij hem niet zeer hoog aangeschreven: “most of them did not talk; they gabbled. Never theless there was a minority of Londoners whose English was admirable, but the test by which be recognised these admirable speakers was his own inability to detect that they came from London There can be no doubt that if the English world were polled to-morrow; it would affirm with practical unanimity that not localism, but the absence of localism is the test of good English, and that there is, infact, a much closer agreement between careful speakers of English all over the world than there is among the more or less educated, but more or less careless speakers of any given locality.” Evenzo, - maar niet zo volkomen duidelik, zegt Bell (Essays and Postscripts 134 en 173): It should be impossible for a hearer to predicate from an orator's delivery either his province or his profession’ en ‘dialects are out of place in all public life. Our Standard literature has no dialects, neither should our Standard speech have any’. Deze twee gezichtspunten schijnen vrijwel tegenover elkaar te staan en toch is 't misschien niet onmogelik ze ‘onder een hoedje te vangen’. Men mag n.l. niet uit 't oog verliezen dat dezelfde invloeden zich in Engeland hebben doen gelden als op andere plaatsen, - dat er in de bevolking van Londen al evenveel ingeborenen en vreemde door elkaar wonen als in andere hoofdsteden, - feitelik bij de enorme uitgestrektheid veel meer. 't Hof, 't parlement, 't gerechtshof, - de handel, de teaters, alle soorten van onderwijs | |
[pagina 220]
| |
inrichtingen, - 't literaire leven, - dit alles heeft reeds gedurende een paar eeuwen in Londen zelf samengebracht alles wat de andere delen van 't land op zulk gebied voor beste krachten hadden, zo dat daar de beste voorwaarden aanwezig waren voor 't afslijpen van lokale eigenaardigheden. Ook bevinden zich in de middelike of onmiddelike nabijheid van Londen juist die grote inrichtingen van onderwijs waar de jongelui uit alle streken van 't land heen stromen, - de grote public schools Eton, Harrow, Rugby, - en de universiteiten van Oxford en Cambridge niet te vergeten. Feitelik is dus wat men de uitspraak van de beschaafden in Londen of Zuid-Engeland noemt, 't product van zulk een afslijping, - zulk een afschaving, - zulk een ‘be’schaving, - met verlies van plaatselike uitspraak-eigenaardigheden. Uit de proeven die Ellis, Sweet en andere geven, kan men dan ook zien dat wat zij als voorbeeld geven, juist die niet-lokaal-gekleurde uitspraak is. Als nu Sweet en zijn navolgers dit ‘de beschaafde Londense uitspraak’ genoemd hebben, hebben ze door die naam alléén hun zaak meer kwaad gedaan dan door iets anders. Op zich zelf al ziet elke fonetiese omschrijving er voor de leek, wat vulgair uit, - maar die indruk van vulgariteit wordt in dit geval - zeer ten onrechte - versterkt door die uitdrukking ‘Londenerdialekt’. Hierbij is n.l. 1o. op te merken dat hier 't woord dialekt voor de taalvorser niet anders dan ‘taal’ in 't algemeen betekent - terwijl menigeen hieraan onwillekeurig de voorstelling verbindt van de min of meer verachtte uitspraak van de mindere man (patois). Ten tweede bestaat er werkelik een spesiale Londense uitspraak die alléén daar te vinden is, maar alleen bij die mindere man. En zo kan men zich de verwarring verklaren - al is die dan ook niet geheel en al te verontschuldigen - dat het dit vulgaire Londens zijn zou dat Sweet en de anderen als voorbeeld opgevenGa naar voetnoot1). Op de taal van de mindere | |
[pagina 221]
| |
man van buiten ziet de ‘beschaafde’ man al vrij laag neer, - noch veel meer daarentegen op de vulgaire taal in 'n stad, - in dit geval op de zogenaamde Cockney-uitspraak. Lloyd (Neuere Sprachen, III, 245) geeft als reden hiervan op dat het laagste stratum van de bevolking van 'n grote stad, betrekkelik veel meer vulgair is dan de korrespondere laag op 't land. Als dit juist is, dan is daarom 't eigenlik lokaal-Londens veel verder van de ‘Standard English Pronunciation’ verwijderd, - zelfs al is dit laatste feitelik op Londens grondgebied gebleven. Er zijn consideraties die er op wijzen dat 't dit ‘hoog-engels is, dat, feitelik ontstaan in 't zuidelike midland, nu meer of minder bewust erkend wordt als standaard voor alle Engelssprekenden, - dit hoog-engels dat dus ontstaan is door afslijping, - afschaving van plaatselike eigenaardigheden. Men luistere b.v. naar de uitspraak van Schotten uit de betere standen aan wier uitspraak men hun noordelike oorsprong noch kan herkennen. Bij de een zal men dit, - bij de ander zal men dat punt van verschil opmerken met de spreekwijze uit hun streek. Maar in die punten zullen ze altijd de Zuid-Engelse algemene taal naderkomen. - Een Amerikaan komt er in de regel niet licht toe te erkennen dat Engeland of in 't bizonder Londen als voorbeeld van uitspraak voor Amerika te dienen heeft. Vergelijkt men nu 't Engels van een Amerikaan die in Londen woont, met dat van een die buiten Engeland, in Europa, huist, dan zal men de opmerking kunnen maken dat men bij de laatste de Amerikaanse eigenaardigheden beter bestuderen kan dan bij de eerste, aangezien ze hier veelmeer verdwenen zijn. Want zelfs na een kort opont- | |
