Taal en Letteren. Jaargang 11
(1901)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Kleinigheden.Ga naar voetnoot1)I.Het noodlot zit geknield voor uwe voeten
En leest in 't heilig boek uw onweêrstaanb're wil;
Maar, als uw oogen het ontmoeten,
Verandert alles of staat stil.
Men kent dit koeplet van Van Haren, Het Menschelijk Leven. De regels op zichzelf zijn duidelik; alleen stoten velen zich aan dat ‘verandert en staat stil’. Als iets stil gaat staan, zeggen ze, verandert het ook! Dus deugt de combinatie niet. Maar uit het verband blijkt dat Van Haren in ‘veranderen’ voelt het plotseling ongeleidelik zich wijzigen, en dit tegenstelt aan: stilstaan; terwijl anders, zo God niet ingrijpt, het heelal voortdurend naar 't eertijd opgetekend Goddelik raadsbesluit, zich geleidelik voort ontwikkelt. (ontwikkelt? wel juist?) | |
II.De oude heer Smits, welbekend, schrijft 't volgende in een schetsje, waarin hij de would-be-genoegens hekelt van een jager die wijzer deed thuis te blijven, dan aan de ‘mode’ meetedoen. ‘Op eens maken eenige der jagers halt; de anderen sluiten zich aan; men vormt een dichten kring, in welks midden de onwrikbare staat op den grond te staren. Wij vestigen allen onze blikken op dezelfde plek, en een twaalftal deftige mannen staan, met de meeste belangstelling en met den grootsten ernst, met de neuzen gebogen over het zeker bewijs, dat een vos onlangs daar is voorbijgegaan.’
Velen is niet duidelik wat hier heel ‘netjes’ aangeduid wordt; de meesten lezen er mischien zelfs over heen, en begrijpen niet wat voor eigenaardige tegenstelling er is tussen die ‘deftige heren, met de meeste belangstelling, en met de grootste ernst, - en het zeker bewijs.’ | |
[pagina 40]
| |
III.Een van de meest karakteristieke stukken van Potgieter is Jan, Jannetje en hun jongste kind, dat hij als Nieuwjaarswens aan het Nederlandse volk in '42 gaf, om ze op te wekken tot nieuwe krachtsuiting. Veel is er in te vinden dat nog verklaring nodig heeft. O.m. wat is het verband, als Janmaat zucht: ‘De derde streng maakt de kabel’ terwijl hij spreekt met zijn vader over zijn blijven aan land? Ziehier de plaats. ‘Al weêr een jaar, dat ik als een landkrap sleet, - Vader! wanneer zult ge toch medelijden met mij hebben?’ ‘Jongelief!’ herneemt Jan, ‘als het aan mij alleen hing -’ ‘Dat is een woord vóór het jaar Dertig, Vader! toen heette het: Holland
Bolland:
Zeeland
Geen land:
Ik hou het met den heikant!’
‘Als je wist, Janmaat!’ - ‘Ik weet, Vader! dat Moeder altijd plagt te zeggen: Beter op een' ouden wagen in de heide, dan met een nieuw schip op de zee.’ ‘Zeg ereis, Janmaat! wil je óók een kopje slemp?’ roept eensklaps een pieperig stemmetje uit den versten hoek des vertreks, - en nu wenschte ik u een denkbeeld te kunnen geven der verslagenheid, waarmede Janmaat voor zich zelven zucht: ‘De derde streng maakt den kabel!’
Wie geeft ook aan, aan wie ‘Holland, Bolland enz.’ is ontleend? U. F. | |
Vraag.Waarom zegt men Roodkáppie, Kortjákkie, terwijl men toch anders een kind b.v. zal noemen Roódrokkie, Blaúwoochie en derg.? Vanwaar dit onderscheid in accent? Q.N. |
|