Onderwijs.
‘Ons onderwijs, d.w.z. de wijze, waarop het is georganiseerd en wordt gegeven, is slechts voor een deel uitvloeisel van het inzicht in de behoeften van het kind, zooals wij die thans, dank zij den vorderingen van psychologie, physiologie en hygiene kennen, maar in zijn innigste wezen een erfstuk van het voorgeslacht, en wel niet slechts van het onmiddellijk voorgeslacht, neen, zijn stamboom klimt zonder eenige gaping op tot de Atheensche sophisten uit de 5e eeuw v.C. Deze hebben een vorm van onderwijs geschapen, die weldra door de geheele Grieksch-Romeinsche oudheid geaccepteerd is en die men vrijwel vergelijken kan met ons middelbaar en hooger onderwijs. Het was het onderwijs, bestemd voor den jongen man van goeden huize, wien een openbare, een politieke loopbaan was toegedacht. Dat onderwijs was essentieel rhetorisch-wetenschappelijk; het woord was daarin één en alles; het was de opleiding voor toekomstige volksredenaars, advocaten en kamergeleerden. Nu heeft de Oud-Christelijke Kerk de groote fout begaan van dit onderwijs eenvoudig over te nemen: zij heeft haar dure roeping, om nieuwe vormen voor het onderwijs te scheppen, verzaakt. En zelfs heeft de oude Kerk die heidensche, de zoogenaamde “encyklische” opleiding niet geadopteerd voor allen, maar alleen voor haar eigen aanstaande geestelijken. Eerst de reformatie maakte ernstig werk van volksonderwijs; maar zij nam (en zij kon moeilijk anders) haar model van het bestaande onderwijs. Zoo is ons lager onderwijs niet, wat het toch eigenlijk zijn moest, een onderdeel van een rationeele, op nauwkeurige waarneming van het kind gegronde, kinderopvoeding, maar een voorbereiding tot en gedeeltelijk een nabootsing van een voorbereidend geleerden-onderwijs, waarin het verbalisme den scepter zwaait. Men wordt dit gemakkelijk gewaar, wanneer men zich afvraagt of wij, wanneer wij het lager onderwijs geheel vrij, onbelemmerd door tradities en bestaande inrichtingen, van onder af aan
hadden op te bouwen, of wij het dan zouden inrichten gelijk het nu is. Immers niet.......’
Dr. J.H. Gunning, Verslag in het
Tijdschr voor Onderwijs en Handenarbeid, V, afl. 3.