Taal en Letteren. Jaargang 10
(1900)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Iets over eigennamen die appellatieven geworden zijn.(Vervolg van bldz. 73).
E. De naam van een persoonGa naar voetnoot1) wordt gegeven aan een kleedingstuk van zijne vinding of dat hij 't eerst of bij voorkeur heeft gedragen. Wij kunnen deze lijst van artikelen beginnen met 't woord aglaja, dat, eigenlijk de naam van een der drie bevallige Gratiën, meermalen gebruikt wordt voor modecourant; de Gracieuse bijv. een der beste bladen op dat gebied in ons land noemt zich ‘geïllustreerde aglaja’. Naast de boven uit 't artikel van prof. De Vries aangehaalde woorden almaviva, pantalon, bismarcks noemen we: 1. De schoenen- en laarzennamen: blüchers, wellingtons menschikoff's, (niet hooge rijlaarzen), molières, charles IX, richelieu's enz. 2. De jassennamen: kaiser wilhelm, prins albert, nansen, suwarow, chesterfield welke overrok zijn naam te danken heeft aan den man, die de hoffelijkheid in persoon was, den Earl of Chesterfield (in Derby), † 1773; cardigan naar den graaf van Cardigan (in Wales) zoo genoemd, havelock, de waterdichte mackintosh,Ga naar voetnoot2) attila, lord Byron, lord Raglan. De rockelor, een soort reismantel zoo geheeten naar den duc de Roquelaure is in Duitschland meer bekend dan bij ons. Of jak, Oudfra. jaque, jaquette naar zekeren Jacques heet is nog niet uitgemaakt, wij noemen 't dus onder voorbehoud. Onder de rubriek ‘jassen’ brengen we ook 't dowe-harnas, de kogelvrije jas die voor eenige jaren door den Duitscher Dowe is uitgevonden. De hanssop 't kleedingstuk uit één stuk gelijk dat nog gedragen | |
[pagina 98]
| |
wordt door den paljas, den ‘Hans Soep’ ‘Jean Potage’ uit onze kermistenten, is het nachtkleed onzer kleinen. 3. Namen van boorden, aan beroemde dragers daarvan ontleend, zijn er in overvloed, we noemen slechts shakespeare, lord Byron. 4. Hoofddeksels: sequah, garibaldi, saksen-weimar uit de Camera obscura bekend, zoo genoemd naar hertog Bernard, die dat soort van muts bij voorkeur droeg. Pickwick is niet alleen de naam van een soort van hoed maar ook van een jas en zelfs van een stok. 5. Dameskleedingstukken die hier genoemd dienen te worden zijn spenser, een soort blouse, oorspronkelijk de naam van een heerenoverrok ontleend aan lord Spencer, die onder koning George III leefde; garibaldi insgelijks een blouse, maar van roode kleur, pompadour, figaro, van speyk, een soort japon, tudor, mary stuart, bertha, alle soorten van kragen, eva, abigail, beide een soort van boezelaar, de laatste zoo geheeten naar Abigail Markham, de kamenier van koningin Anna van Engeland. Onder deze rubriek vermelden we ook de ferronnière van mevrouw Kegge, naar de schoone Ferronnière, gemalin van den Parijzenaar Ferron en favorite van Frans I. De fontange, een kapsel met lintstrikken heet naar de hertogin van Fontanges, eene maitresse van Lodewijk XIV. Sévigné is een borstspeld die den naam aan een verdienstelijke vrouw ontleent. Pamela is een hoedje met den naam van de heldin van een van Richardson's romans (1740). Een gibus is een andere naam voor chapeau claque ontleend aan den fabrikant van deze opvouwbare hoeden. Een zeldzaam woord is bordeloe voor een lint met gesp om een hoed vastgemaakt, dat waarschijnlik heet naar den beroemden kanselredenaar Bourdaloue die ± 1700 in Frankrijk leefde. Als behoorende tot 't toilet noemen wij onder deze categorie: 6. Namen als Henri quatre voor een sikje, Napoleon voor een snor, naar den schoonen knevel van Napoleon III; zoo draagt men naar 't voorbeeld van den vóór eenige jaren zoo noodlottig vermoorden president der Fransche republiek een carnot (baard) en wellicht zal de mode meer dergelijke benamingen kennen. Zoo vermelden we nog 't haverkorntje voor pruik, waarover men het tijdschrift Noord en Zuid XX, 142 nasla. F. De naam - met of zonder adjectiefsuffix - van den leverancier voor zijne waar, van den fabrikant voor zijn fabrikaat, van den uitvinder voor zijne vondst vinden wij in: tontine, nonius, silhouette, zie bl. 59. Zoo spreekt men van een rembrandt, een israëls voor een schilderij van die meesters. Men rookt een uppmann en pruimt cavendisch, men drinkt ruim bij kas zijnde heidsieck (champagne); en al is een bittertje smakelijk voor den eten, het is zonde de | |
[pagina 99]
| |
