Proza-Lyriek.
Lyriek is, dat de woorden, door geen zinslengte, geen rijm gebonden, hebben de qualiteiten van het lyrische gedicht - men gevoelt het aan de siddering, die als electrische draden van verwantschap zich er door heen bewegen; het is het intuïtief vermoeden van de schoonheid, de meest directe, de meest zuivere bewust-wording der aesthetiek. Zinnen als deze zijn geen doode zwenkingen van onze gedachten; in onze taal, in onze mond en terug bewegend tot onze ziel, zwieren ze door hun onafhankelijk, naar eigen wijzen willend leven.
Men weet het aan de arseering, die in elk, onvermijdelijk bijna voorkomt; elk zwoegt, of stijgt, met den voortgang der woorden eene hoogte op, om, daarna weder te dalen.
Dit is een der groote machten des prozaïsten, dat hoogte-punt, waar het evenwicht van den zin als in gelegen is, naar willekeur te kunnen verplaatsen; het is als het ranke overwegen van een in bloei verzwaarden bloem; het is als het opwegen van elks woordjens wicht in één enkel later woord, dat uitbarst met eene knal, en in de stilte die dan volgen gaat, de geurige kleur zijner gouden schittering stil vervloeien laat.
Men kent het aan de meer gevoelige rangschikkingen des woords. Er zijn woorden, die elkander niet naast zich dulden; en de onderlinge strijd van deze te vermijden, uit woord na woord zinnen saam te bouwen, zoodanig dat elk 't andere schraagt tot eene kracht van schoonheid, is van den prozaïst het talent.
Ed. Verburgh.
De Arbeid, 2e jrg., afl., 1 '99.