Tollens.
‘Hoe groot de kring van Tollens' publiek was, blijkt uit het feit dat de 4e druk zijner gedichten uit een oplaag van 10.000 exemplaren bestond, en na enkele jaren in 1831 was een vijfde druk noodig.
Hij wilde een lof verdienen van een “keurig” verzenmaker te zijn. Keurigheid en degelijkheid was zijn devies. Daartoe ruilde hij zijn regels en verschikte hij zijn woorden. Tollens liet zijn “gedichten”, eer ze gedrukt werden, door Siegenbeek nazien voor de spelling. Tollens en Siegenbeek zijn de grootheden van den tijd. Het doet ons goed ze samen te zien.
Het “Wien Neerlandsch bloed” van Tollens, vroeger maar half erkend, werd na 1830 het volkslied. Nationale poëzie was gevraagd, en hier was de poeët die haar geven kon, in geluk en ongeluk, bij overstroomingen en bij bedelpartijen. Van oprechtheid en onoprechtheid is daar geen sprake meer. Wij waren toen allemaal, in geestelijke dingen, op een een verkeerd pad gekomen.’
(Byvanck) De Gids van Juli '98.