echte lucas bols door toevoeging van catz of boonekamp te bederven. Grog ontleent den naam aan admiraal Vernon, bijgenaamd ‘grog’ naar de jas van grogram, d.i. grofgrein, grogrein (Fra. grosgrain, Dui. Grobgrün), welke hij bij vuil weder placht te dragen, die in 1745 beval om de oorlammen der matrozen met water te verdunnen. Men zie hierover het Ned. Wdb. V, 912, Andresen, Deutsche Volksetymologie 175. Evenals het schaepmannetje zijn naam ontleent aan den dichterredenaar, leider der katholieke partij in de 2e kamer, zoo zal ook 't vladerakje wel in verband gebracht moeten worden met den bekenden eigennaam Vladerack. Negus heet naar den kolonel van dien naam onder koningin Anna, die een mengsel van wijn, water suiker en citroen tot zijn lievelingsdrank maakte. Pedro Ximenes is 't verspaanschte Peter Simons(wijn), naar P.S. die Rijnsche druiven naar Spanje heeft overgeplant. Het bier pieterman zal waarschijnlijk heeten naar den eersten brouwer en is te vergelijken met een fleschje vollenhove (stout) en 't mom(me), een soort Duitsch bier, genoemd naar den Brunswijker brouwer Mumm, zie Mnl. Wdb. 4, 1881; Woordenschat 756. Hypocras heet natuurlijk naar den grooten Griekschen geneesheer Hippocrates, die in 't Mnl. met den naam Hipocras wordt aangeduid. Zoo heet in 't Dietsch galine een zekere drank naar den beroemden arts Galenus, evenals mithridates, een woord voor tegengif, uit niet minder dan 54 ingrediënten samengesteld, zijn naam ontleende aan den zesden koning van Pontus van dien naam, die behalve op 't oorlogvoeren en de taalstudie zich ook toelegde op 't immuniseeren van zijn lichaam tegen giften. Aqua toffana heet naar de giftmengster Toffana † 1749. Het is een axioma in de gezondheidsleer, dat het kunstmatig gevoede kindje, zelfs al wordt 't soxhlet of liebig, nestlé of frerich toegediend, meer aan allerlei kinderkwalen vooral dyspepsie is blootgesteld dan de natuurlijk, met moedermelk gevoede baby. Waar sprake is van chocolade spreekt men van suchard, droste, menier, al noemt van houten zich ook de beste; de van die stof gemaakte flikjes werden 't eerst gefabriceerd door Caspar Flik (zie bl. 59); de pralines heeten naar den maarschalk Duplessis-Praslin, evenals de Haagsche hopjes naar baron Hop, de breggetjes naar prof. V.d. Breggen. Andere namen die wij hier dienen te noemen zijn: van speykjes, wellingtons, victoria's, st.-niklaasjes. Wordt men te Amersfoort op grove dirk getracteerd, te Schoonhoven wordt men onthaald op fonteinkoek, zoo geheeten naar zekeren bakker van dien naam. Of de ragoût salmagundi den naam ontleent aan gravin Salmagundi, hofdame van Maria de Medicis, mag al schijnt die dame | |
[pagina 100]
| |
blijkens de aan haar toegeschreven uitvinding van de haringsla hare verdiensten in de keukenkunst gehad te hebben betwijfeld worden. Men brengt namelijk 't woord in verband met het Latijnsche salgama condita, waarvan 't eerste woord bij Columella voorkomend, beteekent (in zout) ingelegde vruchten, condita is dus feitelijk een onnoodig toevoegsel. De saus béchamel heeft den naam van den markies Béchamel, terwijl 't grahambrood algemeen bekend is en zijn naam te danken heeft aan den chemicus Graham. De sandwiches hebben tot peter den Earl of Sandwich († 1792), die bij 't kaartspel dergelijke broodjes nuttigde. Het vleeschgerecht charles X en zooveel andere namen van gerechten verloochenen hun oorsprong niet. Minder ter versterking van den inwendigen mensch dan wel tot versiering van den uiterlijken dient het haargroeimiddel theophile, welk woord met andere namen van cosmetica aan hun uitvinder ontleend, vermeerderd zou kunnen worden. In de sportwereld spreekt men van een humber, een rudge, een burgers voor een rijwiel afkomstig uit de fabriek van den eigenaar van dien naam; de naam tandem van een rijwiel voor twee personen is een tweede beteekenis; oorspr. was het de naam van een span van twee vóór elkaar loopende paarden, gelijk dat het eerst zou zijn gereden door een stalmeester met name Tandem. De vioolvirtuoos bespeelt om het spel tot zijn recht te laten komen liefst een stradivarius of een amati of een guarnerius, de kunstenaar van den tweeden rang bespeelt een miggeviool, zoo genoemd naar den Coblenzer koopman Migge, die dit namaaksel fabriceerde, of nog goedkoopere soorten. De hoboïst is gehecht aan zijn bassanello, zoo geheeten naar den Venetiaanschen fabrikant Bassano. De saxophoon heet naar zekeren Sax († 1894). De pianist geeft de voorkeur aan een bechstein (vleugel), terwijl ibach, broadwood - gelijk er een stond in 't atelier van ‘de drie musketiers van het penseel’ in Trilby - namen van fabrikanten zijn uit vele, die de door hen gemaakte instrumenten te kennen geven. Een bekend soort orgel is 't estey; het beste biljart is 't toulet. Al naar 't stelsel spreekt men, waar 't geweren geldt, van een remmington, beaumont, flaubert, snider, nimié, chassepot, mauser, henri, enz.; waar van kanonnen sprake is heeft men 't over een krupp(kanon), een hotchkiss, een maxim, een armstrong, een gruson, een creusot. Met een whitehead wordt een soort torpedo aangeduid. Gaan we tot minder moorddadige zaken over. Batist heet naar den Kamerijkschen fabrikant uit de 13e eeuw, blanket, de wollen lakenstof, naar Thomas Blanket. Lepels en vorken van echt zilver zijn te verkiezen boven die van christofle(zilver); een andere zilverlegeering is 't alfenide naar Hal- | |
