Indiese Litteratuur.
Nooit is er - na Multatuli - een groot kunstwerk in Indië gemaakt, iets dat heel apart en bizonder staat als de indische kunst bij uitnemendheid, zooals er b.v. is duitsche muziek en vlaamsche schilderschool en fransche litteratuur. En geen wonder. Alle levensomstandigheden, het klimaat in de eerste plaats, zijn er nadeelig en vijandig voor de ontwikkeling van hoogere geestelijke krachten. Behalve die van Maurits, die, hoewel geen hooge kunst, toch goede dingen zijn, worden er in Indië geen boeken van beteekenis geschreven. De pogingen van auteurs als J.H. de Veer, en Delila, en Thérèse Hoven, en zoovelen meer, zijn even zooveel teleurstellingen. En het succes dat zulke oppervlakkige, niets beduidende, schoon wel eens wat lollige en joviaal geschreven boeken in Indië hebben, is een treurig bewijs van het lage peil, waarop de literaire ontwikkeling nog staat in dit door zoo vele schrijvers als bij uitstek poëtisch geroemde Insulinde.
In 't engelsch, in 't engelsch, bij Jove, en niet in het hollandsch moest dus eindelijk weêr het eerste fatsoenlijke boek worden geschreven over Indië. Wij zelf, - ik ook helaas! - zijn er te beroerd voor geweest! Wij hebben geleuterd en gewauwelkousd over de waringins en de palmen, en de schitterende oostersche kleurenpracht, en de zon die onderdook in de zee, en den smachtenden Wongso en de zedige Sarinah, maar het was kletsen, kletsen, er was niets van aan, wij voélden er niets van, en wat er gemaakt werd was wit papier met zwarte letters er op, meer niets, géén rythmen van heerlijk geluid, die de ziel verheugen! - Bah! als ik er nu nog aan denk, aan al die boeken over Indië die ik las, soms met bangkloppend hart beginnende, of het dan nu eindelijk, eindelijk komen zou, dat mooi, dat ik maar niet òm me kan vinden, nu al jaren lang!
Van Henri Borel, De Gids Oct. '98.