Het ontstaan en het wezen van vroegere lettersoorten.
Allereerst blijkt dat de aankleeding van alle voortkomt uit het gebruikte werktuig en het materiaal. Het Assyrische spijkerschrift, scherppuntig beginnend en diepbreed eindigend; het gevolg van het steken met een burijnvormig werktuig in leem en steen. Het teere sanskritsch overal even dun in vorm, een resultaat van het krassen met scherpen stift in gedroogde plambladen. Het Japansche penseelschrift op papier en hout. Het Romeinsche schrift streng en eenvoudig door het hakken in steen met rechte beitels, terwijl daarentegen de papyrusrollen met het schrijfriet beschreven vrijer van vorm zijn. Den mooisten vorm kon echter de Gothische tijd met den ganzenpen voortbrengen. Ziende op de twee lettersoorten, ons het beste bekend, doet het Gothische veel dekoratiever dan het Romeinsche.
J.A. Loebèr Jr., Arbeid 1898, afl. 2.