te duiden. 't Is mogelik, dat de uitdrukking ‘iemand op de hielen zitten’ daaraan schuld is. Natuurlik ligt de voorstelling ten grondslag: de vervolger bevindt zich in de onmiddellike nabijheid van de vervolgde. Maar naast deze zeer aanschouwelike uitdrukking staat: iemand op de hielen volgen’, en beide worden vrij wel synoniem gebruikt. Is daardoor nu mischien verwarring ontstaan en is men de betekenis van ‘zitten’ uit 't oog gaan verliezen? 't Schijnt wel; anders laat zich ook moeilik 'n reden vinden, waarom men spreekt van: iemand dicht op de hielen zitten. In elk geval kan men bij de volgende uitdrukkingen niet aan 'n rust denken. In de eerste staat bij ‘zitten’ zelfs 'n bijwoord, dat altijd 'n beweging aanduidt.
Ergens achterheen zitten.
Ze hebben 'em achterna gezeten.
Iemand achter z'n vodden zitten.
Elkaar in 't haar zitten.
Iemand op z'n kop zitten.
De laatste uitdrukking komt voor in twee nuances. De eerste is: iemand afranselen; de andere: de baas over iemand spelen.
Verg.: Jen moeder is een zoet, stil menschje; daar zit je immers als een beul dwars over heen (Wolff en Deken).
Zich voor geld laten opzitten.
Je mag niet aan m'n boeken zitten.
Zit niet met je vingers in je neus.
Daar 'n handeling gewoonlik 'n rezultaat nalaat, kan men bij de mededeling dat 'n handeling heeft plaats gehad tegelijk 't oog op dit rezultaat vestigen, en dit toevallige in de betekenis kan hoofdzaak worden. Wordt nu 't rezultaat voor de eigenlike betekenis gehouden, dan schijnt 't perfekt de betekenis van 'n praesensvorm te hebben aangenomen. (Praeterito-praesentia.)
In dezelfde logiese verhouding als 't praesens staat tot 't perfekt kunnen ook verschillende werkwoorden tot elkaar staan; verg. vallen - liggen; ontvlammen - branden; zich zetten - zitten; enz. Terwijl hier 't raken in 'n toestand en 't zich daarin bevinden door twee verschillende woorden wordt uitgedrukt, zijn er ook gevallen waarin 't zelfde werkwoord beide betekenissen kan hebben. In 't Mhd. kan sitzen de betekenis van sich setzen hebben; verg. Nhd. aufsitzen, absitzen.
Naar: Pauls Principien, 2e dr. bl. 230/31.
Als verklaring der bovenstaande uitdrukkingen zouden we dan kunnen aannemen, dat zitten = zich zetten, en dat dit laatste dan verschijnt in de verbleekte betekenis: zich bewegen.
NASCHRIFT. - Met 't bovenstaande heb ik getracht 'n kleine bijdrage te leveren tot 'n toekomstig nederlands slangwoordeboek. Hoofdzaak was dus