Taal en Letteren. Jaargang 8
(1898)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Maerlant-Studieën: De boetprediker.Er zijn in de geschiedenis ten allen tijde mannen geweest, die, kloek van bouw, stoer van blik, met stemmig gewaad, eenzamen te midden van een grote mensenwereld, - met vaste stap door 't gewoel van straten en markten schreden, en met striemende koorden de schouders der luchthartig-joelende scharen kastijdden. Dan gaan er achter hen kreten op van smart en verontwaardiging; ogen bliksemen; vuisten steken omhoog; doch al heel spoedig sluiten zich weer de rijen, en gaat het rumoer der wereldkermis zijn ouden gang. Zulk een man, onvermoeid de wereld vermanend, is Maerlant. De strofendichter en zedegisper, die de Natuur doorvorst als de openbaring van 'n Zede-lerende Godheid; die de Historie doorzoekt als 't gericht van 'n belonende en straffende Hand. Die in alles wat Is en Was, voor de ziende mens 'n rechte weg ziet gewezen tot z'n hoogste Geluk. Zò goed is God, en zò wijs, dat Hij voor wie Hem in alle dingen leert zoeken, ten volle Zich openbaart. Moest de mystiek niet z'n wortel slaan in de bodem van de didaktiek? Als Maerlant nu en dan van z'n lerende weg afwijkt, en in z'n bewerkingen vooral van de bizarre Arthur-romans dingen vertelt, die gèèn zedelik-richtende betekenis hebben, dan heeft hij er altijd spijt van. Want alleen dàt kan gebeurd zijn, waarin God lering gelegd heeft. Al 't andere is mensewerk, is ‘favele’ of ‘boerde.’
Maerlant staat niet alleen. Hij is 'n man van z'n tijd. Duitsland, Frankrijk en Italië hebben ze ook, die mannen.Ga naar voetnoot1) Maar hij is een van de beste, een van de frisste. Want telkens weer wellen z'n woorden uit 'et hart, omdat | |
[pagina 184]
| |
er op de bodem van dat hart zo'n levendig en vast geloof in de Christelike Waarheid. Dit is de bron van z'n kracht.
Mensen? Wat zijn 't anders dan nietige mieren! Wat zijn vorsten anders dan mensen! Wat priesters en pausen anders? Niets dan arme zondaars, droevig gevallenen, hulpelozen....!
Maar tegenover en boven dat wormige mensdom staat God, de Almachtige! De ‘Ik ben die Ik zijn zal’! - De wereld trilt bij Z'n naam, de aarde siddert.... Hij die zich gaf in de Maagd, de enige Waardige, Hem te ontvangen.... Die Zich gaf tot delging der schuld, in Adam aangegaan.... Die in Z'n Kerk die 't mensdom der aarde omvatte, de waarborg gaf tot onze eeuwige Zaligheid!
Wat er uit die Grote Waarheid te leren viel? Dat door ootmoed (getuige Maria!) de mens bij God het hoogst klom! Dat langs de weg van zelfverlochening en martelaarschap (Christus getuige 't en de heiligen!) de poort van de Hemel te bereiken was! Dat door het vrijwillig afstaan van goed, genot en naam, in 't kort, van al wat het vlees aan de aarde bond, een voorsprong was te nemen op de baan naar 't hemelse Heil! En dat de menselike uitvindsels van bezit, genot en roem, onwaar, vals, uit den Duivel, en - ùìt dat sataniese - verleidelik waren, omdat ze àftrokken van God en Z'n dienst, en daarom - tenzij vrome harten ze aanwendden tot de Heerlikheid van Z'n Kerk, - Gode onbehaaglike en diep te verwerpen goederen waren. Zie slechts Alexanders historie, hoe 't hun vergaat, die dorsten naar roem! Zie Belsazar sterven, wellustig brassend uit Sions tempelvaten! Zie de onverzadelike Cyrus zich dronken drinken aan mensebloed! Maar dat daarentegen, wat de mensen aan God bond, - de Liefde, - moest, wijl alle liefde uit God is, daar waar ze ook de schepselen onderling bond, iets als door God geheiligds in zich hebben, en 'n begeerte kweken tot een zich-zelf verlochenende toewijding.
