Taal en Letteren. Jaargang 9
(1899)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |
Kleinigheden uit de spraakleer.V.
| |
[pagina 312]
| |
Zij alleen durfde dat doen? - zo'n gezegde is te mal, - de famielieleden samen onderhouden hem, - zelfs de koning, - de koning vooral, - ook hij? - de vader alleen, - alleen de vader, - niet Jan, maar Piet,Ga naar voetnoot1) - Piet ook niet. - De kosten ervan, - de wijze waarop. -
Over de bijvoeglike bepalingen die uit een zelfstandig naamwoord bestaan, vindt men noch wonderlike dingen in sommige tijdschriften, vooral ten dienste van onderwijzers; en in de vigérende spraakkunsten. Men twist er over in breedsprakige artiekelen of ‘wijn’ in ‘een glas wijn’ niet een genitivus is; en of men moet ‘schrijven’ ‘een glas goede wijn is gezond,’ of wel ‘een glas goeden wijn.’ In ‘een menigte mensen’ heet ‘mensen’ een genitivus pluralis. Zelfs zijn de woorden ‘lijken’ en ‘mensen’ en ‘kristenen’ in ‘duizenden lijken,’ ‘honderden mensen,’ ‘miljoenen kristenen’ eigelik ook genitiva. Men komt tot deze ontaalkundigheid door alweer uittegaan van vroegere taalverschijnselen en de oude spraakleer toetepassen op geheel veranderde taalkonstruksie: ‘oudtijds was 't: goeden wijns’; nu is die -s wel weggevallen, maar toch! 't blijft een genitivus!! Anderen, voor wie dit wat al te kras is, schrijven: de genitief is meestal vervangen - let op dit ‘meestal’ en op ‘vervangen’ - door een accusatief. Dus is 't ook hier een accusatief. Ja maar - zo anderen! - 't is toch subjekt! dus nominativus en men schrijve dus: goede wijn. We laten andere uitleggingen verder maar rusten.
Wat is, moet men vragen, 't hoofdwoord in deze zinnen: De regiementen soldaten waren ingescheept, - 'en eskadron huzaren, - mudden aardappelen lagen te verrotten, - een last tarwe, - enige ankers wijn, - een baal koffie, - een lap laken. - Een menigte kerkgangers verdrongen zich bij de hoofddeur, - bij 't stasjon stonden er een massa mensen op de Koningin te wachten, - een boel soldaten waren onderweg neergevallen, - droppels lood vielen naar beneden, - een hoop werkvolk verdrong zich bij de ingang van de fabriek, - een troep soldaten, - een groep arbeiders, - een hoop zand, - een partij tabak. - Een mud aardappelen, - een mand peren, - een fles brandewijn, - een glas wijn, - een gros pennen, - vijf mienuten oponthoud, - een uur sporen, - 100 uur afstand, - tien dagen Paasvakansie, - 'n honderd gulden. - Een stuk vlees, - een hapje brood, - een brok koek, - een klontje suiker. - Wat zand, - wat moois, - veel praats.Ga naar voetnoot2) - Een uur gaans. - | |
[pagina 313]
| |
Zo'n soort tempel was 't, - 'en soort winkel. - -
Is 't ‘regiementen’ of ‘soldaten’; ‘kerkgangers’ of ‘een menigte’ of is 't ‘soort’, of ‘kasteel’. 't Kan 't eerste wezen, 't kan 't andereGa naar voetnoot1) zijn. Waar de nadruk meer op ‘een menigte’ komt, wordt ‘mensen’ de bepaling. Dit is b.v. het geval als men zegt: er stond een gróte hóóp mensen voor het poliesieburo. Men kan uit het zinsverband en in de gesproken taal ook uit het aksentGa naar voetnoot2) opmaken, wat het hoofdwoord is. 't Werkwoord wijst het hier eveneens aan. Sommige substantiva krijgen daardoor 't karakter van adjectiva, die een soort, een hoeveelheid aanwijzen; 't volgend substantief wordt geheel 't hoofdwoord, dat nader bepaald wordt. 't Zijn dus quantitatieve bijstellingen, zoals ook met de telwoorden voorkomen, als: jullie drieën moet het maar doen. - Beide substantiva staan zonder aanduiding van hun verband - zoals meest een adjectief + een substantief, of een substantief + bijstelling - naast elkaar. Men kan ze dus vergelijken met de volgende, die qualitatief zijn: Jan Evertsen, - Tante Kee, - Bestevaêr Tromp, - Prins Maurits, - notaris de Gelder, - generaal Verspijck, - professor de Vries, - verwar niet de mens en de dichter Bilderdijk, - de stad Meppel, - de vlekke Joure, - het gehucht Herenbroek, - de provinsie Utrecht, - Reintje de Vos, - Bruin de Beer, - hij, je beste vrind noch wel, - Koster, de uitvinder van de boekdrukkunst, - Bismarck, de kolossus van de XIXe eeuw, - Zwolle, de hoofdstad van Overijsel. -
