Taal en Letteren. Jaargang 10
(1900)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| ||||||||||||||
Het boek van Nagadrah den Balling, door Dr. A. Kempe. Leiden, A.H. Adriani. 1900.Wat dit boek zal wezen in z'n geheel, daarover kunnen we nog niet oordelen. ‘Bescheidenlijk meenende,’ zo zegt de uitgever, ‘in dit werk van een denker-kunstenaar een boek ter markt te zullen brengen 't welk de moeite van het lezen weer eens waard is, dat als een tweede Hilda van Suylenburg hervormend zal doen optreden, verzoekt hij beleefd het publiek op de a.s. verschijning hiervan alvast te willen voorbereiden.’ Zeker is 't geen boek van zomaar-iemand: lees maar de Voorrede; er trilt leven, hartstocht in. Maar ook iets dat niet echt is, iets ‘zo-uit-men-dat-nu-altijd,’ omdat ‘hij gelezen heeft hoe kunstenaars dat beschrijven en hij 't nu ook wil doen, ofschoon hij het niet ook waarlik heeft gezien.’Ga naar voetnoot1) Maar lees het boek-zelve. En - maar we oordelen nog niet. U. F. | ||||||||||||||
Catherine, door M. Antink, Haarlem, 1899.‘De auteur is geheel doortrokken van den naturalistischen geest en werkt daarin zuiver. Met het komieke element - Catherines grootmoeder, die haar van ouderdom versuften echtgenoot aanport om zijn verhaal van het stichten van hun kapelletje op te zeggen - heeft de auteur zijn algemeene manier zelfs overtroffen misschien, waar hij geeft een, als naturalistische werkelijkheid geziene, karikaturale, dat is niet met de naturalistische werkelijkheid overeenkomende, voorstelling. | ||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||
Dit stukje, beslaande de bladzijden 47-57, in het Ve hoofdstuk, en de 7 bladzijden, die het idyllische IIIe hoofdstuk uitmaken, zijn de beste deelen van het werk. Er is hier, binnen de gegeven levensbeschouwing, een klaarheid van zien, een kracht van uitdrukking, een overwogenheid van elk woord en een vangen van het soms moeilijk te betrappen juiste woord, die den verhaalgang niet breken maar juist in stand houden. Want de verhaalgang ís juist iets als keten van allemaal opzettelijk gekozen woorden. Deze eigenschappen kenmerken den kunstenaar. Over de brem, het varengewas, de boschbessen, schijft de auteur niet zoo als hij doet, om dat hij gelezen heeft hoe kunstenaars die beschrijven en hij 't nu ook wil doen ofschoon hij niet ze zèlf ook wáárlijk heeft gezien; maar hij heeft ze zèlf wáárlijk gezien, met zijn eigen verbeelding. Daaruit blijkt dat hij een kunstenaar is.’ L. van Deyssel, Tweem. Tijdschr., Mei 1900. | ||||||||||||||
Liederboek van Groot-Nederland, verz. d. F.R. Coers Frzn. - Amsterdam, C.A.J. van Dishoeck. Per afl. f 0.50.Hierin zal door de heer F.R. Coers Frzn. worden verzameld ene, zoveel mogelik, volledige verzameling van oude en nieuwere Liederen in de Nederlandse taal, uit Noord- en Zuid-Nederland, Transvaal, Oranje-Vrijstaat, Amerika, Vlaanderen enz. , met uitmuntende pianozettingen. De inhoud zal zijn: Volksliederen. Vaderlandsche Liederen. Geestelijke Liederen. Hekelliedjes. Verhalende Liederen. Geschiedzangen. Minneliederen. Drinkliedjes. Studentenliederen. Kluchtliedjes. Verhalende, schalksche Liederen enz. Het verschijnt in: 30 afleveringen à 50 cent. - Dit moet nagestreefd: Ze moeten gezongen worden onze liederen. Ze moeten leven, ze moeten weer groeien en bloeien vrij in zonnelicht. Ze moeten klinken in het huisgezin in plaats van die bloedlooze dingen. Ze moeten gaan van moeders tot kinderen. Ons Volk moet ze hooren en meezingen. Algemeen luidt het oordeel zoals Dr. J.B. Schepers 't uitsprak: ‘Dit is werk van geestdrift en van kracht.’ ‘Wie 't in zijn vermogen heeft en zich Nederlander voelt, laat hij den heer Coers en den uitgever steunen in hun uitgave van het Liederboek van Groot-Nederland.’ | ||||||||||||||
La Hollande. (Avec 222 gravures et 9 cartes. ) - Paris, Librairie Larousse. fr. 5. -, geb. fr. 7.50.Dit boek bevat: Le Pays, par Louis van Keymeulen. - La Race, par Zaborowski. - Moeurs et coutumes, par | ||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||
Jan Suys. - Institutions politiques et administratives, par C.-H.-B. Boot. - l'Armée et la Marine, d'après le lieutt-colonel Le Marchand. (Armée d'Europe. - Troupes coloniales. - Marine. ) - La Religion, par Louis Bresson. (l'Évolution religieuse. - Statistique religieuse.) - l'Instruction Publique, par Gustave Lejeal. - La Presse. - La Vie Économique, par François Bernard. - Le desséchement du Zuyderzée, par Louis van Keymeulen. - La Littérature: I. Des origines à 1815, par Louis Bresson. II. De 1815 à nos jours, par Jan ten Brink. - l' Art, par E. Durand-Gréville. (l'Art avant 1500. - l'Art au xvie siècle. - Transition du xvie au xviie siècle. - Le Siècle d'or. - La Dècadence et le xviiie siècle. - xixe siècle). - La Musique, par A. Flaeg. - La Science, par Louis Bresson. - Relations intellectuelles de la Hollande et de la France, par Louis Bresson. - La Hollande avant le xviiie siècle, par Antonin Lefèvre-Pontalis. - Les Pays-Bas depuis le traité d'Utrecht, par Louis Legrand. (La fin du stathoudérat. - La période française. - Le royaume des Pays-Bas). - La Politique contemporaine, par Louis Bresson. - Les Colonies, par Adrien Mellion. (Les Indes orientales: Sumatra; Bangka et Billiton; Riouw-Lingga; Java; Bali; Lombok; Soembawa; Soemba; Florès; Timor; Nouvelle-Guinée; Archipel des Moluques; Archipel de Célèbes; Bornéo. - Les Indes occidentales: Antilles néerlandaises; Guyane hollandaise. ) - Le Caricature, par John Grand-Carteret. - Appendice. - Bibliographie. - Index. Aantrekkelik zijn vooral de stukken van Van Keymeulen, Durand Gréville, Jan Suys, Bresson.
