| |
| |
| |
Boekaankondiging.
Uit de Methodiek. Een drietal paedagogische opstellen, door B. Baas, hoofd der school te Blesse. P. Noordhof. Groningen. 1900. - 50 cent.
Opstellen maken, weten we al lang, is 'n moeielik ding voor de jeugd:
‘Waar moeten ze 't over hebben? Je kunt toch niet schrijven over niemedal!’
‘Neem 'n koe, of laat ze schrijven over 'et veen, of over iets uit de geschiedenis! 't Is toch zo klaar als koek, dat ze er niet over kunnen schrijven of ze moeten er eerst wat van weten!’
‘Wat moeten we dus eerst?’
‘We moeten eerst maken dat de kinderen weten. En eerst als ze 't weten kunnen ze 't zeggen, met de mond en met de pen: spreken en stellen.’
Zo wordt er gezegd.
Op deze manier is 't stellen van zelf 'n kontrole-middel geworden, evenals 't repeterend opzeggen bij 't navragen.
Voor velen wordt dat wel wat min voor zo'n ‘belangrijke’ kunst. Om 't nu wat minder dor te maken, zeggen ze er bij: ja maar, zo menen we 't niet. ‘Het verstand kan er door gescherpt, en 't geleerde kan vaster wortel schieten in den geest, door 't in verband te brengen met vroeger verworven voorstellingen en begrippen’ (blz. 54). Ze bedoelen er dan geen eenvoudig repetéren mee, maar bespreken en uitbreiden bij het opschrijven.
Dit nu is zelfmisleiding om 'n naam te redden. Stellen moet nu voor hen eenmaal horen bij Nederlandse taal. ‘Immers al iemand aanneemt ons in eene vreemde taal te onderrichten, dan rekenen wij er op, dat hij ons niet alleen de regels der spraakkunst zal onderwijzen, maar dat wij na verloop van den leertijd ook een boek in die taal zullen kunnen lezen, haar kunnen spreken of althans er in kunnen correspondeeren. Toch heeft men vroeger, zoo 't schijnt, gemeend,
| |
| |
dat men met het inprenten van eene beknopte spraakleer genoeg deed’ (blz. 55).
Ja dat is zo; vroeger dacht men, taal is spraakleer, en spraakleer is taal. Zoals men ook dacht: opstel-maken is schrijven; dat is: de dingen die je te zeggen had, vaardig in letters op 't papier te zetten, zoals noch heden iemand die 't geen hij te zeggen heeft, vaardig op papier zet, altijd noch 'n schrijver genoemd wordt. Iemand die 'n onberispelik stuk kon leveren over ‘Het nut der insekten’ of over ‘Hulpvaardigheid’, heette er goed over te kunnen schrijven, zonder dat er bij gedacht werd of dat nu iets uit de natuurkunde dan wel uit de zedeleer was. Men eiste van de schrijver - kennis sprak van zelf, - of hij de vaardigheid bezat z'n kennis te ordenen en ze op 'n heldere en gemakkelike manier aan anderen mee te delen.
‘Der Name deutet nicht’, - daar zijn we 't over eens. Als ze het maar goed leren.
Maar toch ligt er in dat brengen van de reproduksie-oefeningen onder 't hoedje van de ‘Nederlandsche taal’ 'n gevaar voor onpedagogiese stel-oefeningen.
Men zegt zo licht: de kinderen weten nu wel de inhoud, maar nu moeten ze 't gedachte-verband leren uitdrukken: voegwoorden, bijwoorden, zinschikking etc.
Of: eerst drukken ze 't uit in de makkeliker eenvoudige zin, later leren ze 't uitdrukken in samengestelde en moeieliker te konstrueren zinnen.
Wat allemaal gekheid is!
In 't voorstellen ligt de uitdrukking. Is de voorstelling schetsmatig, in korte lijntjes, dan is de uitdrukking ook kort. Is de voorstelling onevenredig en overladen in de details, dan doezelen ook in de uitdrukking de uitwassende omtrekjes uit, en 't weergegevene is allicht onduidelik en verward.
Wie 't zakelikste en helderste onderricht geeft, krijgt de reproduksie ook in de zuiverste lijnen. Maar dan is toch de duidelikheid van het zeggen de duidelikheid van 't zien. Dan geven toch de woorden de scherpe vorm van de dingen en de juiste geziene afstanden weer terug. Waarvoor dan te vragen: zeg 't nu is anders, met dàt woord voorop, of met 'n ànder woord voor dat woord, of in 'n làngere zin met 'n bijzin!.... Waarom 't ànders te laten zeggen dan 'et op z'n duidelikst gezien wordt! Men schiet er niet mee op!
