| |
| |
| |
Kleine mee-delingen over boekwerken.
Jongeslektuur.
Vele achten zich geroepen om lektuur voor onze jonges en meisjes te schrijven; en - hoe weinigen zijn uitverkoren om 't goed te doen. Of 't is saai, en veel te weinig spannend; òf 't is onmogelik wat er verteld wordt, en door-en-door onwaar, òf 't is in een nederlands geschreven om van te rillen: hoogdravend, opgeschroefd, met onkinderlike termen, - ook daarin onwaar. En al behoeft nu een boek voor de jeugd geen dadelike opvoedkunde te leraren, zonder die strekking acht ik een boek minder goed: 't moet ‘waar-wezen, flink-zijn’, niet aan-preken, maar in voorbeeld geven. Tot de beste van de laatste tijd horen in dit opzicht de boekjes van mevr. Nellie van Kol en die van Henrik Eben. 't Eerste werk van deze schrijver ‘de Reis naar Paradijsland’, is zo los en eenvoudig, en toch zo de aandacht van de jonge lezer vasthoudend, dat-ie 't boek uitleest voor 't dicht te doen, - zo dit hem niet ‘geordonneerd’ wordt.
Zijn tweede werk ‘Avonturen van Jan Visch en zijn maat’ gaat dieper. Eigelik een mystieke geschiedenis: twee jonges die van gedaante verruilen, maar in-wendig dezelfde blijven, voorlopig altans; want door de andere physiek en geheel verschillende levensomstandigheden groeien daaruit heel andere jonge mannen: hoe dat uitkomt, wordt in verschillende schetsjes, levendig, los en natuurlik voor ogen als getekend.
Dan kwam me kort geleden in handen ‘Op Avontuur van mevr. Fabius - Cremer Eindhoven. Ook dit is een vrij eenvoudig verhaal. Beide ouders van de jonges, die de ‘helden’ zijn van de geschiedenis, moeten hun een tijdlang alleen laten. De brief aan tante, die intussen hun zou ‘oppassen’ is wel niet verzonden. Maar toch gaan ze tante afhalen. In plaats daarvan nemen vreemde dames, die ook, hun onbekende, famielie verwachten, ze mee: een vermakelike verwarring. 't Gevolg, als dit uitkomt, is een uitnodiging om een gedeelte van de vakansie door te brengen op 't buiten van een van de dames, die toch ook voor de ouders geen onbekende is. Daar gaan ze heen op weg. En nu begint een leven ‘op avontuur’, dat door een vrouw, ‘die werkt met het ei’, hun in vrij vage woorden al voorspeld is. Door een wonderlike, maar toch zeer mogelike samenloop van omstandigheden komen ze in aanraking met landlopers, met inbrekers, met vriendelike boerejongens en boerevrouwen, met de bekende lieve dames, met een wereld-kampioen op de fiets.
Ze doen en handelen als flinke jonges, al zijn ze niet altijd even voorzichtig. Ze redden èn de vrien- | |
| |
delike gastvrouw èn de wereldberoemde fietser, deze laatste zelfs twee maal, de laatste keer voor goed, wat hen hun hartewens: elk een fiets bezorgt.
Dit alles nu wordt zo los en eenvoudig aaneengeschakeld, en verteld op zo'n goeie toon, dat men naar een volgend, even goed doorvoeld en doordacht werk uitziet. Dan kan 't nederlands, vooral in de gesprekken, noch wel iets losser spreektaal wezen. Welke jonge zegt tegen z'n broer: ge hebt.... of zal schrijven: ik bracht der boerin den koek heelshuids....? en zo hier en daar meer. Verandert dat noch, dan is zeker
‘Eind goed, al goed.’
B.H.
| |
Lees- en Taalboek v. Hoogere Burgerschool en Gymnasium, Normaal- en Kweekschool, door J.H. van den Bosch en J.L.C.A. Meyer. 2e dl. A, voor klasse 1 en 2. - Utrecht, Kemink & Zoon.
‘Dit boekje bevat enkel tekst. Ieder kan het ook lezen op zijn manier. Het zal zeker niet nodig zijn op te merken, dat boven de stukjes over de Nederlanders als rokers en schaatsenrijders staat: “Een Italiaan over Nederland.” En ook in Kloosterbelegering valt wel iets met de jongens te kritiseren. We hebben hier voor de gebruikers van ons Eerste deel, tweede druk, verder niets meer aan toe te voegen.