Over twee artiekelen geven we enkele opmerkingen. Allereerst over dat van Dr. Jan ten Brink. Wat is de reden dat hij sommige auteurs bespreekt, en anderen niet noemt. Heeft hij alleen de grote auteurs uitgezocht? Wat was daarbij zijn maatstaf? 't Lijkt mij toe dat t. Br. dacht: ik ga berichten alleen over schrijvers die populair waren of zijn in een bepaalde tijdvak. Dat is ook een systeem. Maar dan mochten niet zo maar genoemd Justus van Maurik, en Th. Hoven zelfs verzwegen. Beiden horen tot de meest gelezen auteurs. Ook had Cremer minstens even veel verdiend als de Oude heer Smits. Mina Krusema kon daarnaast gerust alleen genoemd, zonder meer; evengoed als Vosmaer. Naar dit sisteem worden terecht uitvoerig behandeld: Tollens, Van Lennep, Bosboom-Toussaint, Beets. Ook Potgieter krijgt als veelgelezen, z'n vermelding, met Da Costa; maar zou Bilderdijk in dit geval niet te veel eer gebeuren? - Van de Nieuwe Gids-schrijvers wordt 't volgende bericht: ‘Quelques-uns de ces jeunes, qui commencent déja à se faire vieux, ont du talent, et certaines poésies de M.J. Van Eeden, de M.A. Verwey, de M. Kloos, meriteraient les plus grands éloges si les auteurs | ||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||
ne se complaisaient pas trop dans leur goût pour un mysticisme qu'il est permis de trouver obscur.’ Enigsins vreemd steekt daarbij de ekstra-uitvoerigheid af waarmee Couperus - een leerling trouwens van ten Brink - wordt behandeld. Zeker hoort deze tot de meest gelezen schrijvers. Of echter zijn Majesteit ‘provoqua un cri universel d'admiration’, is de vraag; Eline Vere is zeker meer gezocht. Geheel anders is opgezet het artiekel van Louis Bresson over de oudere litteratuur, tot 1815. Maerlant wordt genoemd, maar geen Reynaert, noch de Liederen, noch het mooie Proza. Dit laatste wordt zelfs afgedaan met ‘Il n'y a rien de bon à dire, de la prose hollandaise du xve siècle et de la première moitié du xvie.’ Marnix heet de dichter van het Wilhelmus;Ga naar voetnoot1) dit gedicht ‘valut à M. le Surnom de Tyrtée’. Over Cats wordt vrij goed geschreven, al verwijt men hem nog altijd wat hij niet deed.Ga naar voetnoot2) Terloops is er sprake van Wolff en Deken, en van Langendijk. Gezwegen wordt van Van Effen en zijn Spectator! - Karakteristiek is dit: ‘Après Vondel, le théâtre vécut surtout de traductions, et de traductions françaises. A l'Académie dramatique fondée à Amsterdam en 1617 par Samuel Coster, on représenta Le Cid, Andromaque, Iphigénie, Cinna, Mithridate, Britannicus, Nicomède, Électre. Quand on revient aux pièces du cru, de Bredero ou d'Asselyn, ce sont des oeuvres telles qu'on se demande comment la scène a pu les supporter; le spectateur, même après les couchers de mariées qu'on ne nous ménage pas aujourd'hui, nous semble soumis à une rude épreuve, et il faut cependant que les notions de moralité soient tout autres, puisque Bredero n'hésite pas à dédier sa Lucelle à une jeune fille de dix-huit ans, sa Lucelle qui ferait rougir un sapeur. Aussi en 1608 le magistrat se décide-t-il 8 interdire les représentations, et en 1650, pour arrêter le scandale, le théâtre est fermé, et reste fermé pendant sept ans.’ Hoe dit te noemen? Dat heb ik tegen dit werk, 't is zo oppervlakkig. Waarom ook niet de schrijvers anders ingedeeld: de typiese uitvoeriger behandeld, en de kleinere meedoeners genoemd? Nu kunnen voor de Fransman nog verzachtende omstandigheden gepleit, maar voor de Nederlander? Zo worden de Buitenlanders niet op de hoogte gebracht. En deze hebben toch al zulke wonderlike iedeeën over ons land en volk, taal en letteren. Moeten eigenlanders dat nog bevorderen? B.H. | ||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||
Nieuwe boeken.
| ||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
Inhoud van Tijdschriften:
|
|