Anders is 't natuurlik, om bij 't weergeven, de kinderen bij de eerste en de tweede keer met 'n woordje of wat tegemoet te komen. Maar dit ‘helpen’ ook, hoeft noch geen taal-onderwijs te zijn.
Alleen als 't werk wordt nagekeken, en er wordt gezegd: ‘hier staat 'n o te veel, en daar 'n n te weinig: schrijf die woordjes is over;’ - dan heeft 't men enkel over de woordjes op zich zelf, als schrapjes
| |
| |
en haaltjes, en wordt er dan 'n regeltje bij geleerd of betracht, ja dan heeft men taal-onderwijs. En dat zal er altijd wel bij dienen te blijven.
De schrijver wil onderscheid maken tussen opstellen en andere steloefeningen.
Zo hij de eerste wil leren maken, ben ik 't wel met hem eens. En dat is eigenlik voor de school ook genoeg.
Waar al die tweede soort oefeningen voor nodig zijn begrijp ik niet. In elk geval vind ik, op bovenstaande gronden, onopvoedkundig:
2. Het afschrijven van een les of lesje met vervanging van een deel der woorden door hunne synoniemen.Ga naar voetnoot1)
4. Het afschrijven van een opstel van den onderwijzerGa naar voetnoot2) over een behandeld onderwerp, met verandering der woordschikking.
5. Idem, maar met verandering van volledige zinnen in beknopte, of omgekeerd.
6. Idem, het uitbreiden van een gegeven opstel door bijvoeging van bepalingenGa naar voetnoot3) en bijzinnen.
Alles te veel omhaal, en van de weg afhelpen. Vreemd, omdat de heer Baas zich ongunstig uitlaat over de steloefeningen van de heer Stellwagen, als liggende buiten de leerstof der school. ‘Aan de hand van zulke boekjes krijgt het stellen het karakter van een afzonderlijk leervak, wat het niet mag zijn.’ Juist daarom, hoe minder oefeningen, hoe beter.
Het boekje van de heer Baas bevat drie gedrukte lezingen:
I. Is de Vaderlandsche Geschiedenis een geschikt leervak voor de lagere school?
II. Tweeërlei concentratie.
III. Het stelonderwijs.
't Is mischien de bedoeling niet geweest: maar deze opstellen brengen ons niet veel verder. De schrijver prijst sterk de tegenwoordige tijd boven 't verledene; maar is zo voorzichtig z'n vingers niet te branden aan 't nieuwe. Daarom staan de opstellen wat zwak.Ga naar voetnoot4) Ook zijn ze wat slap en breedsprakig; de schrijver komt niet op gang en zeurt over bijzaken. Lezing-gebreken uit de ouwe verhandelingen-tijd, mischien. Want we zijn noch wat ouderwets in veel dingen.
Overigens is 't 'n boekje dat er aardig uitziet, van papier, letters, en zo.
J.K.
| |
| |
| |
Nieuwe boeken:
Oranje-bibliotheek voor jongens en meisjes. Geïllustreerd. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. Gr. 16o. Per dl. f 0.90; geb. f 1.25.
No. 1. Truida Kok, De kleindochters van mevrouw Westlandt. Geïllustreerd door Wm. Steelink. (III, 260 blz., m. 4 pltn.). |
Blijde Harten. Leesboekje voor roomsch katholieke scholen. Nijmegen, L.C.G. Malmberg. 8o: No. 1 (64 en 2 blz.) f 0.275; No. 2 (78 en 2 blz.) f 0.30; No. 3 (80 en 2 blz.) f 0.30. |
A. Vincent, Het eerste lees- en schrijfonderwijs, in 6 dltjes., m. handl. Nijmegen, L.C.G. Malmberg. 8o: 1e dltje. 8e, geheel omgewerkte druk (32 blz., m. afb.) f 0.20; 2e dltje., 8e geh. omg. dr. (38 en 2 blz., m. afb.) f 0.20; 3e dltje.., 8e geh. omg. dr. (54 en 2 blz., m. afb.) f 0.225; 4e dltje., 8e geh. omg. dr. (46 en 2 blz., m. afb.) f 0.25; 5e dltje., 8e geh. omg. dr. (46 en 2 blz., m. afb.) f 0.25; 6e dltje., 8e geh. omg. dr. (62 en 2 blz., m. afb.) f 0.25. |
L. de Vries, Eenvoudig taalwerk voor de lagere school. Groningen, P. Noordhoff. 8o: 1e dltje. (48 blz.) f 0.20; 2e dltje. (88 blz.) f 0.30. |
Schuitemaker's Humoristische Voordrachten. Purmerend, Firma J.D. Schuitemaker. 8o. Per nr. f 0.10. |
Boon's geïllustreerde Roman-bibliotheek. Amsterdam, N.J. Boon. 8o. Per dl. f 0.30; geb. f 0.60.
