Historische roman.
‘Men mag zeggen wat men wil van den historischen roman, ik moet mij nog altijd afvragen of ons geslacht wel van geschiedenis houden zou, indien er ons geen liefde voor ware ingeboezemd door die stoute inlevers in een vervlogen tijdvak, die het verleden maakten tot nieuwe werkelijkheid en uit stoffige paperassen levende menschen schiepen.
Het waar of onwaar van den historischen roman behoeft niet anders, niet nuchterder precies te wezen dan het waar of onwaar van een realistische studie. De documenten, waarnaar een Emile Zola werkt, zijn niet veel deugdelijker dan de documenten, die een archivaris kan vinden. Alle artistieke waarheid is een door het temperament van den schrijver gekleurde feitenreeks.
Van welken aard het document ook zij, het komt aan op de visie en niet op het hulpmiddel.
Een realistisch romanschrijver mag wel uit verschillende dorpen wat nemen om er zijn dorp van te maken. Als we dat dorp maar volkomen waar gevoelen. Niet anders doet een auteur van historische romans. Hij laat ons historisch voelen. De ambtenaar der historie-registratie doet weêr anders; de groote geschiedschrijver handelt nog weêr verschillend. Er zijn evenveel historische waarheden als er schrijvers met historischen blik zijn. Waar ze ophouden nuchtere feiten meê te deelen, geven ze een visie en dan alleen rekent men hen tot de letterkunstenaars.’
Hendrik Jan Schimmel's jubileum in Elzev. Maandschr. door F.L.