Kleinigheden.
XVIII.
Kloddertje.
In Van Effen's Spectator staat het verhaal van Thys buurs os. De schoenmakers meesterknegt is geen dronkaard, wel drinkt hij nu en dan bier, maar zelden meer dan ‘een half pintje jenever op eene reis.’ Zaterdags gaat hij zich wat ‘verdiverteren’, en ‘binnen of buiten de stad eens onder een kloddertje, dat tog 't beste koop is, en 't verste strekt,’ speelt hij een of ander kaartspelletje. Er wordt gevraagd wat of ‘een kloddertje’ is.
In Jan Los of den Bedroogen Oostindies Vaer, van Alewijn (1721) komt het volgende gesprek voor tussen Platte Jas en ClaarGa naar voetnoot1):
‘Wel Claer.... waar blijft de wijn,
En klodder, daar wij lens van zijn.
Cl. 'k Heb een steekannetje besprooken
Pl. J. Heb je wel gerooken
Uit deze plaats blijkt het best dat brandewijn, en hier wel ‘kooren-brandewijn’ ‘klodder’ heette: ‘een kloddertje’ is dus een glaasje brandewijn.
De heer Molenaar haalt in de Navorscher '87, blz. 375, uit de Herstelde Uitgelezen Gedichten (blz. 243) dit woord in den vorm klottertje, aan:
Mijn vrek heeft noyt half so mildadig
U op een klottertje genood.