No. 26. André Theuriet, Gebroken harten. (157 blz.).
No. 27. Max von Wiesenthurm, De vervulde vloek. (176 blz., m. 1 plt.). |
Voor den Coupé. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon. 8o. Per nr. f 0.10. Per dl. (6 nrs.) f 0.60; geb. f 0.90.
No. 83. R. Koopmans van Boekeren, Een ongeluksvogel. (48 blz.). |
Warendorf's Novellen-bibliotheek. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. 8o. Per nr. f 0.10; per dl. (6 nrs.) f 0.60, geb. f 0.90.
No. 127. N. van Harpen, Een huwelijksadvertentie. Humoreske. (48 blz.).
No. 128. P. Tesselhoff Jr., Het succes van den rechercheur. (48 blz.). |
Slothouwer's Reisbibliotheek. IIe serie Amersfoort, G.J. Slothouwer. Kl. 8o. No. 6. E. A König, Over boord. (114 blz.). |
Vaderlandsche Volksboekjes. Rotterdam, D. Bolle. 8o. Ve serie (6 dltjes) f 1.20. |
M.L. Gagneur, Russische jonkvrouwen. Roman vertaald door mevr. B. de Graaff van Cappelle. Amsterdam, H.J.W. Becht. Gr. 8o. 2 dln. (VII, 198; VIII, 214 blz.). f 5.50 |
Fr. J. Pajeken, Hoe Bil Willems burgemeester werd. Naar het duitsch door C. van de Vliet. Met 6 platen. Amsterdam, C.A.J. van Dishoeck. Gr. 8o. (III, 281 blz.). f 1.50. |
| |
| |
Jerome K. Jerome, Drie man op een fietstocht. Naar het engelsch. Utrecht, Honig. 8o. (III, 253 en 3 blz.). f 2. -. |
Ottmar Lautenschlager, Verhalen [naar het duitsch]. 1e reeks. Venlo, G. Mosmans Sr. 8o. Per dltje f 0.40; geb. f 0.65. Kompleet in 20 à 24 dltjes.:
No. 6. Twee Kerstavonden of verloren en weergevonden. Vertaald door P. van Zuiden. (104 blz.). |
J.J. Kersbergen, Gildebroeders. Haagsche roman. 's-Gravenhage, A. Sijthoff Jr. Gr. 8o. (170 blz.). f 1.90. |
Mr. Willem Bilderdijk, Gedichten. Met portret en aanteekeningen ten dienste van candidaat-hoofdonderwijzers. Deventer, AE. E. Kluwer. Gr. 8o. (108 blz.). f 0.30. |
Mr. Is. da Costa, Gedichten. Met portret, en aanteekeningen ten dienste van candidaat-hoofdonderwijzers. Deventer, AE. E. Kluwer. Gr. 8o. (132 blz.). f 0.40. |
Vondel, Dramatische en lyrische poëzie. Met portret, en aanteekeningen ten dienste van candidaat-hoofdonderwijzers. 2e, veel verm. dr. Deventer, AE. E. Kluwer. Gr. 8o. (278 blz.). f 0.75. |
A.L.G. Bosboom-Toissaint, Verzamelde werken. Met 100 platen. Rotterdam, D. Bolle. 8o. Per afl. f 0.25. Per dl. f 1. -; geb. f 1.40. XIX. Mejonkvrouwe de Mauléon. - Diana. - (431 blz., m. 4 pltn.). |
Dr. F.A. Stoett, Nederlandsche Spreekwoorden, Spreekwijzen, Uitdrukkingen en Gezegden, naar hun oorsprong en beteekenis verklaard. 5e en 6e Afl. - Zutphen, W.J. Thieme & Cie. |
Liederboek van Groot-Nederland, verzameld door F.R. Coers Fzn. Afl. 2. Amsterdam, C.A.J. van Dishoeck. Gr. 4o. (Blz. 25-48). Per afl. f 0.50; per dl. f 2.75, geb. f 3.50. Per afl. afz. f 0.60. |
G. Renard, La méthode scientifique de l'histoire littéraire. Paris, Felix Alcan. In-8. 10 fr. |
Prof. Dr. C.C. Uhlenbeck, Kurzgefasstes etymologisches Wörtenbuch der gotischen Sprache. 2. verbesserte Auflage. Amsterdam, Joh. Müller. Gr. 8o. (VI, 179 blz.). f 2.75; geb. f 3.50. |
J.M. Herzog, Was ist aesthetisch? Ein Beitrag, zur Lösung der Frage. Leipzig, H. Haessel. 8o. M. 2.40; geb. M. 3. -. |
P. Padova, Siegende Mächte: Kultur, Kunst, Kritik. Wissenschaftlichlitterarische Essay. Leipzig, Eduard Avenarius. 8o. M. 1.50. |
A. Bastian, Die Völkerkunde u. der Völkerverkehr unter seine Rückwirkung auf die Volksgeschichte. Ein Beitrag zur Volks- u. Menschenkunde. Berlin, Weidmann'sch Buchh. Gr. 8o. M. 3. -. |
Betrekkingen voor vrouwen, [onder redactie van] Johanna van Woude, Amsterdam, L.J. Veen, 8o. Per deel f 0.30.
