Taal en Letteren. Jaargang 9
(1899)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
Boekaankondiging.Gallicismen in het Zuidnederlandsch.Proeve van Taalzuivering door Willem de Vreese. Door de Koninklijke Vlaamsche Academie met goud bekroond. - Gent, A. Siffer (1899). f 6. -. Een boek van 662 bladzijën; - behalve de Inleiding. Of er ook gezondigd wordt in...... Zuid-Nederland. En noch is 't werk niet ééns kompleet! Zo goed als geen aandacht is geschonken ‘aan de gallicismen, die in officieele bescheiden en nieuwsbladen voorkomen’.Ga naar voetnoot1) We wisten wel al sedert lang dat vele Zuiderbroeders eigenaardig nederlands schreven, dat zo afweek van wat ons gewoon was; maar we hielden 't voor zuid-nederlands volks-dialect; en nu blijkt het te wezen: vervlaamst frans! En ze doen 't royaal! ‘Niets zou dan ook gemakkelijker geweest zijn, dan juist aan deze rubriek der eerste afdeeling met behulp van dergelijke bronnen zeer grooten omvang te geven. Het spijt me nu wel eenigszins, woorden als nijverheidsridder (fr. chevalier d'industrie, d.i. een oplichter), voorhandneming (door de puristen gesmeed ter wering van initiatief), jaardoodingen en aflijning (beide in officieele stukken en vandaar in de nieuwsbladen naar fr. annuités, d.i. jaarlijksche aflossingen en fr. alignement, d.i. rooilijn) niet te hebben opgenomen.’ Dit vindt men dus niet in 't boek van De Vreese. De meeste citaten zijn dan ook van andere aard. - D.V. nam ze uit ook hier bekende schrijvers: Van Beers, Tony, Cyriel Buysse, Conscience, De Cort, Van Droogenbroeck, Paul Fredericq, De Geyter, A. Gittée, Em. Hiel, Ledeganck, de gezusters Loveling, De Mont, Max Rooses, Snieders, Vercoullie, enz. - Ik geef toe dat veel Vlaamse schrijvers zulk eigenaardig - niet-Vlaams - nederlands schrijven omdat ze nòch kennen onze algemene taal, noch hun volkstaal: maar dit had wel iets scherper kunnen aangegeven. De Vreese is toch iemand, ‘die blijkbaar de grondbeginselen der nieuwere taalwetenschap huldig(t)’.Ga naar voetnoot2) Hij wil dan ook niemand dwingen: ‘dit werk (heeft) niet de pretensie een wetboek te zijn..... het staat iedereen vrij die (wenken) in den wind te slaan.’ | |
[pagina 374]
| |
Toch maakt hij noch te weinig verschil tussen onderwijs en eigen kunstuiting. - Natuurlik dat op de scholen geleerd moet worden wat algeméén gesproken en verstaan wordt. Maar waarom zou die dit kent niet vrij zijn te spreken en te schrijven zoals hij 't goed acht? Waarom zou een Vlamingant geen Vlaams schrijven - volkstaal wel te verstaan, geen vervlaamst frans ..... - als Beets zijn ‘glunder’ en Israëls zijn ‘honnig’Ga naar voetnoot1). Waarom zou zelfs niet geheel zijn stijl 't kenmerk dragen van zijn omgeving? Laat het wezen ten koste van de algemene lektuur in 't Noorden? Te eerder sleept hij zijn landgenoten mee; te eerder oefent hij weldadige invloed op de lagere mensen-klassen; geeft hij die van zijn beschaving mee. Ik herhaal wat ik vroeger schreef, ‘ik zou niet graag iemant, die zulke woorden in zijn spreektaal gebruikte, of in zijn kunsttaal nodig had om uit te drukken wat ín hem was, aanbevelen of 't zelfs voor hem wenselik vinden, ze te vermijden of te vervangen. Integendeel zelfs, evenmin als de eigen gewestelike woorden in Belgieë voor zover ze in levend gebruik zijn, en geen archaeïsmen, - moeten ze afgekeurd als onnederlands. - Niemant kan in een andermans dialekt zo juist zich uitdrukken als in zijn eigen!’Ga naar voetnoot2) Maar natuurlik, waar 't volk onderwijs krijgt, daar dient, zich aansluitend onmiddelik bij 't Volksdialect, de Algemene taal onderwezen. 