[pagina 222]
| |
houd in Londen tracht menig Amerikaan daar Amerikanis men te ontgaan, omdat hij er niet op gesteld is door zijn uitspraak als Amerikaan herkend te wordenGa naar voetnoot1). - En op vele plaatsen kan men van Engelsen lezen, die in Australië geweest zijn, dat daar de uitspraak, zelfs van de mindere man, veel zuiverder is dan b.v. in Lancashire. De reden hiervan is natuurlik niet dat, op zich zelf beschouwd, de kultuur daar hooger zou staan dan in 't moederland, - maar wel dat er juist in de kolonien een massa mensen van verschillende streken uit 't moederland samen gekomen zijn, wat 't afslijten van plaatselikheden in de uitspraak bevorderd heeft. Vergelijk ook wat de Amerikaan Emerson (History of the English Language, 109) zegt: Spoken English throughout America is more uniform among all classes, there being no such strongly marked dialects as in England. Tenslotte voer ik noch een paar uitingen aan van kompetente opmerkers, die voor mijn opvatting schijnen te pleiten, al leggen zij 't zwaartepunt van hun redenering ook misschien ergens anders dan ik. Miss Soames schrijft (Phon. Stud. V. 230): ‘the pronunciation of cultivated Southerners.... is rapidly becoming the pronunciation of cultivated Englishmen.... Northerners under forty years of age who mix in good society have, as a rule, dropped all those characteristics of northern speech, enumerated bij Dr. Lloyd, except that they distinguish between the vowels in path and in father. En Johan Storm zegt (Engl. Philol. 23): ‘Die gebildete englische aussprache ist nicht so einheitlich wie die französische wo sich alles nach Paris richtet, aber weit einheitlicher als die deutsche.... dass die aussprache der höheren stände im ganzen mit der gebildeten | |
[pagina 223]
| |
Londoner aussprache übereinstimmt, und der umstand, dass die aristokratie güter und wohnhäuser rundum im ganzen land besitzt, wo sie einen grossen teil des jahres zubringt, mächtig dazu beiträgt, die süd-englische aussprache stets weiter zu verbreiten. Während man früher bei Schotten immer nur die rein schottische aussprache hörte suchen jetzt nicht wenige sich die südenglische aussprache anzueignenGa naar voetnoot1). En nu noch een enkel woord over de drie Skandinaviese TalenGa naar voetnoot2). Denemarken is 't land waar de ontwikkeling van een algemene taal misschien de minste moeilikheden in de weg zijn gelegd. En wel doordat de omstandigheden zo gunstig lagen voor wat uit dit oogpunt 't enige is waar 't op aankomt n.l. een intensief verkeer; politieke eenheid, - de geringe uitgestrektheid van 't land waar geen bergen of andere natuurlike grenzen verschillende deelen van 't land van elkaar afsloten. Verder maar één werkelik grote stad, - en die stad was natuurlik aangewezen als 't enigste centrum van 't hogere intellektuele leven, - voor de kunst en voor de handel. Hoe minder die toestanden in andere landen voorkomen, - des te minder duidelik zal die algemene taal zich van de dialekten onderscheiden. Veel minder gunstig staat 't daarmee b.v. in Zweden. De grote uitgestrektheid van 't land, - enorme stukken die niet of slecht bevolkt zijn - 't feit dat naast Stockholm - waar pas sedert korte tijd een hogeschool is (en noch maar wel met 'n enkele faculteit) Upsala met zijn eeuwenoude Universieteit staat en Göteborg, een sterk concurrerend handelscentrum - dit alles kontrasteert in 't oog- | |
[pagina 224]
| |
vallend met Denemarken. Een algemene taal heeft zich dus daar noch niet kunnen ontwikkelen en voor iemand die geen leek in 't vak is, is 't gemakkelik aan de uitspraak van 'n Zweed te herkennen uit welke provinsie hij is. Maar 't gaat hier als in Nederland, wat niet in werkelijkheid als afgesloten geheel bestaat, bestaat (en in geringere mate is dit feitelik overal zo) als ideaal waarna men zich richt, - onbewust! Er bestaat ook in Zweden een - alweer onbewust - streven in de richting van een interprovincieel Zweeds. Volkomen juist is dit opgemerkt door Sweet (Sounds and forms of spoken Swedish, bl. 460.) “The Swedes themselves often say that they have no riksspråk or standard language, and it is certain that there is much less uniformity among educated Swedes than there is among educated Englishmen (excepting