XII. Tooneelspeelster-Gymnastiekonderwijzeres l. en m.o. (31 blz.).
XV. Pianostemster. - Geagreëerde op een registratiekantoor. - Rijksklerk. - (26 blz.).
|
| |
| |
XVI. Notaris. - Adjunct-inspectrice van den arbeid. - Bibliothecaris. - Archivaris. - (36 blz.).
XVII. Architecte. - Kapster. - Boekhandelaarster en uitgeefster. - (28 blz.). |
W.A. Palm, Vlugschrift over kortschrift. Kritische beschouwing van de beide jongste stenografische stelsels in Nederland. Helder, C. de Boer Jr. 8o. (32 blz.). f 0.40. |
| |
Inhoud van Tijdschriften:
De Nieuwe Gids, jrg. 5, September 1900: Jeanne Reyneke van Stuwe, Tragische Levens. - J. de Meester, Geertje. - Willem Kloos, Verzen. Levenswijsheid. Oud en Nieuw. - Dr. H.J. Boeken, Kunst en Revolutie. - Willem Kloos, Literaire Kroniek. |
Tweemaand. Tijdschr., 6e jrg., 5e afl., Sept. 1900, o.a.: Guido Gezelle, Sint Jans Vier. - Prosper van Langendonck, Het Koren. - Karel van de Woestijne, Kronos. - Stijn Streuvels, Een Speeldag. - L. van Deyssel, Stille Wegen. - Albert Verwey, Pinksterheil. - Is. P. de Vooys, Verzen. |
De Gids, No. 9, Sept. 1900, o.a.: Louis Couperus, De stille kracht. I. Boon's Geïll. Magazijn, No. 15, Sept. 1600. o.a.: Holda, Het land van Santa Claus. Een verhaal voor kinderen. - Guy Boothby, De Vrouw van het Noodloot. (vervolg). - L.T. Meade en Robert Eustace, De arrestatie van kapitein Vandaleur. - Voordrachten enz.: A. Dreyfus, Gerokt, naar het Fransch door S.J. Bouberg Wilson. - |
Woord en Beeld, Sept. 1900, o.a.: Anna van Gogh-Kaulbach, Geld. - |
Elzevier's Geïll. Maandschr., afl. 9, Sept. 1900, o.a.: Herman Robbers, De bruidstijd van Annie de Boogh (vervolg). - Ed. Thorn Prikker, Het Einde. |
Tijdschrift voor Onderwijs en Handenarbeid, 4e jrg., no. 6, o.a.: D.V., Handenarbeid en zelfwerkzaamheid, I. - J. Stam, De opvoeding moet een alzijdig karakter dragen. - |
Noord en Zuid, No. 5, 1900, Johanna A. Wolters, Een en ander over Geel. |
Leuvensche Bijdragen, 4de jrg., 1ste afl.,: L. Scharpé, Van De Dene tot Vondel. - L. Goemans, Antonius Sexagius' De Orthographia Linguae Belgicae, herdrukt en met inleiding en aanmerkingen voorzien (vervolg). - J. Jacobs, Geschilpunten der Oudfriesche klanken vormleer. |
Volkskunde, Tijdschr. v. Ned. Folklore, 12e jrg., afl. 12. o.a.: Dr. A. Beets, Palmpaasch. - A. De Cock, Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden. - Dr. N.J. Singels, Zorg voor volksgezondheid. - A. De Cock, Tooverij in liefdezaken. - A.D.C., Waaraan men de heksen kan herkennen. - A.D.C., Boersche grappigheid. - Kroniek. - Boekbeoordeelingen. - |
|
-
voetnoot1)
- 't Zelfde wordt aangeprezen bij 't leren briefschrijven; in beginsel (blz. 67) geeft hij de ware weg.
-
voetnoot2)
- Zo geschreven, dat de kinderen 'n ‘verbeterde editie’ leveren.
|