‘vooruit,’ welk laatste woord hij daarom cursief liet drukken. Terwijl hij nu ook de aanwijzing der bedoeling overnam, vergiste hij zich, door daarin een deel van de verklaring der uitdrukking te zien. Daarom voegde hij er nog een zin bij, die er nu los bij hangt en eigenlijk in strijd is met de cursiveering van vooruit. In het laatste gedeelte van De Vries' aanteekening toch behoort vooruit niet meer bij koopen, maar bij het hebben, dat op het koopen volgt.
Hoe moeten we nu vooruit koopen verstaan? Er zijn twee opvattingen mogelijk: 1o men koopt de reeds aanwezige, voor het gebruik geschikte vruchten, om die te houden tot het oogenblik, dat men ze noodig zal hebben; dat is dus bij voorbaat koopen; 2o men koopt nu reeds, met of zonder geheele of gedeeltelijke vooruitbetaling, de nog niet aanwezige vruchten, met de bepaling, dat die geleverd moeten worden, zoodra ze voor gebruik geschikt zijn; dit is in voorkoop koopen. Dat de eerste opvatting vrijwel onmogelijk is, meen ik boven aangetoond te hebben. De tweede opvatting is zeer goed mogelijk en dat houd ik ook nog voor de waarschijnlijkste beteekenis van deze plaats. Ik sta dus ook niet zoo geheel alleen met mijne verklaring, want eigenlijk is het niet eens de mijne, maar die van Bilderdijk.
‘Om voordeel te hebben, omdat ze daar goedkooper zijn,’ is eene zeer eenvoudige verklaring der woorden op voordeel, en volstrekt niet ‘in strijd met het karakter der geschilderde dame,’ die immers ‘op koopjes uit was’ en ‘altijd en eeuwig op het voordeligst’ kocht. Maar een bezwaar hiertegen ligt in al, een bezwaar trouwens, dat ik thans niet meer zoo overwegend acht als een paar jaar geleden. We moeten dan echter afzien van de beteekenis ‘reeds’ en hier iets aannemen, waarvoor ik nog geen enkel bewijs heb, maar dat ons tegelijk door eene andere zeer lastige plaats heen zou helpen. We zouden n.l. daer al als één woord moeten opvatten, en wel als aldaar, de gewone versterking van daar, met andere volgorde der samenstellende deelen. We zouden dan ook in vs. 936 erghens al kunnen opvatten als al erghens, versterking van ergens en niet noodig hebben aan te nemen, dat de schrijver zich in een dialectvorm vergiste. Misschien worden er, nu op het mogelijke bestaan van dezen vorm gewezen is, wel voorbeelden van gevonden. Zoo niet, dan moet de verklaring ‘om voordeel te hebben’ voorgoed opgegeven worden, en kan dit alleen als eene der bedoelingen van de dame beschouwd worden. Zoolang echter deze voorbeelden nog niet gevonden zijn, durf ik ook deze verklaring niet aannemen, en blijf voorloopig op voordeel verklaren als ‘in voorkoop.’
Wat de heer v.d.H. ons naar aanleiding van vs. 715 mededeelt omtrent betaaldagen, is zeker zeer belangrijk, maar zoolang nog niet is aangewezen, dat de kleermakers daarvoor, en ook in Amsterdam, zulk een vasten dag hadden, is zijn vermoeden te vaag, om daarop eene verklaring te gronden.
Dat we in de vier paerden van iender haer in vs. 787 eene toespeling te zien hebben op ‘'n deftig herespan,’ lijkt me niet zeer waarschijnlijk, omdat in dien tijd een dergelijk span in Amsterdam nog wel niet was.
Ook de verklaring van vs. 1440 kan ik tot mijn spijt niet aannemen. Soo