Classicisme en zelf-ontwikkeling.
O zoo het hem ingevallen ware den jonkman aan te raden, al zijne bestoven boeken te laten rusten, om slechts in dat te lezen, 't welk zich, iederen morgen nieuw, voor zijne gretige blikken van zelf ontsloot; - zoo hij Poot verzekerd had: ‘er zijn grepen in uw stukje, Hoofd waardig, en Vondel zelf is nergens grooter dichter dan gij het bleekt in de verjeugdiging der natuur, in de herboren lente van Latmos, als de twee gelieven elkander omarmen, - maar laat rusten en Vondel en Hooft, - pijnig u niet om hen in te halen, waar de eerste den Latijnen nastreeft, de laatste de Italianen op zijde dringt; ontwikkel u zelven!’ O zoo hij dit gedaan had, welk een andere oogst golfde ons thans van den Abtwoudschen akker tegen! Laat ons billijk zijn; wij vergen vast meer van den man, dan van zijne eeuw was. Riekt het in de onze nog niet naar den mutsaard, zoo gij al de kleingeestige bewonderaars van Grieken en Romeinen op den Bloksberg wenscht, - met meer eerbied voor de Ouden uitgedrukt, en overeenkomstiger met onze liefde voor de kunst, - zoo gij de verknutseling van het inheemsche naar uitheemsche vormen afkeurt, zoo gij nationaliteit, individualiteit..... eischt? Een voorbeeld wekt op, een leiband belemmert! Wat geeft den meesterstukken der Oudheid hunne waarde, wat anders dan dat zij de volkomen uitdrukking waren van hare eigene begrippen, van hare eigene gewaarwordingen, dan dat zij ons den toestand veraanschouwelijken in het schoonste en daarom treffendste icht? O liefde onzes Volks, onzes Tijds, waar zijn uwe zangers? -
Potgieter, De Folio-bijbel.