't Stuk dat weldra zal uitkomen, is berekend voor de woordverklaring; het bevat een grootere verscheidenheid van begrippen, dus in 't algemeen stukken van grooter moeielijkheid, tevens, met het oog op de voortgezette Leesoefening, van ingewikkelder zinsbouw en meer verscheidenheid van “stijl”’.
Uit het Voorbericht.
| |
Carl Kraus, Heinrich von Veldeke u. die mhd. Dichtersprache. Mit einen Excurs von Edward Schröder.
‘Der Verf. hat es vorgezogen, das gesammte Material vor dem Leser auszubreiten, dabei hat er (in weitergehendes, methodologisches Interesse verfolgt (S. IX): er will hier ein Muster vorlegen von einer neuen grüudlicheren Art der Reimuntersuchung, die nicht nur aus den vorkommenden Reimen die sprachlichen Thatsachen abliest, sondern auch aus dem Nichtvorhandensein gewisser Reime und dem Häufigkeitsverhältniss derselben im Vergleich mit andern Dichtungen ihre Schlüsse zieht, einer Methode, von der er sich mit Recht noch wichtige Aufschlüsse über Begriff und Umfang der mittelhochdeutschen Dichtersprache, wie über Fragen der Autorschaft und relativen Chronologie der einzelnen Denkmäler verspricht. Und dann betont Kr. selbst, dass diese Methode in jedem einzelnen Falle nach der Besonderheit des Problems variirt werden müsse.’
Uit een recensie van
H. Meyer, Deutsche Litteraturzeitung 21 (14 April 1900).
| |
| |
| |
Nieuwe boeken:
Nellie, Voor de heele kleintjes (4-6 jaar.) Eenvoudige verhaaltjes bijeengebracht. Amsterdam, S.L. van Looy. Gr. 4o. Per dl. f 0.35. II. Het onnadenkende lammetje, en andere verhaaltjes. Met 16 plaatjes. (16 blz.). |
G.L. Kepper, De Zuid-Afrikaansche oorlog. Historisch gedenkboek. Afl. 2. Leiden, A.W. Sijthoff. Gr. 4o. (Blz. 17-32, m. afb.). Per afl. f 0.25. |
Voor den coupé. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon. 8o. Per nr. f 0.10. Per dl. (6 nrs.) f 0.60; geb. f 0.90.
No. 79. Therèse van Arendsberg, Schuldig? (46 blz.). |
Evelyn Everett Green, Het dozijn van den dokter. Uit het engelsch door C. van Ophemert. Haarlem, De Erven Loosjes. 8o. (211 blz., m. 6 pltn.). f 1.60; geb. f 2.-. |
A.J. Hoogenbirk, Kinderen huns tijds. Een boek zonder namen en jaartallen. Geïllustreerd door H.J. Wolter. 2e druk. Nijkerk, G.F. Callenbach. 8o. (248 blz., m. 8 pltn.). f 1.50; geb. f 1.90. |
Herm. Heijermans Jr., Het zevende gebod. Burgerlijke-zeden komedie in 4 bedrijven. [9 h., 8 d.]. (Entre-acte muziek van Manon en Lescout en La Traviata). Met een voorwoord van den schrijver. Amsterdam, S.L. van Looy. Ll. 8o. (VIII, 136 blz.) |
C.P. Brandt van Doorne, De Spreektaalveredelingsbond, kluchtspel in één bedrijf. Amsterdam, H.J.W. Becht. 8o. (40 blz.). |
R.K. Kuipers, Geïllustreerd woordenboek der Nederlandsche taal, bevattende alle gebruikelijke zoowel Nederlandsche als bastaardwoorden, opgehelderd door aanhalingen uit Nederlandsche schrijvers en door vermelding van spreekwoorden, zegswijzen en synoniemen. [Met afbeeldingen tusschen den tekst.] afl. 23. Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier’ Gr. 4o. (Paltsgraaf-Potaschmetaal.).
