Humanisme.
Humanisme en Hervorming waren ten onzent twee machtige golven van 't nieuwe leven geweest. Doch het internationale Humanisme versmaadde de volkstaal, bleef afgesloten van de eigenste en oorspronkelijkste, zichzelf steeds herscheppende krachten van het ras. De Hervorming verinnigde het bewustzijn, ontwikkelde de zelfstandigheid, maar bracht in de eerste helft der 16e eeuw geen merkelijke uitwerking op de vormen onzer letterkunde teweeg.
Vóór het tijdperk van Jan van der Noot richt zich slechts één echt individu in onze letteren op: Anna Bijns. De eerste, zong zij persoonlijk gemoedsleven, dat ze in zichzelf had afgeluisterd. Maar rond haar is de geheele literatuur nog middeleeuwsch, en blijft, tot op 't einde der eeuw, grootendeels het vervelende rijk der Rederijkers: Jan-Baptista Houwaert, die nog voor een zuiver type van ‘rhetrozijn’ mag doorgaan, is een tijdgenoot van Jan Van der Noot!
Tusschen beider kunst ligt een afgrond. Die van Houwaert komt eigenlijk uit de gemeenschap en staat haar ten dienste; en daar zij geen uiting is van spantaan gevoel schrikt zij ons door hare vormeloosheid af. Geen schemering van schoonheid in haar, nog minder lust aan 't leven.
Men hoeft maar rechtstreeks tot de gedichten over te gaan, die Jonker Jan Van der Noot, leerling van Petrarca en Ronsard, omtrent dien tijd voortbracht (de ‘Vier Wterste’ verschenen te Antwerpen in 1583), om te beseffen welke omwenteling der nederlandsche lyriek zijn naam voor ons moet beteekenen.
Uit het zeer belangrijke artiekel: Leven en werken van Jonker Jan Van der Noot, van G. Vermeylen, Tweem. Tijdschr., Jan. '99.