Klassiek en modern.
Onder al de wijsheid die Aristoteles, van wien Polonius in rechte lijn afstamde, heeft uitgeblaat, behoort onder andere dat de voornaamste schoonheid der tragedie in de peripetie moet bestaan en dat de overgangen van gelukzaligheid tot het tegenovergestelde of vice versa onder de weinige menschwaardige schouwspelen behooren, die in staat zijn door middel van vrees en medelijden de geestelijke zuivering te volbrengen, die doel der kunst moet zijn.
Wij worden wat kettersch op het punt van een katharsis en beschouwen het nu juist als geen al te ver liggende theorie, wanneer men ons komt meedeelen dat het schoon der tragedie juist bestaat in de onmogelijkheid van welke peripetie ook. Ja zelfs - zoo rekbaar is het woord of aldus veranderd onze kijk op de zaken - zijn de beste voorbeelden voor de zienswijze van den Stagyriet tevens de onze en wij vinden waar de stoffige oude heer, dien Alexander niet ten onrechte met propjes tegen den neus als zetel der wijsheid mikte, het heerlijkste specimen van een omslag vond, nu in onzen tijd misschien het zuiverste bewijs van vlak het tegenovergestelde.
Ligt niet juist in het onveranderlijke van de droefenis het meest dramatisch aangrijpende? Geenszins een slachtoffer van het aanvankelijk overschrijden der geluksgrens zien wij in Oedipus den koning, niet een in wien de evenredigheid van het goed en kwaad dat den mensch kan overkomen verbroken is, maar de onmacht tot geluk zelve, het altijd weer wijken van den horizon. Zoo wij hier een standvastigheid erkennen is het niet die der regelende nemesis, maar alleen die van het onbereikbare, en duurzaam blijft door alles heen slechts de vergankelijkheid van het goede.
Geen overgang maakt den held die het raadsel van de sfinx beter dan zijn eigen leven verstaat, van een gelukkig sterveling tot een verworpene. Geen overgang ook brengt diens dochter die, tusschen twee kwade plichten het ergste vermijdend, haar einde vindt, van een zonnig bestaan in een donker. Maar de onoplosbaarheid waaraan niemand onzer ontkomt, het onvermogen zelf zijn weg te vinden in den doolhof waar ieder pad dood loopt, is van af hun geboorte over hen.
De zekerheid van zich in het eerste het beste spinneweb te verhangen, ontneemt ons muggen zelfs het genot van een triomf op den leeuw.
Wij missen, en gelukkig voor ons, den poveren moed van den Aristotelischen discipel, òm den niet te ontwarren knoop met het romantische zwaard door te hakken, want wie dit wapen trekt zal zeker er door vergaan.
Waar wij dwalen als blinden in de moerassen der onvoldoendheid van het leven, en zelfs het hondje van ons instinct werk-staakt, daar behoeven wij een heel wat vaster uitweg dan het wrakke ezels-bruggetje der scolastieke peripetie.
André Jolles,
De Kroniek, 16 Juli '99.