Taal en Letteren. Jaargang 9
(1899)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
Uit de praktijk.V.
| |
[pagina 330]
| |
Nu kan men notulen verzinnen waarin de kwestie en de ruzie b.v. van die ‘oesters’ vermeld wordt, en hoe dit afgeloopen is! Als 't lezen afgeloopen is, volgt onder het teekenen er van door den voorzitter:
Commissie-lid A. (zegt half-luid):
Dokter D. is geen familie van den heer Z., wijnkooper op de Nieuwe Gracht.
B.:
Ja toch, hij is wel familie, maar heel ver. Hij kan wel als candidaat voor de gemeenteraad gesteld worden. -
C.:
Zeker, waarom niet?
D.:
Omdat de wijnkooper al lid van de gemeenteraad is. En zooals u weet......
Voorzitter:
Ja, 't is heel verre familie, en aangetrouwd. De moeder van dokter D.'s tante......(zoodra hij z'n eigen stem hoort, schrikt hij, en men hoort alleen): ...... stiefmoeder ....... achternicht......
(Iets duidelijker klinkt het): - Ook stukken?
Secretaris:
Nee, die zijn er niet ingekomen.
Voorzitter:
Dan......
Secretaris:
Alleen ontving ik de rekening van den kastelein; die......
Radicaal lid (kraait in eens):
Is een rekening dan géén stuk, meneer de voorzitter?
Secretaris:
Nee, een rekening is geen stuk; een rekening is......
Radicaal lid (driftig):
Dan wou ik wel eens weten wat een rekening wel was.
Voorzitter (bedeesder dan ooit):
Mijne heeren,...... ik zou...... wel willen...... voorstellen de debatten...... over dit punt...... (slag van de hamer!)
Secretaris (blij om het oogenblikje tijd dat gewonnen is; deftig):
Mijne heeren, deze rekening is een van de kastelein; hij heeft 'em me zoo even gegeven, toen ik de trap opging om mij naar deze onze algemeene vergadering te begeven, en......
Radicaal lid (in eens opstaand, en met donderende stem):
Hoe kan nu toch in hemelsnaam onze secretaris beweren, dat die rekening is ‘ingekomen’, als de kastelein die hem persoonlijk heeft ter hand gesteld?...... dat vraag ik jullie allen!
De secretaris (zeer boos, gaat ook staan, maar bedwingt zich en zegt in sierlijke bewoordingen):
Mijne heeren, 't zal u allen duidelijk zijn geworden dat ik, naar mijn bescheiden meening, met mijne woorden hetzelfde bedoeld heb als ons geacht medelid. Ik sprak trouwens van: ontvangen. En terecht: of een rekening is ingezonden of ter hand gesteld, hij is in elk geval ‘ontvangen’; zoodat ons geacht medelid m.i. ten onrechte met mij eenigszins van meening meent te verschillen......
Radicaal lid (uitdagend):
Dat is nu allemaal heel mooi gezegd; maar zijn wij een rederijkerskamer of zijn wij dat niet?! - En dan...... | |
[pagina 331]
| |
De president (knikt zo goedig mogelijk, en men hoort zoo iets van):
In...... eendracht...... vergaard....
Radicaal lid:
Is een Rederijkerskamer een inrichting, die aan taalveredeling doet, of niet? Moeten we......
De president
(knikt zoo benauwd mogelijk van: ja).
Radicaal lid:
Moeten we ons dan niet toeleggen op het spreken van zuiver Hollandsch? Ik wou wel 'reis weten wie daar iets tegen kan zeggen!......
President:
Zeker, mijne heeren. Ik stel nu voor om de rekening in kwestie voor kennisgeving aan te nemen; hij zal wel in orde wezen; en dan kan de penningmeester die wel voldoen.
De heer A.B.C. (tegelijk):
Mijnheer de voorzitter, ik vraag het woord. We willen eerst het document zíen: wie weet wat er op staat.
President (niet wetend wie 't eerst woord vroeg, angstig, verward, vraagt):
Mag ik de secretaris dan verzoeken die rekening vóór te lézen?
Secretaris (leest):
Nota aan de Rederijkerskamer...... En nu kan men een nota opstellen over zaalhuur, vertering, enz.; als onder die vertering maar voorkomt: ‘een glaasje cognac met suiker.’ Daarbij gebeurt toch het volgende:
Radicaal lid (springt in-eens weer op, en schreeuwt):
Der is een fout in de rekening. De kastelein moest zich schamen zoo te handelen tegenover zoo'n fatsoenlijk gezelschap. Ik drink nooit cognac met suiker, en 't glaasje dat op de rekening staat, is toch voor mij geweest, want ik drink altijd cognac, en de andere leden niet; en dus,......
Secretaris (mompelend):
't Lijkt hier...... Babylonische spraakverwarring,...... Wat komt dat er nu op aan: de kastelein berekent de suiker immers nimmer!...... En zoo kan verder alles in tooneel gebracht, aanschouwelijk worden gezegd. 't Geheele schetsje moet door de jongens, die dit het best kunnen, worden uitgebreid; van al het gezamenlijke werk kan door éen of meer van de beste ‘opstellers’ een grooter gehéél worden gevormd. Men krijgt van bijna alle jongens wat eigens, van de een natuurlijk veel meer uitgewerkt als van de ander. - Men leest enkele van de beste en slechtste voor; dat prikkelt om zich in te spannen. Behandelt alles samen met de jongens; 't uur is om, vóór de jongens er aan denken. En dan bemerkt men tegelijk weer hoe veel ‘taal’ er in die jongens zit; natuurlijk geen groote menschentaal! maar die past aan hun leeftijd!
H. Dr. B. |
|