[pagina 101]
| |
phen zoo genoemd, of pinchbeck naar Christopher Pinchbeck (18e eeuw), vanwaar 't woord spinsbek, d.i. een horloge van geringe duurte met een kast van genoemd alliage. Naar den fabrikant den grootvader van Darwin, heet het wedgwood aardewerk, terwijl de bestrating met mac-adam, gelijk bekend, de naam van den uitvinder is. Geheel corollair met schakellijm is kitlijm, naar zekeren Kit aldus genoemd. Niet alleen in de namen van stoelen en zetels als ottomane, balzac, enz., maar ook in die van rijtuigen zien we den fabrikant of uitvinder of den eersten bezitter enz. duidelijk spreken: tram, door de spraakmakende gemeente verkort uit Outram, coupé Clarence, prins albert, victoria, brougham, stanhope. De fiacre heet naar 't hôtel van dien naam in Parijs, de hansom het in Londen zoo gebruikelijke rijtuig, heet eigenlijk Hansom's patent safety cab. De pullmanns zijn de bekende comfortabele spoorrijtuigen in Amerika. Ook herinneren we hier aan den phaëton. De spinmachine heet in 't Engelsch jenny; dit is door volksetymologie uit (spinning)-ginny (= sp.-engine) ontstaan, naar Jenny de vrouw van den verbeteraar Arkwright van Hargreaves' spinmachine. Volgens anderen heeft reeds Hargreaves den naam zijner dochter willen vereeuwigen. Een drukmachine voor katoen heet perrotine naar den uitvinder Perrot; de eriometers of wolmeters heeten dollond, daubenton of lerebours al naar hun uitvinders. Een dollond is ook de naam voor een verrekijker van 't systeem, dat uitgevonden is door den bekenden astronoom en opticus John Dollond († 1761). Biarde, de weefmachine heet naar Biard. Een zekere soort van pers heet stanhope; terwijl een daviaan, de veiligheidslamp haar naam naar Davy († 1819) draagt, heet de quinquet ook naar haar uitvinder. De jockey Chiffney is degene, die 't naar hem genoemde gebit heeft uitgevonden; corvinniellio is een woord uit de galvanoplastiek dat aan Corvin Wierbetzky doet denken. Aldine een andere term voor wat wij ‘cursief’ noemen staat natuurlijk in nauw verband tot Aldo Minucio den bekenden uitgever in Italie, waardoor het bovenvermelde Fransche woord italique ook verklaard is. Nu hier de drukkunst ter sprake is, herinneren we tevens aan een elsevier en de guillemets d.z. aanhalingsteekens, zoo geheeten naar den drukker van dien naam. De dukdalf, die als een onwrikbare paal boven water staat is natuurlijk eene herinnering aan den onvermurwbaren, steilen duc d'Alba. Jaquemarts zijn de automatische kereltjes die met hun hamertjes op eene klok de uren slaan en heeten zoo naar hun uitvinder Jacques Marc, zie Woordenschat 509. | |
[pagina 102]
| |
Dr. Guillotin († 1814) heeft gelijk bekend tegen zijn wil zijn naam moeten leenen aan de guillotine, die niet door hem is uitgevonden, gelijk men dikwijls beweert. Eerst heette zij naar zekeren Dr. Louis louisette of petite louison, zie Noord en Zuid XXII, 563. Met de woorden cheavin, barstow, pasteur geeft men verschillende soorten van filters te kennen. In het Nieuws van den Dag van 13 Januari 1898 las men - er is sprake van brandkasten -: Ter overname aangeboden een chatwood, chubb of wilner. In hetzelfde blad, van 21 Januari, stond te lezen: drie gebruikte williams, een vort, een remington; wegens vervanging door nieuwere systemen bieden.... vijf schrijfmachines billijk te koop aan. Een soort monitor - deze naam is gegeneraliseerd voor alle torenschepen, die overeenkomen met de ‘Monitor’ (= waarschuwer) uit den Amerikaanschen burgeroorlog bekend - is popoffkas. Het lijkt ons niet ongepast in verband hiermee 't uiterst gevaarlijke ontploffingsmiddel schnebeliet te noemen dat zijn naam ontleent aan de gebroeders Schnebel. Een koelmachine gelijk die op schepen veel gebruikt wordt is de Hall ('s patent koolzuur refrigator); een waterpijpketel heet naar den uitvinder yarrow. Met een thermokauter paquelin geheeten naar den uitvinder, brandt de arts woekeringen weg; de potain gebruikt hij om de pijn van pleuritislijders te verlichten door 't exsudaat te verwijderen; Potain is de uitvinder van dit zuigapparaat. Den lijder aan emphyseem der longen brengt