't Kan ook wezen dat deze qualitatieve en quantitatieve bijstelling, door een voorzetsel, meestal van, verbonden is aan het bepaalde: Een ezel van een professor, - een kalf van een vent, - een man van niks, - een blok van een meid, - een kraan van een jongen, - een iedeaal van een vrouw, - een reus van een kerel, - een schat van een jongen, - een dot van een kindje, van een hoedje, - die waaghalzen van jongens, - snaken van jongens, - aan te leggen een weg, ter lengte van 3800 meter, ter breedte van 2 meter, - een toren van vijftig meter hoog (hoogte). - Maak het onder, met u vijven uit, - ze betalen met hun beiden, - wij met z'n twaalven zullen er voor zorgen, - een gewicht van 20 kilo,Ga naar voetnoot3) - een snoek van 20 kilo. - Hierbij sluiten zich aan: Zeker soort van mensen laat anderen voor hun werk opdraaien, - een soort van fort hadden ze opgericht, - die winkel is zo'n soort van toko. - | |
[pagina 314]
| |
Zo ook bij de volgende substantiva van hoeveelheid; zonder dat dit noemenswaard verschil geeft: de nadruk op het bepalende deel wordt wel eens iets sterker: Honderde(n) van soldaten zijn van kou omgekomen. - Zeldzamer is al: een menigte van boeren gingen de kermis op. - Sommige van deze bepalingen worden met als verbonden: Mensen als hij zijn er weinigen, - voor een als hij is 't een zware beproeving, - met een vrouw als zij moet men voorzichtig wezen. - De konstruksie met ‘van’ is ontstaan uit een ouder syntaktie verband.Ga naar voetnoot1)
Daarnaast staan bijvoegl. bepalingen, waarin het eigen-aardig verband duidelik wordt door hulpwoordjes: Het verraad van de Lombokkers, - de overwinning op de Spaanse troepen, - het verslaan van de Engelse vloot, - de moord op de De Witten (van de De Witten), - de aanslag op Antwerpen, - de opstand tegen Spanje, - de oorlog tussen Duitsland en Frankrijk. - Een beroep op de Bijbel, - een gedicht op Vondel, - een ode aan Napoleon, - 't belang bij een zaak, - dat noem ik eerst werken voor 't dageliks brood, - een uur van onbedachtzaamheid, - een man van betekenis (zonder betekenis), - een hoed zonder rand, - de koerant van gister. - De dichter van deze verzen, - een zuster van deze. - Enkelen onder de gasten, - twee van ons, - een hap van de peer, uit de appel, - een stuk van de taart, - een mand met peren,Ga naar voetnoot2) - een mond vol brood, - een bekje vol eten. - Een mand, vol met peren, - een kist, vol met wijnflessen. - Een brug van ijzer, - zijn gewicht aan goud waard. - De lamp in mijn studeerkamer, - 't gordijn voor de grote vensterruit, - de tuin voor 't huis, - het hek om de stoep, - de vuurhut achter huis, - het nest op het dak, - de bermen langs de grintweg. - Een zoon met z'n moeder, - koffie met suiker, - zwezerik met kappersaus, - een slag met een knuppel. - Een leerboek over taal, - hulp in nood, - een ongeluk door eigen schuld. -
In enkele gevallen wordt het verband door suffixen aangegeven: Beets-z'n verzen, - Marie-'er hoededoos. -Ga naar voetnoot3) Klondyke's rijkdom, - rijkelui's wens, - m'n broers hoed, - mijn ouwe tante's erfenis,Ga naar voetnoot4) - wie's hoed, - iemands verzoek, - mijns gelijke. -Ga naar voetnoot5) | |
[pagina 315]
| |
In enkele gevallen is noch ouder syntaxis over; meest alleen in zogenoemde ‘geijkte termen’, in stereotiepe uitdrukkingen, formules: Uil der uilen, - bok der bokken. - In naam des konings, - een bete broods, - een beker koud waters, - 's lands wijs, 's lands eer, - 's rijks belastingen, - de liefde Gods, des Vaders, des Zoons, en des Heiligen Geestes. - Sommige zelfs alleen in zogenoemde schrijftaal gebruikelik: Het land zijner geboorte, - de goede stad onzer inwoning, - ter plaatse zijner bestemming. -
Ook hier blijkt weer dat het verband òf níét wordt uitgedrukt, òf zo wel, door hulpwoorden; en - (alleen in stereotiepe uitdrukkingen, in geijkte termen) - door de vorm. Dit is geheel analoog met: a. de zinvolging, b. de woordvolging (zie T. & T., V, 249), c. de woordvorming (zie T. & L., II, 325 tot 329). Z. B.H. |
|