't Heeft me verwonderd van prof. de Vreese te lezen dat men in de zuidelike gewesten een duideliker(!) besef van de geslachten heeft dan in de noordelike.Ga naar voetnoot3) Hij bedoelt: in Noord-Nederland hebben de woorden een ander geslacht dan de Vries en te Winkel wel hebben willen goedvinden in hun lijstje te zetten. Maar - ook in 't Zuiden is 't niet anders. Hij bekent zelf: ‘in Zuid-Nederland wordt nog in vele gevallen hetzelfde gebruikt als in voorgaande eeuwen; maar in vele andere is dit toch ook weer niet zoo, - het geslacht van vele woorden verschilt van streek tot streek, ja van stad tot stad uit een zelfde streek.’ Zo is 't dus nauwkeuriger gezegd: het woordgeslacht in Noord- en Zuid-Nederland heeft niets te maken met de vaststellingen van de Vries en te Winkel.Ga naar voetnoot4) - - - En nu mijn aantekeningen: De Vreese keurt vaak af wat individuele uiting is van de schrijvers. Waarom mag in verzen, de dichter niet zingen van ‘prooien, smarten, voortreffelijkheden,’ al komt dit meervoud niet voor in de gewone algemene taal? Soms ook wordt het afkeuren veroorzaakt door minder juiste kennis van ons Noordnederlands taalgebruik. | |
[pagina 375]
| |
Zo zijn de citaten met gedekt zuiver noordnederlands: men zegt van: een huis, een schuur, een hok; - een tafel dekken, niet bedekken. Zo 'doet men vragen' aan iemand; ook stelt men vragen. Ook ‘dreigt’ is goed in 't citaat uit Max Roses. ‘Zich in 't geheugen prenten’ komt met ‘makkelik’ b.v. voor; en is goed. Zo ook: ‘zich vormen’; en ‘zich verwezenliken’; en ‘zijn vuisten balden zich’; en ‘mag zich gelukwensen’, ‘zich voelen herleven’. Men gebruikt wèl getrouw als attributief in ‘een getrouw beeld van iets.’ ‘De tijd aan zich (aan zijn eigen) hebben’, is goed nederlands. - ‘Het taalgevoel moet ten slotte beslissen,’ zegt d.V., ‘of men doen of laten in 't nederlands gebruikt.’ Zeker. Een regel is er niet. Alleen waar men beide gebruikt, daar is doen: zelf-aktief optredend, laten: 't meer door anderen doende. ‘Een wandeling maken’ is goed noordnederlands. ‘Hij maakt veel leerlingen’, is niet hetzelfde als ‘hij vormt veel leerlingen’: beide is zuiver nederlands; zo ook: een páár vormen, niet ‘maken’. Evenzo als: ‘in 't net (over)schrijven’ en ‘offeren’ in het citaat uit Geiregat. En ook: ‘Er wordt verondersteld dat hij dood is’. Naast ‘ontgaan’ staat het sterkere ‘ontsnappen’. Ook is ‘ontzeggen’ juíst naast ‘verbieden’; een plan ‘opvatten’ naast ‘maken’. Men (vraagt) ook in Noord-Nederland ‘de aandacht.’ Men ‘verslaat hier een leger, een generaal, de vijand’; maar ook ‘slaat het leger’. ‘Iemand op de hoogte stellen van iets’ is evengoed Nederlands als ‘brengen’. - Een vraag ‘stellen’ gebruikt men niet altijd presies in dezelfde zinnen als een vraag ‘richten’. - Naast ‘genieën’ zijn in Holland ook tal van ‘talenten’! ‘Tietel’ is in rechtstaal zeer gebruikelik. En ‘buiten iemands bereik vallen’ niet presies 'tzelfde als ‘liggen’; evenmin als: zich in gissingen verdiepen = zich in gissingen verliezen - al zegt men beide al weinig in 't Beschaafd. Ook ‘vooravend’ is in N.-N. gebruikelik. ‘Werkende’ leden zijn noch wat anders als gewone leden, altans hier in 't noorden: zie het Reglement van 't Fries Genootschap 1827. De comparatie wordt in Noord-Nederland, vooral bij minder alledaagse woorden zeer veel gevormd door meer en meest.Ga naar voetnoot1) ‘Een waarschuwing aan iemand’ is evengoed Nederlands als voor. Evenzo ‘De slag van Waterlo’ als bij Waterlo. Zo ook: geen kans van lukken (l. slagen). Van (of onder) komt heel veel voor; geen wonder: ‘van’ vervangt vele vroegere genitivi partitivi. - ‘Ik zal kort zijn’ wordt afgekeurd, ofschoon ieder 't hier gebruikt, op zijn tijd. Maar wie zal in Noord-Nederland zeggen: ‘hij vloog mij aan den hals,’ of wel: ‘hij vloog aan mijn hals.’