de Waldenburg verlichting aan. Voorts noemen we woorden als galvanisatie (Galvani † 1798) en faradisatie (Faraday † 1867); welke zenuwlijder heeft niet met een dier methoden om de werking van zenuwen of spieren op te wekken kennis gemaakt? Steriel wordt melk gemaakt - een ieder weet dit - door pasteurisatie, zoo geheeten naar den grooten Franschen bacterioloog Pasteur. Om bij de natuurkundige vakkenGa naar voetnoot1) te blijven noemen wij in verband met de zooeven vermelde galvanisatie: galvanisme, voorts darwinisme (Darwin, de groote bioloog is overleden in 1882), daltonisme (naar den Engelschen scheikundige John Dalton, † 1844). De leeraar in de physica spreekt kortheidshalve van een ruhmkorff voor een inductor of klos van Ruhmkorff, van een holz voor een electriseermachine van Holz, van een ramsden, wimshurst, alle zoo geheeten naar de uitvinders van die werktuigen. Handelt hij over dampen en gassen dan wordt gesproken van een dumas (dicht- | |
[pagina 103]
| |
heidsmeter), van een dalton. Wat charlières en montgolfières zijn komt op zijn tijd ook aan de beurt van behandeling en bij 't licht komt natuurlijk de daguerrotype, zoo genoemd naar den schilder Daguerre († 1851) te pas. Bij de werktuigkunde wordt de luchtdrukrem naar den uitvinder westing house geheeten, natuurlijk besproken. Op de congressen van electriciteitkundigen te Parijs (1881) en Chicago (1893) zijn als namen van eenheden voor beweegkracht en stroomsterkte der electriciteit aangenomen: ampère en volt naar den Franschen natuurkundige Ampère († 1836) en naar Alessandro Volta, den beroemden Italiaanschen physicus († 1827). Het produkt van deze twee eenheden, d.i. de eenheid van electrischen arbeid, noemde men voltampère, welke naam in 1893 veranderd is in watt naar den in de stoomwerktuigkunde vooral bekenden James Watt († 1819). Verder noemen wij de joule, ook een naam voor arbeidseenheid naar den Engelschman van dien naam en de ohm naar Georg Simon Ohm († 1854). Ook de aard(rijks)kundige gebruikt woorden waarvan wij hier enkele in herinnering willen brengen. De dolomieten in Tirol heeten naar den geoloog Dolomien († 1801), gelijk de valsche diamant stras naar den uitvinder Strass, pallas (ijzer), de naam van een meteoorsteen in Siberie gevonden door Peter Simon Pallas in 't jaar 1772, draagt naar dezen den naam. Of ariaan d.i. uitschot van steenen naar de Arianen genoemd is, die als ketters werden uitgesloten, staat niet vast. Scheel, een andere naam voor 't mineraal wolfram is zoo geheeten naar den scheikundige Scheele † 1786. De maastrichtenaar Berand heeft zijn naam geleend aan de uit turf gemaakte vloerstof berandine, nog andere woorden, die door 't acgtervoegsel -ine, van eigennamen zijn gevormd zijn er. Wij noemen in dit verband: nicotine naar Jean Nicot, den Franschen gezant in Portugal, die de tabak in zijn vaderland invoerde. Vgl. boven tontine. Behalve in de natuurkundige vakken zijn ook op andere gebieden van wetenschap de suffixen -isme, -ist zeer gewoon: napoleonisme colbertisme, boeddhisme, carlist, orangist, chauvinisme (naar een dweper Chauvin, die nog niet nader gedetermineerd is) euphuisme, (opgeschroefde stijl, naar den roman Euphues van J. Lilly 1580), taciteïsme (stijleigenaardigheid van Tacitus) marotisme (dichttrant van Marot) cynisme, pantagruelisme (slemperij, naar Pantagruel, den zoon van Gargantua in Rabelais' satire), datisme (overdreven gebruik van synoniemen zoo geheeten naar den Perzischen satraap Datis, die zijn kennis van 't Grieksch luchtte door reeksen van synoniemen in zijn gesprek te pas te brengen - wie denkt niet aan: desalniettemin en evenwel, nochtans -, en bloomerisme, de reform | |
[pagina 104]
| |
dameskleeding van voor 30 jaar, naar de Amerikaansche mevrouw Bloomer zoo geheeten. Ook -age en -ade zijn productieve achtervoegsels: marivaudage (onnatuurlijke, hoogdravende taal gelijk die van Marivaux, † 1763), jeremiade (klaaglied), robinsonnade verhaal in den trant van Defoe's Rob. Crusoe. Even onzeker als 't is dat bombast in verband moet gebracht worden met Paracelsus Bombastus, den vermaarden veelweter en alchimist der 16e eeuw,Ga naar voetnoot1) even twijfelachtig is 't of bombarie iets te maken heeft met Bombario, den naam van den verpersoonlijkten windhandel. (Zie Ned. Wdb. 3, 228.) Paskwil is een afleiding van 't Italiaansche Pasquino, den naam van een oud zwaardvechtersbeeld in Rome waaraan 't volk, om zijn denkbeelden te uiten over de gebeurtenissen van den dag, biljetten hing, welke papieren den naam overnamen. Men vgl. 