veranderen. Sütterlin waardeert Wundts werk in 't algemeen als in 't biezonder, en geeft voor 't overige een door vrij wat voorbeelden opgehelderde zeer welkome kritiek. En ook zijn streven, zowel als dat van Delbrück, is er kennelik op gericht, het door Wundt opgerichte gebouw innerlik en uiterlik te vervolmaken. Alleen met Herbart wordt daarbij geen rekening meer gehouden, ook niet in theorie (vgl. hiervóor blz. 239).
Meer erover te zeggen is hier onnodig - en de kennismaking zou er ook te vluchtig voor zijn geweest.
Van reeds in tijdschriften verschenen kritieken op Wundts ‘Sprachpsychologie’ hier melding te maken, lag niet in mijn bedoeling. Dat een werk als dat van Wundt tot heel wat, meer of minder uitvoerige, besprekingen door taalmannen aanleiding en stof zou geven, kon niet uitblijven. En de taalwetenschap zal er wèl bij varen. -
J.G.T.