Klassieke studiën of een modern-wetenschappelike opleiding?
Volgens Jules Lemaître.
‘Op het oogenblik ken ik geen woord grieksch meer en 't gebeurt mij geen driemaal per jaar dat ik latijn lees: het leven is te kortstondig. - Maar wellicht heeft de studie van deze thans verwaarloosde talen een neerslag van edele en verheven aandoeningen achtergelaten, waarvan ik nu nog geniet? - Eerlijk gezegd: ik geloof er niemendal van. Telkens, wanneer ik denk aan een of ander werk uit de oudheid, dan voel ik mij gedrongen te erkennen dat ik het niet direct meer zie, maar door de aangevulde vertalingen onzer fransche klassieken en, daarenboven, door de uitleggingen der moderne kritiek. En de schoonheid van het werk kan ik eerst waardeeren door het te vergelijken met werken, die mij nader staan.
En wat is verder die vermaarde schat van algemeene denkbeelden, denkbeelden van opvoedende kracht, waarvan de grieksche en latijnsche letteren het monopolie heeten te bezitten?
Laten we 't Grieksch nu laten rusten, want dat kennen (zelfs onder 't personeel van 't hooger onderwijs) alleen maar enkele specialiteiten. Nu dan, die zoogenaamd eenige en niet te vervangen schat, bestaat uit eenige bladzijden van Lucretius, waarvan de hoofdverdienste is dat er een vaag Darwinisme in wordt verkondigd; eenige fragmenten uit Virgilius, lang zoo mooi niet als stukken uit Lamartine of Michelet.....en uit stukjes van Horatius vol wijsheid à la Béranger of Sarcey.....
Neen, dit weet ik zeker, dat ik, wat de vorming van mijn hart en geest aangaat, den Romeinen niets heb te danken. Veeleer acht ik mij verplicht aan het Evangelie, Montaigne, Pascal, La Bruyère, Rousseau, Chateaubriand, Lamartine, Michelet, Sainte Beuve, Taine, Renan.
En toch ontwaar ik hoe langer hoe duidelijker dat ik niemendal weet. De halve wereld spreekt Engelsch. - Ik ken er geen woord van; 't is ellendig zoo weinig Duitsch als ik versta. Had ik deze talen vroeger maar geleerd, toen het nog tijd was! Maar toen stopte men mij vol met de klassieke talen.
Elders roept Lemaître nog uit: dat ik fatsoenlijk Fransch kan schrijven heb ik niet aan mijn Latijn te danken, althans daar zou ik niet graag een eed op doen; want ik schrijf niet beter dan Louis Veuillot en George Sand, die geen universitaire opleiding genoten. Dus.....?’
(De Nederlandsche Spectator van 2 April '98, blz. 107/8.)