't verhaal omtrent het Erasmusstandbeeld te Rotterdam. De meening dat calembourg een verbastering is van 't woord kalenberg, dat dan een reminiscens zou zijn aan de Middelhoogduitsche klucht van den Pfarrer von Kalenberg, is aan twijfel onderhevig. Dat museum, mozaïek samenhangen met den naam Muzen is een bekend feit. Menippée, eigenlijk: satire menippée, is de naam eener bijtende satire die haar naam ontleent aan den hekeldichter van dien naam uit Thebae, die in de 3e eeuw voor Chr. leefde. Gelijk vulkaan eigenlijk de naam is van den ouden vuurgod, zoo is molik (vogelverschrikker) een verbastering van den afgod Moloch. Lazery, lazaret, belazerd, de Amsterdamsche uitdrukking iemand op zijn lazarus (ook verbasterd tot laarzenis) geven, hangen natuurlijk alle samen met Lazarus (Lukas XVI). Lloyd is eigenlijk de naam van een caféhouder in de Londensche beurs op 't einde der 17e eeuw, de Lloyd's rooms waren lokalen in de city, waar alle inlichtingen (ook verzekeringen enz.), in betrekking staande tot de zeevaart, te verkrijgen waren. Het jezus-papier, zoo geheeten naar 't watermerk, heet in 't Fransch kortweg jésus. De naam isabel voor de geelwitte kleur heeft zijn oorsprong in een vorstelijk hemd, welks draagster de gelofte gedaan had het niet uit te zullen trekken, voordat de door hare vijanden belegerde stad harer inwoning ontzet was. Twee dergelijke verhalen | |
[pagina 105]
| |
zijn er in omloop. Volgens 't eene zou Isabella van Castilie (de vrouw van Ferdinand van Arragon, den katholieke, † 1490) gedurende negen maanden, die zij in een door de Mooren belegerde stad doorbracht en vele vrouwen met haar, zich niet verschoond hebben. Volgens 't andere verhaal is Isabella, dochter van Philips II, gemalin van Albert van Oostenrijk, de uit onze geschiedenis zoo bekende ‘aartshertogin’ de heldin. Zij zou gedurende de drie jaren, die hare troepen (Spinola) vóor Ostende gelegen hebbben (Juli 1601-Sept. 1604) geen schoon hemd hebben aangetrokken. Om nog even op 't gebied der historie te blijven herinneren wij aan de lollarden, cellebroers, aanhangers van Wickleff, die hun naam zouden ontleenen aan Lolhardus, een ketter, die ± 1322 te Keulen werd verbrand. Dat de simonie, het handelen met en in heilige zaken, den naam draagt naar Simon den Toovenaar (Apost. 8, 9) is eene bekende quaestie. Munten dragen meer dan eens den naam naar een vorst die ze liet slaan: louis(d'or) naar Lodewijk XIII, carlijn naar Karel van Anjou, carolus(gulden) naar Karel den Stoute, albertijn naar Albertus van Oostenrijk (een vijfguldenstuk), friedrich(d'or) naar Friedrich Wilhelm I. Zoo kende men oudtijds den dareikos, verlatijnscht daricus naar Dareios, Darius. Het pietje, zie echter de etymologie op bl. 69, wordt zoo genoemd volgens sommigen naar de beeltenis van St. Pieter, die er op stond; het Duitsche Peter(männchen) pleit wel vóor deze stelling. Betreden we thans het gebied van de spelen en de sport. Napoleon, pharo zijn spelen aan bekende namen ontleend. Pandoer zal wel niet in verband staan met Pandora, maar met de Hongaarsche soldaten ‘pandoers’, die op hunne beurt weer naar eene stad heetten. Als curiosum vermelden wij de grappige etymologie van biljart naar Bill (afkorting van William) Kew, die met een yard gestooten zou hebben, welke naar hem den naam queue zou gekregen hebben. Een kiekje, d.i. een studentenwoord voor photografisch groepje, heet naar den photograaf Kiek (zie dit tijdschrift IV, 270.) Bavclaars zijn houten of ivoren knutselwerk, dat heet naar Corn. Bavelaar, den Leidenaar († 1831) die in 't maken hiervan uitmuntte. De naam maquart-bouquet is duidelijk, duidelijker dan die van rebecca = vaas, karaf met omgebogen hals zeker naar afbeeldingen van Rebecca met hare kruik, waaruit zij volgens 't bekende verhaal (Genesis 24) Eliëzer te drinken gaf. Pierrot is in restricte beteekenis de onnoozele, bleeke hansworst in de pantomime, meer algemeen is 't de naam voor een met hem in kleeding en houding overeenkomend persoon. Men denke aan | |
[pagina 106]
| |
