Taal en Letteren. Jaargang 10
(1900)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 263]
| |
Individuele zelf-opvoeding en dwang.Vergelijking en karakteriseering, door Dr. R.C. Boer. Amsterdam, Scheltema & Holkema. 1900.Over deze rede nemen we weldra een aankondiging op van een van onze medewerkers. We raden alvast de lezing er van aan. Veel zoal niet nieuw, dan toch wat de aandacht zal trekken staat er in gedrukt.
Dr. Gunning, privaat-docent in de Paedagogie, bespreekt 'em in het Tijdschrift voor Onderwijs en Opvoeding.Ga naar voetnoot1) Hij vraagt vergunning er een korte beschouwing aan vast te knopen. 't Is het volgende: ‘Aan zelfingenomenheid lijden alle volkeren, de germaansche zelfingenomenheid heeft echter dit eigenaardige, dat zij meestal met een relatief zeer groote mate van zelfkennis gepaard gaat. De germaan weet, dat hij individualist is, hij kent de gevaren daarvan, hij weet, op hoeveel schade hem die karaktertrek al is komen te staan, desniettegenstaande verlustigt hij zich er in. Vergis ik mij niet, dan is deze zelfverlustiging, dat zich verkneukelen in eigen individualisme tegen beter weten in, vooral eigen aan het edele, hoogbegaafde Friezenvolk. Op paedagogisch terrein moeten wij m.i. zoo redeneeren: “aangezien het door de geschiedenis van vroeger en later tijd deugdelijk bewezen is, dat ons individualisme tegen elke proef bestand en volkomen onuitroeibaar is, en aangezien datzelfde individualisme, ongebreideld en zonder tegenwicht gelaten, ontzaglijke gevaren meebrengt, zoowel voor den persoon als voor de natie, zoo is 't alleen de tegenovergestelde deugd, die de nationale opvoeding moet trachten aan te kweeken.” Er is echter op 't oogenblik ten onzent een richting aan 't woord(!), die vooral onder de studiegenooten van den heer Boer haar aanhangers telt, onder welken de friesche invloed trouwens niet te miskennen valt, die het individualisme, en wel het meest onvervalschte, ongetemperde, tot leidend beginsel der opvoeding wil maken. Ik acht het den plicht van ieder, die 't wel meent met ons volk, daartegen te waken en er telkens en telkens weer op te wijzen, dat de opvoeding van een zoo | |
[pagina 264]
| |
ongeneeslijk individualistisch volk als 't onze, dat geen 't geringste gevaar loopt de voordeelen van het individualisme te verliezen, gericht moet zijn op 't aankweeken van gemeenschapszin, tucht en organisatie. Daarom betreur ik het, dat de heer Boer zelfs in zijn slotwoord uitdrukkingen bezigt, die, ofschoon ik ze op zichzelf geenszins wil wraken, sommigen zullen doen denken, dat ook hij zijn leerlingen tot individualisten pur sang wil opleiden.’
We kunnen noch mogen nalaten bij deze beschouwing enige kanttekeningen te schrijven; we achten het ‘de plicht van ieder die 't wel meent met ons volk’, tegen de Gunningse aandrang te waken. Allereerst ‘dat edele, hoogbegaafde Friezenvolk’ laten we voor rekening van Dr. Gunning. Men kan hetzelfde zeggen van de Franken en Saksen, en andere germaanse stammen; zullen we de Noren alleen maar noemen? Ons Nederlands individualisme zou tegen elke proef bestand gebleken zijn? Ons volk zou ongeneeslik(!) individualisties wezen! Maar hoe klaagt Beets dan over karakterschaarsheid? Waarom zijn er zo weinigen zich-zelf, durven 't wezen? Zijn er zoveel onderdanigheid-spelers, zoveel ogendienaars? Zovelen die met de ‘machthebbers’ mee gaan? Dat er noch zoveel individualisme - gelukkig! - valt op te merken, danken we aan individuën (Friezen of geen Friezen), die niet veronderwijst en verpedagogiekt zijn, en noch minder verklassiekt, d.i. op z'n romeins vertucht.Ga naar voetnoot1) Daarom staan de Engelsen