hier, maar de letters d en i. Lekker in de verf zou een schilder ook zeggen van dat è-vers, het derde van deze:
een armen man vol puisten en vol zeeren,
Waarop de vliegen vast al gretig en verwoed
Zich mesten vet en dik met etter en met bloed.
Met nu en dan te wijzen op het effekt van een assonantie of alliteratie pretendeer ik niet het mooie van de verzen ‘uit te leggen.’ Dat mooi zit 'm ten slotte niet in een deel, maar in het heele vers, en beter dan alle uitlegging is het dát te lezen, en meêtedragen. Maar dat lezen en meêdragen is het juist, wat ik, ook met mijn opmerkingen, bedoel. De ooren van veel menschen, merkte ik dikwijls, zijn zoo weinig open, dat ze niet bij een eerste lezing het geluid van een mooi vers opvangen en verstaan. Ik laat éen klank uit dat vers dan nog eens naklinken: mogelijk worden er dan attent.
Verwey, Een Inleiding tot Vondel.