den verwaanden Leidschen zot Pieter Cornelis van der Morsch, stadsbode en dichter, genaamd Piero (± 1600); men zie hierover De Roever, Het leven van onze voorouders III, 268. Vgl. het Fransche pitre = paljas, uit Petrus, Pieter. In het Hgd. is Peterchen evenals Dietrich (= Diederik, Dirk) en Klaus (= Klaas) een woord voor looper, valsche sleutel. In verband met pierrot noemen we een ‘jan klaassen’, dat eveneens een meer algemeene beteekenis gekregen heeft wat ook 't geval is met polichinel Ital. pulcinella uit Paola Ciniello, den snaakschen knaap uit Acerra. Eveneens is hansworst oorspr. de eigennaam Hans Worst. De afkomst van ‘groote sijs’ of ‘cijs’ gelijk Potgieter spelt in de Liedekens van Bontekoe, de zeilwagen van Mouringh vs. 4 is onzeker; wellicht is 't een verkorting van ‘Franciscus.’ Marot, zotskolf, is misschien een verkleinwoord van Marie, gelijk marionnet van Marion; of is marot=maroc d.i. (marokkijnsche) aap, die soms uit de mouw komt? De verklaring van benjamin (eigenl. zoon des geluks) voor ‘jongste zoon’ mogen we als bekend veronderstellen. (Dienst)maarte van ‘Martha’ is nog onbewezen. Jockey is op te vatten als een verkleinwoord van Jack, terwijl in amery, ontstaan uit ‘ave Mary’, de eigennaam der Moeder Gods zit. Vgl. het Fra. ‘un avé.’ De beweegbare toiletspiegel psyche doet ons dadelijk aan Amor's lieveling denken en ook fortuin behoeft geen naderen uitleg. Het woord keizer is oorspr. de eigennaam Caesar (= Ezau, langharige), die den keizers vóór Nero († 68), die stamden uit 't geslacht van Caesar (en Augustus) toekwam, doch die door de latere imperatoren behouden werd als naam hunner waardigheid. Dat een Cicerone een uit 't Italiaansch overgenomen woord voor ‘Gids’ is, doch niets is dan de naam van den beroemden redenaar stippen wij hier kortelijk aan. De naam philippe en philippine voor twee personen van beiderlei kunne, die naar aanleiding eener dubbele amandel elkander eene belofte doen is minder duidelijk dan die van valentines voor verrassingen van geliefden aan elkaar die op Valentijnsdag (14 Febr.), tegenwoordig vooral nog in Engeland, gewisseld worden. De labberlotten (en 't bijv. naamw. labberlottig daarvan afkomstig) zijn ten onrechte in verband gebracht met La Barlotte, scheerbaassoldatenoverste. Het woord hangt samen met 't werkw. labberen = labben, babbelen gelijk reeds De Jager in zijn Woordenboek der Frequentatieven (II, 310/11) opmerkte. Men zie over dit woord Noord en Zuid 21, 51, 190; 22, 111. Dat we in de schertsende uitdrukking van aaltje zingen = drinken | |
[pagina 107]
| |
den eigennaam Alide te zien hebben is tamelijk zeker al is 't niet te ontkennen dat er tevens een zinspeling in is te zien op 't woord aal = bier, in 't Eng. nog zeer bekend. Thans nog een paar woorden uit een oudere periode onzer taal. Het Fransche mercuriale = prijslijst voor granen enz. zoowel als 't Middelnederlandsche mercuriael = koopman, eigenl. zoon van Mercurius, zijn in verband te brengen met den ouden handelsgod. Het Middelnederlandsche woord fytoen = geest die dooden op kan roepen, het Latijnsche phito is een afleiding van zekeren Phitius, die genoemde kunst zou hebben verstaan. Van den Griekschen in de Middeleeuwen nog zeer bekenden naam Hermes Trismegistus van een Egyptische godheid, die de kunst zou hebben verstaan om schatten zoo af te sluiten, dat ze voor anderen ontoegankelijk waren, komt 't woord hermetisch, dat in de alchimisterij een zeer gebruikelijk woord werd en tot heden toe in zwang is gebleven. In de studententaal is vergilius een naam voor een noodzakelijk deel van het slaapkamergarnituur, dat om zijn overeenkomst met den dienstknecht, wien door den voortvarenden Simon Petrus zoo maar éen oor werd afgehouwen (Joh. XVIII vs. 10) ook malchus genoemd wordt. Het scheldwoord smous is niets anders dan 't hebreeuwsch woord (met een voorgevoegde s en weggelaten uitgang) voor Mozes (Moosjè) volgens de uitspraak der niet portugeesche Joden Mousjè. Hanne, hanneke (vgl. hannekemaaier), hannik zijn alle afkortingen van den naam Johannes en in onze vroegere literatuur veel gebruikte woorden. Dat stoffel = hals, sul, een verkorting is van Christoffel merken wij hier voor de volledigheid op. Wat namen uit de plantenwereld betreft is 't vrij wel ondoenlijk alle woorden op te geven, die afgeleid zijn van personennamen; wij volstaan daarom met te herinneren aan: dahlia, fuchsia, dioscorea, camelia, kochia, linnaea, hottonia, begonia, bertholettia, welwitschia, wolffia, hortensia enz. Voorts vermelden we namen als: Jan Willempje, Harmen Harkes, Margrietje, Narcis, Adonis (kooltje vuur) en samenstellingen als mariadistel, aagtappel, fiekruid, juttepeer (Jutte = Judith?) St. Jacobspeer.Ga naar voetnoot1) Bij aronskelk, aronsbaard merken we op dat het als afleiding | |
[pagina 108]
| |