Scotchmen). It is however, clear that the mere fact of educated Swedes from the most remote provinces being able to communicate with one another, while the peasants of the same provinces would not be able, perhaps, to understand a word of each other's speech, proves that there must be some common standard at which all educated speakers aim, and the fact that their pronunciation still retains enough dialectal peculiarities to betray their locality merely shows that they have not succeeded in their attempt.” Veel meer moeilikheden zelfs dan in Zweden, staan er in Noorwegen in de weg voor de ontwikkeling van een algemeen Noors. Door politieke gebeurtenissen werd de geleidelike ontwikkeling van 't Noors op 'n onnatuurlijke manier afgebrokon, eerst door de vereniging met Zweden en Denemarken, toen 't Zweeds domineerde, toen - en vooral sedert 't begin van de 16de eeuw, toen Denemarken Noorwegen politiek en daarna ook intellektueel op sleeptouw nam. Gedurende die lange winterslaap van ongeveer drie eeuwen werd Noorwegen door Deense amtenaren overstroomd, werd 't op zoo'n verdere trap van ontwikkeling staande Deens in Noorwegen ingevoerd en verdrong 't oorspronkelijke Noors | |
[pagina 225]
| |
in die zin, dat 't alle mogelike eenheidskiemen toen verstikte, waardoor naast - of zo men wil, onder - dit sterker en sterker Noors getinte Deens, alleen maar onder elkaar afwijkende Noorse dialekten bleven leven. Pas sedert een 70-tal jaren, - kort na de afscheiding van Denemarken, in 1814 - is 't Noors bezig zich van Deense invloed vrij te maken. En een centrum is er ook pas sedert korte tijd, - n.l. Kristiania, - maar Bergen en Throndjem, om geen andere kleinere steden te noemen, domineren veel meer dan de kleinere steden in andere landen. Ook is de percentage van de in die steden wonende bevolking in vergelijking met die op 't platteland zeer gering (28,49% tegen 71,51% op 3 Des. 1900). Daar komt noch bij - in dit opzicht is de toestand in Noorwegen enig - dat er naast dit meer en meer Noors getinte Deens, sedert 'n betrekkelik korte tijd 'n “ander” Noors zich op de voorgrond heeft weten te werken, waardoor de ontwikkeling van 'n op 't Deens-Noors gebaseerde algemene taal zéér sterk wordt tegengegaan. Dit is 't zoogenaamde “Landsmaal”, - eigelik de Landstaal, - een op de oorspronkelike, nooit uitgestorven Noorse dialekten gegrondt uittreksel - ik weet er geen beter woord voor - uit diezelfde dialekten, - dat sedert enkele jaren, officieel als “Noors” in de scholen ingevoerd, 'n enorme vlucht heeft genomen. Als dan ook geleerden als Jespersen, Storm en andere ons vertellen, dat er, ook in Noorwegen 'n algemeene taal “zich bezig is te vormen” dan zal zeker 'n taalvorser niet vlakaf willen of durven ontkennen, dat dit misschien wel 's komen zal, maar dan zal hij er de opmerking aan toevoegen dat de kiemen er van op dit oogenblik zo gering zijn, dat er 'n fonetiese reuzenteleskoop voor nodig is om die nu al in voldoend aantal te ontdekkenGa naar voetnoot1). Men bedenke ten slotte dat de natuurlike toestanden, - hoge bergen, moeilik of soms niet te passeren, - en onmetelike, onbegaanbare bergvlakten - | |
[pagina 226]
| |
het verkeer hier noch meer bemoeiliken dan in Zweden. Vatten we al 't voorgaande samen dan zullen we, geloof ik, tot de konkluzie komen dat de hier verdedigde opvatting van wat 'n algemene taal eigenlik is, ook door de studie van de taaltoestanden in andere landen gesteund wordt. Die studie toont nl. dat zulk een taal ontstaat en alleen ontstaan kan, door intensief verkeer tusschen de bevolking van de verschillende delen van een land. Men kan gerust blijven voortgaan in verband hiermee, van “de beschaafde klasse”, of van 'n centrum te blijven spreken waar b.v. 't beste Nederlands gehoord wordt. Als men maar bedenkt dat dit niet is omdat, doordat iemand zijn geest ontwikkelt - de meest intellectuele kan allergemeenst spreken - of doordat iemand in die plaats woont, - maar alleen omdat, doordat er op die plaats - Utrecht, om een voorbeeld te nemen, - zooveel lui, vooral uit de beschaafde klasse van alle kanten van Nederland samen komen dat vele eigenaardigheden daar afgeslepen zijn. Zeer interessant is wat ik al vroeger van Lloyd citeerde: The time is gone by when any geographical standard of good English was possible,’ - en uit Sweet dat Londen de ‘original home’ zou zijn van 't besproken en beschreven ‘best English’, - nu, nu er zo oneindig veel gereisd wordt, is dit niet meer op een bepaalde plaats te vinden. En de reden waarom zulk een algemene taal voor te trekken is boven de andere dialekten van die zelfde taal ligt wel voornamelik daarin, dat die 't gemakkelikst in alle delen van 't land verstaan zal worden. |
|