[Een best Woordenboek; we komen er op terug. Red.] |
Dr. Jan ten Brink, Romans in Proza. 4e afl. - Boekhandel en Drukkerij voorheen E.J. Brill, Leiden. |
K. ten Bruggencate, Inleiding tot de klankleer, inzonderheid met het oog op de Nederlandsche taal, en de onderwijzers der lagere scholen. Groningen, J.B. Wolters. 8o. (VII, 84 blz.) f 0.60. |
R. Le Gallienne, George Meredith; some characteristics, w. bibliography. 8th ed. London, J. Lane. Cr. 8o. 5 sh. net. |
A. Symons, Symbolist movement in literature. London, Wm. Heinemann. Cr. 8o. 6 sh. |
Dr. R.C. Boer, Vergelijking en karakteriseering. Rede, uitgesproken bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de universiteit van Amsterdam, op den 26sten Maart 1900. Amsterdam, Scheltema & Holkema's Boekhandel. Gr. 8o. (43 blz.). f 0.75. |
| |
| |
P. Hagen, Der Gral. Straszburg Karl. J. Trübner. Gr. 8o. M. 3. -. Quellen u. Forschungen z. Sprach. u. Culturgeschichte der germanischen Völker. Hrsg. v.A. Brandl, E. Martin, E. Schmidt. 85. Heft. |
P. Mertens, Die Kulturhistorischen Momente in der Romanen des Chrestien de Troyes. Diss. Berlin, Vossische Buchh. Gr. 8o. M. 2. -. |
De Leerplichtwet, zooals zij op Vrijdag 30 Maart 1900 door de Tweede Kamer is aangenomen. Groningen, P. Noordhof. 8o. f 0.10. |
| |
Inhoud van Tijdschriften:
De Nieuwe Gids, jrg. 5, Mei 1900: J. Reddingius, Verzen. - Jeanne Reyneke van Stuwe, Een liefdes-geschiedenis (slot). - Willem Kloos, In Memoriam. - Willem Kloos, Paschen der vreugd. - Willem Kloos, Levensraadsel. - Joh. W. Broedelet, ‘Een Held’ van Fokko Bos. - Willem Kloos, Liefde. - Willem Kloos, Literaire Kroniek. - P.C. Boutens, Sonnetten. |
Van Nu en Straks, 4e jrg., nrs. 1, 2 en 3, Jan.-Maart 1900, o.a.: Stijn Streuvels, De Oogst. - Hugo Verriest, Aan een Bewonderaar van Starkadd. - Karl Feern, Renaissance en Romantiek. |
De Gids, No. 5, Mei 1900, o.a.: Louis Couperus, Langs lijnen van geleidelijkheid, I. - Prof. G. Kalff, Constantyn Huygens, I. - P.C. Boutens, Verzen. |
Woord en Beeld, April en Mei 1900, o.a.: G. van Hulzen, De Circusvrouw. - 't Gevaar. - Frans Coenen Jr., Twee Schetsen. |
Boon's Geïll. Magazijn, Nos 10 en 11, April en Mei 1900, o.a.: Een zichtbaar geluid, geïll. - J.A. Holtrop, Eenvoud (monoloog). - G. van Hulzen, Uit mijn reisboek: Enkele indrukken van Parijs. - E.W. Hornung, In de ketenen der misdaad: Een vermomming. - J.A. Holtrop, Lachen (monoloog). - J. Winkler Prins, Voorjaar. |
De Tijdspiegel, No. 5, Mei 1900, o.a.: Mimosa, Het Oudhollandsch element onder de kolonisten in Zuid-Afrika. |
Ons Tijdschrift (Afrikaans), afl. 10, Febr., o.a.: Klein Nonnie. - Uit dagen van strijd en heldenmoed. - De twee broeders - Haar eerste avondmaalsviering. - Dokter Santerne. - Het beroep van den predikant naar Y. - Transvaalsch zegelied. |
Volkskunde, Tijdschr. v. Ned. Folklore, 12e jrg., afl. 8 en 9., o.a.: A. Van Werveke, Het huwelijk. - Dr. N.J. Singels, Zorg voor volksgezondheid. - Virginie Loveling, Volkstaal en volksgeloof. - A. De Cock, Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden. - P.d.M., Volksliedjes. Het liedje van den Molenaar. - A. De Cock, Den Ezel op een peere-boom sat. - A. De Cock, Wat de klokken zeggen. - Boekbeoordeelingen. - |
Leuvensche Bijdragen, 3de jrg., 2de en laatste afl., o.a.: L. Goemans, Antonius Sexagius' De Orthographia Lingvae Belgicae, herdr. en met inleiding en aanmerk. voorzien (1e d.). - C. Lecoutere, Beatrijs. |
|
|