Taal en Letteren. Jaargang 9
(1899)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTaalvorming.Een voorbeeld waaruit veel te leeren valt, is het woord koei dat - vooral hier in de Kolonie, maar ook door de boeren in Holland - gebruikt wordt in plaats van koe. In het Idioticon van Prof. Mansvelt stelt de schrijver de vraag: waaraan is het toe te schrijven dat, terwijl de Kapenaar aan ons Hollandsch hoen en ei een lettergreep toevoegt, hij het varken tot vark verkort? Indien wij er in slagen te begrijpen hoe onze koe aan zijn extra staart gekomen is, zullen we ook 't antwoord op bovengenoemde vraag kunnen geven. We hebben hier te doen met een belangrijken factor in de taal-ontwikkeling: met de analogie. De schoolgrammatica leert ons steeds dat: ‘het meervoud’ op de eene of andere wijze, meestal door toevoeging van een of meer letters, gevormd wordt | |
[pagina 526]
| |
van het ‘enkelvoud’. Dit mag voor de praktijk, voor ons gebruik, een gemakkelijke en doeltreffende wijze van voorstelling wezen, maar .... vergeef mij, geachte onderwijzers of onderwijzeressen, als ik het zeg....het is niet waar! Een kind gebruikt enkelvouds- en meervoudsvormen lang vóór het iets weet van ‘enkelvoud’, of ‘meervoud’; lang vóór onze dwaasheid hem eenige oogenblikken van zijn jolig leven door lessen in de grammatica heeft verbitterd, door hem te dwingen zaken uit het hoofd te leeren vóór hij ze kan begrijpen, terwijl toch alleen het ‘begrijpen’ eenig nut heeft voor dat slachtoffer van die mode, en uit 't hoofd napraten volmaakt en absoluut nutteloos is. Doch dit daar gelaten: een kind leert door het gebruik een groot aantal paren van woorden zoo als boek - boeken, stok - - stokken, pen - pennen, paard - paarden, hond - honden, enz. enz., en het krijgt dus, geheel onbewust, de gewoonte om met zulke vormen die op en eindigen de idée van ‘méér dan één’ te verbinden. Het gevolg hiervan is tweevoudig: In de eerste plaats, als het kind toevallig eerst den naam van 't een of ander voorwerp in het enkelvoud van anderen hoort of uit een boek leert, ja dan zal dat kind, wanneer het over meer dan één van die zaken spreken wil, het meervoud vormen van het enkelvoud, doch (laat ons dit niet vergeten) zonder zich daarvan bewust te zijn. Maar .... als het kind (en ook de volwassen spreker, al doet zich dit geval bij hem minder veelvuldig voor) het eerst den naam hoort of leert kennen voor een groep, een verzameling van dingen, en die naam uitgaat op en, dan, als het over één van die voorwerpen spreken wil, laat het de en weg en - vormt het enkelvoud van het meervoud. Hiervan neemt de schoolgrammatica geen notitie, en .... zeer weinige ‘schrijvers’ (afschrijvers) van die boekjes hebben het ooit bedacht. Doch ten tweede: de spreker, het kind en de niet geletterde volwassene, komt langzamerhand zóó ver dat voor hem - altijd zonder dat hij zich daarvan helder bewust is - de uitgang en altijd den indruk medebrengt van een meervoud uit te drukken. Hij laat dien uitgang dus - zoodra hij 't enkelvoud noodig heeft - ook dáár weg, waar dit eigenlijk niet een meervouds-uitgang is. Of dus nu, - om op ons eerste ‘gevolg’ terug te keeren, het enkelvoud van het meervoud of het meervoud van het enkelvoud gevormd worden zal, hangt dus eenig en alleen af van de vraag: welke van die vormen hoort de spreker het eerst of het meest. Wordt het meervoud meer gebruikt dan 't enkelvoud, dan is natuurlijk de kans zeer groot, dat het meervoud ook door de meeste ‘leerenden’ het eerst gehoord wordt, en dat dus het enkelvoud daarvan wordt afgeleid. In de meeste gevallen maakt het geen verschil en kan niemand zeggen welke der twee wegen hij bewandeld heeft. Maar soms leidt het tot een nieuwen vorm. Het meervoud van koe is koeien. De boeren, en in 't algemeen een landbouwende bevolking als de onze, spreekt dus veel over de koeien, en laat de en weg om te spreken over één koei. Zoo is - ook in 't zoogenaamde hoog-Hollandsch - het meervoud van vloô, dat vlooien luidt, de oorsprong van | |
[pagina 527]
| |
den nu in de spreektaal alleen gebruikelijken enkelvoudsvorm vlooi. En zoo is, in 't Kaapsch, het meervoud hoenderen (of hoenders) en eieren (of eiers) tot het enkelvoud hoender en eier geworden. Maar - en nu komen we weer tot ons tweede ‘gevolg’, - de en werd als meervoudige uitgang beschouwd, óók waar die lettergreep tot het woord in het enkelvoud behoorde, dus ‘één varken?’ neen, dat niet! één vark! Wat hier gebeurd is, is ook vroeger geschied. De vogel, die nu bij ons raaf heet, werd vroeger raven genoemd. Herinner u slechts het Engelsche raven. Bij ons is de en er afgevallen.Ga naar voetnoot1) Wij weten nu door welk misverstand. In 't Engelsch is de en gebleven. Waarom? Omdat dáár de n slechts zelden als meervouds-uitgang voorkomt. Dáár is de s de regelmatige sluitletter van den meervoudsvorm, en dus wordt die zeer dikwijls weggelaten ook waar die eigenlijk tot 't enkelvoud behoort. Toch kende 't Engelsch de en meervouden ook (nog bestaan ox - oxen, fox - foxen) De peasen werd eerst peas, doch ook dit leek te veel op een meervoud, en een Engelschman spreekt nu nog alleen van een pea. Zoo is het Fransche chaise, dat wij nog bezitten in 't woord sjees, (een rijtuig op twee wielen) in 't Engelsch tot een shay verkort. en de ‘Chinese’ of ‘Portuguese’ wordt in de spreektaal zeer dikwijls een Chinee of een Portuguee. Het Fransche cerise werd eerst in 't Engelsch: cherries, doch toen men dit als meervoud begon te beschouwen, werd het enkelvoud, zooals 't nu luidt: cherry. Denkt echter niet dat 't Hollandsche raaf het eenige voorbeeld in onze taal is. Wij spreken nu van een wolk, doch hij die zich 't Engelsche welkin herinnert, zal mij wel willen gelooven als ik hem zeg, dat ook bij ons dat woord zelfs in 't enkelvoud eens wolken heeft geluid. Wij kennen nu twee woorden met dezelfde beteekenis: een baak, en een baken. Het Engelsch beacon wijst er op dat baken bij ons de oudste vorm is, en wij weten nu hoe baak daaruit is ontstaan. Uit W.S. Logeman (Professor in Stellenbosch, Kaapkolonie), Allerlei. - Dusseau & Co., Amsterdam-Kaapstad. |
|