van Aäron beschouwd, op 't gebied der volksetymologie thuis behoort; Lat. arum (vgl. Fra. arum), Gri. ἄρον, het eerste deel des woords dus, geeft de bloem reeds te kennen. Cinchona is de naam door Linnaeus aan den kinaboom, uit welks bast de chinine bereid wordt, gegeven naar dien van gravin Anna del Cinchon, gemalin van den vice-koning van Peru, die omstreeks 1638 aan de koorts lijdende door een inlander, die het voor de Spanjaarden geheim gehouden medicament kende, genezen werd. Ook in de dierenwereld zijn namen te vermelden die oorspr. eigennamen van personen zijn, al ligt de reden van deze nomenclatuur vaak in 't duister. Wij noemen: Jan van Gent, een pelikaansoort, misschien oorspronkelijk niets anders dan een bijnaam dien zeelui aan den vogel gaven, men vgl. ‘den ouwen Donders’ uit Van Nievelts verhaal. Klein-Jantje is een naam van 't winterkoninkje, een andere vogel is de banckroft. De alcyon (= ijsvogel) heet naar de dochters van den gigant Alcyoneus, de Alcyoniden die zich uit wanhoop op 't bericht van den dood haars vaders in zee stortten en door Amphitrite in ijsvogels veranderd werden. Een andere mythe verhaalt van Alcyone de dochter van Aeolus, dat zij het lijk van haar echtgenoot Ceyx ziende aanspoelen zich in zee stortte en in een ijsvogel veranderd werd. Zie Ovidius, Metamorphoses XI. 410 vlg. Daar de vogel die zijn nest heet te maken op de oppervlakte der zee 't vermogen zou bezitten om de baren te effenen, is 't zinnebeeld van Willem den Zwijger, een halcyonnest, bij de spreuk ‘rustig te midden der woeste baren’ (vgl. Van Haren, De Geuzen op 't einde van den 7den zang) van schoone en diepe beteekenis. De hondensport geeft ons meer dan een voorbeeld van hondenrasnamen aan menschen ontleend; wij noemen bijv. King Charles, King Richard enz. Ons woord mats = teef en 't Hgd. metze = meisje van licht allooi, zijn beide afkortingen, hypocoristica van Mathilde. | |
Bijlage I.Het is op de voorgaande bladzijden ons streven geweest in de eerste plaats ons te bepalen tot den Nederlandschen woordenschat. Meer dan eens echter hebben wij ook vreemde woorden vermeld of behandeld hetzij omdat zij door hun overeenkomstige beteekenis-ontwikkeling een gewenschte illustratie zijn, hetzij omdat zij als internationaal bezit op eene vermelding recht hebben. Wij laten | |
[pagina 109]
| |
hieronder nog eenige speciaal Fransche en Engelsche woorden volgen. Zoo zou 't Waalsche houille, een woord voor steenkool. naar een Luikschen smid Hullioz heeten, die genoemde delfstof in de twaalfde eeuw ontdekte. Flandrin = magere slungel is niets anders dan: bewoner van Vlaanderen, espiègle en espièglerie zijn afkomstig van den naam Uilenspiegel, dédale = doolhof, warboel doet ons dadelijk aan den handigen Daedalus der oudheid denken, mansarde ontleent haar naam aan den architect Mansard, een boule is een meubel oorspr. uit de fabriek van Boule, den beroemden ebbenhoutbewerker † 1732. Calepin notitieboekje, heet naar den Italiaanschen geleerde van dien naam, die in de 16e eeuw een zestalig woordenboek schreef, dat een algemeen handboek werd. Brocard in de beteekenis van pikante zet heet naar Brocardus (Burchard), bisschop van Worms en schrijver van de Règles ecclésiastiques, die in den vorm van spreekwoorden en pittige phrasen zijn opgesteld. Naar Binet, den pruikenmaker van Lodewijk XIV is binette een woord voor ‘gek gezicht’ geworden en barême, boek met uitgerekende getalbewerkingen heet naar den maker François Barrême (1670). Dame-jeanne, (in 't Eng. als demi-John overgenomen) voor een korfflesch is een verbastering van den naam der Perzische stad Damaghan, waar veel flesschen gemaakt worden. Etrennes, nieuwjaarspresent evenals het Lat. strena een nieuwjaarsgeschenk (vijgen, dadels, honig enz.) als goed voorteeken voor 't begonnen jaar, wordt in verband gebracht met de godin Strenia, Strenua. Pan's herdersfluit, ook de naam van zeker soort spuiten, syrinx, heet gelijk de mythologie ons leert naar Syrinx, de dochter van den riviergod Ladon. Araignée, het Lat. aranea, is 't Grieksche woord arachnê, dat ook de naam van 't vermetele colophonische meisje is, dat met Athena in 't spinnen wilde wedijveren. Geheel analoog met bovengenoemde namen van kleedingstukken ontleend aan zij 't dan ook alleen in de verbeelding bestaan hebbende personen kent 't Engelsch knickerbocker = wijde broek, naar Diedrich Knickerbocker uit Washington Irving's History of New-York. Zoo is Dolly Varden ons bekend als meisje van Barnaby Rudge maar tevens de naam van een gebloemd vrouwenkleed. Thans nog een paar woorden die weer eene afzonderlijke categorie vormen. Dunce = stommerik, is een weinig vereerende herinnering aan John Duns Scotus, die omdat hij 't waagde op te komen tegen | |
[pagina 110]
| |
Thomas v. Aquino in de oogen der geloovigen een domoor was († 1308). Euclid is in 't Engelsch een naam voor meetkunde naar den grooten Alexandrijnschen mathematicus ± 300 v. Chr.; evenzoo is donet, donat leerboek, spraakkunst (in 't algemeen) naar Donatus, den romeinschen taalgeleerde (± 350 n. Chr.) die een eeuwen lang gezaghebbende spraakkunst voor 't Latijn geschreven heeft. | |