zo hoog; en de Boeren nog meer. Niet ‘tegen beter weten in’ willen de voorstanders van 't individualisme dit aanwakkeren?! - Integendeel, ze doen 't, omdat ze beter weten hoe schadelik die ‘Tucht’Ga naar voetnoot2) is, door klassici ons opgedrongen. Juist daarom verzetten die individualisten zich tegen meer ‘tucht’, tegen nog langer 't ons opdringen van hen die vertegenwoordigers hier zijn van romeinse onderdanigheid. Zeker, ook die individualisten weten van ‘eendracht maakt macht’: dat willen ze evenzeer. Zij willen die alleen niet door de Gunningse tucht verkrijgen. Men vernietigt daarmee alle eigen-initiatief; neemt | |
[pagina 265]
| |
alle zelf-verantwoordelikheid weg! Zij schatten zelfbedwang, bij alle vrijheid, boven dat militair onderdanigheids-sisteem.Ga naar voetnoot3) Ze willen ‘ééndracht’, maar door, zoals prof. Boer 't aanwees, allen op dieper ziele-eenheid te wijzen; door allen te overtuigen, zich-zelf en het eigen zo nodig op te offeren voor wat als iedeaal leeft in allen: en daartoe moet ook opgevoed. Dat zal het tegenwicht tegen 't egoïsme van 't individu geven; maar tegelijk zal dat juist het individualisme nog versterken. Wees u-zelf! Ontwikkel bij ieder-en-elk dit zich-zelf-zijn. Dan geniet de gemeenschap het voordeel van al de krachten van elk individu. Dan ja, zullen de ‘niemanden’, die nu vaak door hun ‘kommanderen’ alle ware kracht krachteloos maken en waardeloos, hun plaats moeten ruimen voor die 't ‘kommando’ verdienen om hun individualisties hoger-wezen, voor die de vrije ontwikkeling zullen bevorderen ook van die minder begaafd en krachtig zijn. Maar dan ook zal het gemeenschapsgevoel te krachtiger worden, in de hogeren en in de lageren.
Men heeft de ‘Boeren’ als afschrikwekkend voorbeeld aangehaald. Ten onrechte. Met hun mindermacht hebben ze 't alléen tegen 't overmachtig Engeland kunnen en durven opnemen, omdat vrijwillige gehoorzaamheid iets anders is als ‘getuchte dwang’, omdat 't horen, luisteren naar eigengevónden ‘meerderen’ gaat boven 't bevelen opvolgen van opgedwongen hoger-gerangden. Waar ze 't verliezen, is 't toch niet door gebrek aan tucht, maar omdat er onder hun nog te veel lopen die bukken; die juist niet genoeg zich-zelf durven wezen tot het einde toe. Waar deze er zijn geeft tucht niets, ook niet in een leger; bij ‘getuchte’ troepen ontstaat dan die verlamming, dat niet-er-op-in-gaan, door de Engelsen soms in Afrika getoond, door de Verbondenen in de Krim, bij de Malakow-heuvel.Ga naar voetnoot1) Waar ééns-gezindheid ontbreekt, gaat een volk onder. Maar deze ‘tucht’ men er niet in.
't Is waar - indien de meesten onder een volk zo zijn verlamd, zo níet-individuëel zijn, daar kan tucht een noodwendige, maar een surrogate vervanging wezen van die individuéle innige samenwerking. Juist onder die túcht telt de mindere níet dan als sijfer - in den oorlog als kanonvleesch. | |
[pagina 266]
| |
Nimmer moet de pedagogie daarop gericht wezen. Die mag alleen 't individu ten volle ontwikkelen, in verband met eigen-volks-gemeenschap: juist dit is voor ons land nodiger dan voor elk ander. Daarom moet aangewakkerd, al lijkt het chauvinisties: Nederland groot te maken, in elk opzicht.Ga naar voetnoot1) Dan kan zelfs een klein volk zijn ‘struggle for life’ volhouden tegen een groot waarvan het individu-zijn onderworpen wordt aan de tucht van hoger gerangden. Met deze ‘tucht’ gaat echter ons volk verloren! dan staat ‘getal’ tegen ‘getal’: het ‘getal’ telt alleen, niet de eigen-heden van elk.
Zo neemt deze Gunningse tucht bijzaak voor wat hoofdzaak is, 't uiterlike voor 't innerlike, de éénheids-schijn voor 't één-wezen. B.H. |
|