?Ga naar voetnoot2) Hij noemt zich Herman, is bij ons iets anders al hij heet (d.i. hij heet werkelik zo). Die = zulke, is zeer goed zelfs. ‘Alle ogen zagen, keken naar hem’ is toch ook goed Nederlands. ‘Draaingen in 't hoofd’ kennen we hier niet, wel ‘duizelingen.’ Men zegt algemeen in Noord Nederland: vleezen (= vleessoorten). Ook is er niets tegen ‘een oproep te doen aan | |
[pagina 376]
| |
velen: ‘tot’ zegt hier niemand. ‘Gepaard aan’ leest men in tal van schrijftaalstukken; en is niet hetzelfde als ‘gepaard gaan met.’ - ‘'k Zal 't zeggen aan je moeder’ is een algemeen bekend versje; ‘zeggen tegen (tot)’ is ietwat anders.Ga naar voetnoot1) ‘Verschijnen aan’ is heel goed. Zo ook: ‘hij is van de partij’, (wat heel iets anders is als: hij hoort tot de partij). Met ‘we hebben met elkander geen uitstaans meer’, is zeker bedoeld: ‘met elkaar niets uit te staan.’ Klas zeggen tal van noordnederlanders, ook al kennen ze geen woord frans: D.V. heeft evenwel gelijk, ‘in Holland worden er heel wat, zelfs heel veel Fransche boeken gelezen, maar alleen onder de meer beschaafde, meer ontwikkelde standen, terwijl alleen in de Haagsche hofkringen ook wel Fransch gesproken wordt. Doch deze toestanden, verschillen hemelsbreed met die in ons gezegend landje: de hoogere standen lezen en spreken hier niet alleen Fransch, maar zij kennen niets anders, en willen niets anders kennen. De volkstaal verfoeien zij; in Holland daarentegen houdt men ze in eer. Daarbij komt nog, dat ook onze burger en werkman geen hooger ideaal kennen, dan de taal van chez nous te verstaan en te spreken, terwijl de Hollandsche burger en werkman het Fransch slechts kennen van hooren zeggen. Met andere woorden: het Fransch komt in Holland als gesproken taal zoo weinig voor, dat het voor het volk in zijn geheel niet meetelt; het blijft daar eene vreemde taal; -’Ga naar voetnoot2) alleen, vergeet hij hierbij niet de invloed van de refugié's en de overheersing van 1795 tot 1813, waardoor heel veel franse termen ingang hebben gevonden? Enkele uitdrukkingen zijn minder als gallicismen af te keuren, dan wel om andere redenen: zo kan men geen ‘bundel’ 'ondertekenen', maar toch wel een artiekel, een brief, enz. Men zegt niet: ‘ging in werking treden,’ maar heel gewoon is in de schrijftaal ‘trad in werking’. Soms schuilt de fout niet waar D.V. hem zoeken wil: winsten is goed, maar in 't tweede citaat moest, als 't algemeen nederlands zal wezen, ‘verdiensten’ staan. Als die Vlamingen aan 't woord-maken gaan, dan hou je je hart vast. De Vreese wijst er ook op! Bij het vreemsoortig hollands als ‘veldelik’ (rustique), en ‘brandverwittiger’ (avertisseur d' incendie, brandschel)Ga naar voetnoot3) kan men tal van voorbeelden vinden in het Bastaardwoordenboek door Jan Broeckaert,Ga naar voetnoot4) dat ook door dezelfde Vlaamse Akademie liefst met goud bekroond werd! Het is intussen - schrijf ik met een kleine wijziging prof. d.V. na - 't is een ‘hachelik iets levende schrijvers te criticeren.’Ga naar voetnoot5) Toch deed ik het ‘sine ira et studio’, ‘omdat ik hoop’ - iets bij te brengen tot recht verstaan van onze moedertaal, ook door Zuid-Nederlanders. B.H. |
|