Taal en Letteren. Jaargang 12
(1902)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 481]
| |
Een onuitgegeven samenspraak van Bilderdijk.In de zomer van 1805 zagen te Brunswijk bij Reichard enige rechtsgeleerde verhandelingen van de balling Bilderdijk het licht, onder de titel Observationum et Emendationum liber unusGa naar voetnoot1) Die uitgaaf was voor het grootste deel bezorgd door de staatsraad von Zimmermann, die Bilderdijk een genoegen hoopte te doen. De goede bedoeling werd op prijs gesteld; maar de uitvoering van het plan bezorgde de schrijver van de Observationes et Emendationes heel wat ergernis. Vooreerst had Zimmermann niet het beste uit de kollektie gekozen. Dàt zou nu nog te dragen geweest zijn, want ook het niet-beste was altijd nog goed. Maar hoe allerakeligst was de uitgaaf verzorgd! Het werk werd slordig, met lelike letter, gedrukt op ‘erger dan kommenypapier’. Die ‘jammerlyke moffen!’ Ze konden ook niets. Trouwens niet te verwonderen van bewoners van het ‘domst en geestloost land’. 't Was daar alles even achterlik. Wetenschap achterlik, achterlik kunst. Kunst? Van Duitse poëzie behoorde ‘onder de genen die smaak en verstand hebben, geen gewag meer te zijn’. Arme Göthe en Schiller. Bilderdijk trachtte zich in 't onvermijdelike te schikken. Zijn boek zag er treurig uit. Maar zonder Zimmermann's (financiële) hulp was het wellicht nooit verschenen. En half ge- | |
[pagina 482]
| |
troost, maar met sterke herlnnering nog van zijn drift over 't lorrige doen van de zetter, schreef hij 't hier volgende vermaaklike dialoogjeGa naar voetnoot1). De drukpers.
Drame.
De Schrijver.
Letter-
Zetter,
Booswicht, Ketter,
Slangenbroed !
Domme Mof, en stomme Knoet!
Ja, du theurer, braver Vetter,
Die mij bloed,
Bloed en etter
Zweeten doet!
Dasz das liebe Donnerwetter
Dich verpletter',
Met uw' gantschen Drukkrenstoet!
Zet me toch de regels netter!
Spel me toch de woorden goed!
Eer ik naar uw vliering kletter,
En u trommel voor den snoet.
De Zetter.
Jo, mien Err, nun isset better!
Sehn Sie noer: auf diese blätter
Steht jo olles, olles joet!
Aber der Herr Menschenfretter
Haben gar zoe heiszes bloet.
| |
[pagina 483]
| |
De Schrijver.
Hoofd der krukken?
Niet een regel staat er recht!
Keine (sage ich) dieser Zeile
Steht gerade, Henkersknecht!
De Zetter.
Jo, das geht so mit der Eile;
Sonst ist olles gâr nicht slecht.
De Schrijver.
Zie die voor- en tegenzijden!
Dat moest passen als een hair.
Wie kan zoo'n geknoeisel lijden?
Geen twee regels op elkaâr!
De Zetter.
I! das lasst sich nicht vermeiden,
Wenn es auch gegoszen wâr.
So was kann ich Ihn' beëiden:
Es verziehet sich so gâr.
De Schrijver.
Lomper honden zag ik nimmer:
Alles doen zij even dom!
Ezels zijn zij, ja nog slimmer.
De Zetter.
Jo, das saagt der Fremder immer,
Ond doch weiss ich nicht, warom!
Brunswijk 1805. | |
[pagina 484]
| |
Bilderdijk had over 't algemeen weinig talent voor het komiese. Vooral in het humoristiese genre heeft hij niet uitgemunt. Zijn kijk op de dingen was niet onbevangen, niet ongeïntresseerd genoeg, zijn gemoedstemming doorgaans te somber. Verbeeldt hij zich een enkele maal gelukkig te zijn, te genieten, dan wordt hij door overdrijving onnatuurlik. Zijn scherts is meestal niet aardig, soms kinderachtig. Hij weet ook niet wat hij zwijgen moetGa naar voetnoot1). Zo is het bij hem in den regel. Maar er zijn zeldzame uitzonderingen. En daartoe behoort, tot zekere hoogte, 't hier afgedrukte versje. Er staan overvloedig scheldwoorden in en onhebbelikheden, maar we voelen toch dat de dichter glimlacht achter zijn grimmig masker. Er is een gewild vertoon in van wanhoop, waar iets komies doorheenschemert. En 't slot is heel goed.
R.A. Kollewijn. |
|