Woord- en toon-kunst.
‘In onze dagen is de tekst voor muziek wel degelijk de bazis voor het werk van den toonzetter. Allen ernstige toondichters van dezen tijd hechten evenveel waarde aan de door hen te illustreeren literatuur, als aan de muzikale illustratie zelf, daar de eerste de aanleiding moet zijn voor hun temperamenteelen arbeid. -
Dikwijls had ik voorbeelden daarvan.
De jonge Fransche componist Gustave Charpentier die reeds een zeven of acht jaren geleden zijn thans in de “opéra comique” te Parijs in studie genomen oper “Louise” voltooid had, was reeds dadelijk na de voltooiing van zijn werk, waarvan hij zooals hij steeds doet, zelf den tekst schreef, in de gelegenheid gesteld dit voor het voetlicht te zien gebracht, en wel in de Groote Opera te Parijs. Maar herhaalde malen werd hij bij Bertrant en Gailhard (de directeurs) ontboden die hem vele voordeelden beloofden en de schitterendste monteering van zijn werk, indien hij op verschillende plaatsen het door hen (en waarschijnlijk ook door het publiek te noemen) gemaakte “excentrieke libretto” wilde corrigeeren; maar steeds weigerde hij ondanks zijn moeielijke finantieele omstandigheden en het verlangen zijn werk opgevoerd te zien. Dit ging zelfs zóóver dat ik hem op zekeren dag met een pakket onder den arm ontmoette; op mijn vraag wat dit pakket inhield antwoordde hij me: Wel, mijn “Louise”! Ik heb haar teruggenomen omdat ze haar willen verminken!’
Hij liet zijn werk weer eenige jaren liggen totdat Carvalho, directeur van de Opera Comique (nu eenigen tijd geleden gestorven) het werk vroeg en de opvoering beloofde. Zelfs nu nog kort geleden, verklaarde mij Charpentier dat hij weer plan had zijn werk terug te nemen omdat men hem weer om z'n libretto ‘kletste’ zooals hij zich uitdrukte; thans is de componist zóóver gevorderd dat ik hem onlangs bezig vond zelf de teekening voor de door hem gewenschte decors te maken.
Het libretto voor een opera, of liever de tekst welke dienen moet om een componist gelegenheid te geven deze muzikaal te illustreeren is van zulk een gewicht dat Georges Fragerolle, de componist van ‘Sphynx’, ‘L'Enfant prodigue’ en la ‘March à l'etoile’ uit het Chat-Noir-theater te Parijs, wien men gevoegelijk toch kan beschouwen als de kliekjesopeter van de tafel waaraan Massenet en Délibes hun melodieen-diners klaarmaakten, toonzetter van den tienden rang, alleen nog maar aantehooren is als hij muziek schrijft bij zijn eigen geschreven tekst; de liederen die hij bij tekst van anderen schreef zijn gewoonlijk niet te genieten; toen ik hem eens naar de oorzaak van de droogheid van eenige zijner liederen vroeg antwoordde hij me: ‘omdat die tekst zoo vreemd is’; waarom hebt ge die dan gekozen vroeg ik ‘Dikwijls om den dichter ervan pleizier te doen!’ antwoordde hij.’
De Arbeid, 1898, No. 1.