Uit de Renaissance.
Het epos was een ideaal der Renaissance. Het stemde eenigszins overeen met haren zin voor het breed decoratieve. Vooral het voorbeeld van Virgilius, die als de immer na te volgen zaligmaker der dichtkunst gold, spoorde in die richting aan, en men wist dat Ronsard, naar wien men nu de oogen gericht hield, sinds jaren aan eene Franciade werkte. Van der Noot moest ook wel voortbrengen van een heldendicht als den hoogsten plicht van zijn literaire werkzaamheid aanzien. Doch was het gevoel, waarmeê hij de zielebewegingen en het handelen der menschheid waarnam, niet rechtstreeksch en omvattend genoeg, om uit haar daden de warmte van 't sterke leven te doen slaan. Voor het epos was hij evenmin gemaakt als de meeste dichters der Renaissance. Ook is de Olympiade eigenlijk niets meer dan een zedelijke allegorie: alleen in den titel en het raam van 't verhaal komt ons nog iets aan een heldendicht herinneren.
Aug. Vermeylen,
Tweemaandelijksch Tijdschrift, Maart '99.