Taal en Letteren. Jaargang 9
(1899)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOude voysen.Er zijn ook Nederlandsche liedjes, die men tot nog toe niet heeft kunnen opsporen. Wellicht dat Hooft sommige liedjes gekend heeft, die op losse vellen gedrukt, thans verloren zijn gegaan; alleen het toeval kan misschien enkele voor den dag doen komen, zooals onlangs geschied is met het ‘liedeken van de negen soldaten’, dat met nog drie anderen den inhoud uitmaakte van een vliegend blad, hetwelk als omslag gevonden werd om eenige concepten van brieven van den secretaris der stad Groningen van ± 1578-1580.Ga naar voetnoot1) Ook wordt het zoeken naar dergelijke liedjes bemoeilijkt, doordat volstrekt niet altijd de aanvangsregel wordt opgegeven, maar meermalen een regel of een gedeelte ervan uit een der volgende coupletten. Zoo wordt de wijze van ‘Het daeghet in den Oosten’ ook aangegeven door ‘Och legdij hier verslagen’ en is de regel ‘De Traentjes die se weende’ ontleend aan de zevende strophe van een liedje dat begint: ‘Och Elsje, seide hi Elsje’. In Stalpaert's Gvlde-Jaers Feest-Dagen, bl. 544 wordt als wijze opgegeven ‘Graef Adolf is ghebleven’ uit het Wilhelmus; en in de Amsteldamsche Minne-zuchjens, anno 1643, bl. 35: ‘Adieu verheven troon’, die herinneren aan de laatste woorden van Granida vs. 1569.Ga naar voetnoot2) Hierdoor wordt het zoeken naar de melodie zeer moeilijk. Dr. F.A. Stoett, Gedichten van P.C. Hooft, Inleiding. |
|