Bijlage II.Thans wenschen wij nog de aandacht te vestigen op werkwoorden wier stam een eigennaam is. Dat dergelijke verba in onze taal zeldzaam zijn, veel schaarscher dan in 't Fransch of Hoogduitsch en Engelsch ligt in den aard onzer taal, waar een dergelijke vorming van werkwoorden mee in strijd is. Naar de gebroeders Fleur, die in de 18e eeuw te Leiden befaamd waren om hun mooi schaatsenrijden noemt men het schoone rijden op schaatsen wel fleuren. Het kaartspel jassen heet zoo naar troefboer, die jas heet, dat misschien een afkorting is van Jasper. In de 17e eeuw was gegodfreid worden een term voor ‘doodgeschoten worden’ naar zekeren Godfrey, die uit nieuwsgierigheid de veldslagen onder Willem III bijwoonde, maar zijn ook door den stadhouder sterk afgekeurde liefhebberij met den dood door een kanonskogel moest boeten. Jonassen is een spel, ook ‘sollen’ genoemd waarbij een rij jongens aan een daar tegenover staande rij de handen reikt en op die manier als 't ware den buik van een walvisch vormt waar de ‘Jonas’ gelegd wordt en door vereende krachten omhoog en vooruitgeworpen wordt. Ook neemt men een zeil of laken, waarvan de punten worden vastgehouden door een aantal personen, die door met geweld te trekken den ‘Jonas’ in de hoogte doen vliegen. Langendijk in zijn Don Quichot laat 't spel op 't tooneel vertoonen. Wij merken op dat de Romeinen de hier bedoelde vermakelijkheid ook reeds kenden en dat zij het sagatio noemden naar sagum = soldatenmantel; vgl. hiermee de Fransche benaming berner naar berne = mantel of deken. Turken hangt natuurlijk samen met de hebbelijkheid der Turken om hun medemenschen niet altijd even humaan te behandelen. Belazerd is reeds boven besproken. Judassen is plagen. Bekaaid is een onzeker woord; de etymologie die 't in verband brengt met den zotten ridder Keye, den ridder van de droevige figuur uit de Arthursage is lang niet boven twijfel verheven en | |
[pagina 111]
| |
door meer dan eene andere vervangen. Zie Ned. Wdb. 2, 1559. Een der vele uitdrukkingen in onze taal voor ‘in stilte de school verzuimen’ is schar- of schielookeren, in Rotterdam in zwang, die misschien oorspr. beteekent naar Schar-, Schieloo gaan d.i. een buurt bij Rotterdam. Zie De Jager, Woordenboek der Frequentatieven II, 479. Boven merkten wij op, dat 't Fransch 't vormen van werkwoorden van eigennamen gemakkelijker toelaat dan onze taal, vandaar de betrekkelijk vele in 't Nederlandsch voorkomende werkwoorden van die formatie op den bastaarduitgang -eeren of -iseeren: adoniseeren = mooi maken naar Adonis, den beeldschoonen jongeling, die zelfs Aphrodite bekoorde. Actaeoniseeren, tot hoorndrager maken, naar Actaeon, die in een hert veranderd werd, omdat hij Artemis in 't bad had gezien, catoniseeren, zedenmeester spelen, naar Cato den Ouden, den gestrengen oud censor. Abelardiseeren naar Abelard, die zijne liefde voor Heloïse op zoo onmenschelijke wijze moest boeten. († 1142). Guillotineeren, zie bl. 102, guillocheeren d.i. zeker soort van graveerkust naar Guillot, pasteuriseeren d.i. vrijmaken van bacteriën volgens de methode van Pasteur, faradiseeren, galvaniseeren behandelen met een electrischen stroom volgens de methode van Faraday of van Galvani, kyaniseeren, 't drenken van hout met sublimaat om 't voor bederf te vrijwaren gelijk dat door Kyan is uitgevonden, payniseeren dezelfde bewerking maar dan met ijzervitriool en chloorcalcium gelijk Payne dat aanbevolen heeft, macadamiseeren, bestraten met mac-adam (zie bl. 101) enz. Ballhorniseeren d.i. slecht en foutief nadrukken naar den Lübecker drukker Ballhorn † 1599 is een meer speciaal Hoogduitsch woord. Speciaal Fransche woorden zijn in elke dictionnaire te vinden: marivauder (zie marivaudage bl. 104), pateliner naar l'avocat Patelin. In 't Engelsch beteekent to hector snoeven, naar den helmschuddenden, brallenden Hector, gelijk de Ilias hem ons teekent. To japan is verlakken (gelijk 't bekende Japansche lakwerk)Ga naar voetnoot1) Boycotten is een aan 't Engelsch ontleend werkwoord van een eigennaam afgeleid, dat ten onzent niet vreemd is. Het beteekent: ‘uitsluiten van 't verkeer met zijn medemenschen’ gelijk dat 't eerst (1880) gebeurd is met den Ierschen kapitein Boycott. | |
[pagina 112]
| |
Onzen jongen lezers van Aimard is lynchen niet onbekend d.i. de lynchwet toepassen op iemand; welke wet zoo heet naar den Amerikaan Lynch die het ‘oog om oog, tand om tand’ (Exodus 21, 24; Matth. 5, 38) in praktijk bracht. Warffum. G.A. Nauta. |
|