En fel vielen er slagen op de ruggen der zondaars, die God verlieten, zich zelf verhieven. Geen groten, 't zij adel of geestelikheid, werden gespaard. Ze bogen hun knieën voor de straffende Vader, bij 't krachtig woord van de prediker in 't strenge sermoen: | |
[pagina 185]
| |
‘De wereld is slecht. 't Gevoel voor eer - verstikt. Hoog staat de vleitaal. Maar Hij, die recht is van wandel, lijdt spot en smaad, als verachtte hem God!....Ga naar voetnoot1) Gedoogt dit de Here? Ziet Hij 't lijdelik aan, dat de straffeloos verdrukte Hem vruchteloos inroept?Ga naar voetnoot2) Of... gaat Hem 't Recht niet meer aan? Of... stond hij 't belonen der braven en 't striemen der kwaden af aan 't Avontuur? Nooit!.... Er is geen Avontuur! De enige en almachtige Heerser is Hij! Al wat er bestaat, rust onder z'n hoede en regiment. Hij is 't, die de boze verheft, hem rijkdom geeft en naam bij de mensen.... Maar dat Hij ze hoog stuwt omhoog, is, om ze te pletter te werpen in dieper val!... Duivlengebroed!’Ga naar voetnoot3)
‘Alle werk van Gods handen getuigt van z'n wijsheid! Neem het mensdom. Wij alle komen van Adam. Toch is de ene vrij en de andere eigen. Gevierd wordt de adel, de dorper verfoeid!Ga naar voetnoot4) Of dit is, omdat de horigen komen van de boze Kaïn, de gevloekte broedermoorder? - Dwaling! - De zondvloed heeft z'n geslacht verzwolgen, al draagt 'n mens, die in 't hart hem gelijk is, de valsheid van Kaïn als 'n uiterlik teken van 'n vergiftigd gemoed, op 't gezicht. Of het dan is, omdat ze stammen van de boze Cham, de door de vadervloek vernederde?! - Domme dwaling! - Kwaad schaap, kwaad jong, ja zeker!.... Maar 't is niet van Cham, dat ze komen, - de “eigen” mannen stammen lijnrecht af van de vlekkeloze Abraham. Vanwaar dan dat onderscheid tussen de mensen? Hoort naar de oude Duitse wet,Ga naar voetnoot5) hoe de eigendom ontstond door de macht van 't geweld. Geslagen volk, gevangen geraakt, werd bij 't recht van den oorlog, als slaaf verkocht. Zo kwamen er naast de bezitters, de slaven, de “gemenen,” de verdoemden. En terwijl de wereld z'n koers houdt, zien we de een omhoog gestoten tot eer en geluk, en de ander omlaag geduwd tot verderf en verachting.’Ga naar voetnoot6)
‘Maar hoe kwàm het, dat bij aller afkomst van Adam, zò'n grote twist in de mensenfamielie ontstond, dat de een de ander vermoordde? Want de nijd is groot en de broeders blaffen en bijten elkaar als honden! O! die nijd is al zo oud! Hoogmoed en nijd, ja, 't strijdrumoer begon al in 't hemelrijk. Denk aan Lucifer, die God gelijk wou wezen, en die de hemel moest ruimen. En nu | |
[pagina 186]
| |
hij voor eeuwig in de hel zit te wrokken, besteedt hij z'n ijver tot val van 't mensdom, en spuwt z'n venijn door de wereld, om er de geslachten der volken mee te vergiftigen.Ga naar voetnoot6) En dit gif der begeerte vaart nu door de zielen. “Mijn en dijn” is de leus, en de grondtoon der wetten. 't Vrede op aarde is uit. Vrijheid en blijheid zijn heen. Gelijkheid kent men niet meer. Ware er gemeenschap van goed, er zou overvloed zijn van tarwe en wijn voor de genoegzame mens.Ga naar voetnoot7) Kende men 't Goddelik bedoelen, dat ons het tijdelik-aardse tot voedsel en kleding gaf, en om deugdzaam te leven, - de oorlog ging heen, de hebzucht was uit, en de arme at van de overvloed. Maar helaas! de vrekheid regeert voor de mildheid; ieder wil alles alléén; 't geweld woedt, de dood jaagt, bloed wordt gestort, steden en sterkten verrijzen tot veler rouw!...’Ga naar voetnoot2)
‘En waarvoor is dit nu alles? Omdat God het zo wil. 't Ene geslacht moet stijgen, 't andere vallen. Waarom? - Ja, waarom! Wie kan Hem doorgronden! Hij alleen kent Z'n schepselen, en wie Hem liefhebben of haten. Maar die Hem 't beste dienen, zullen hun kinderen 't hoogste zien rijzen, en die Gods wet versmaden, worden veracht en zullen al dieper gaan zinken.Ga naar voetnoot3) Immers, hoe ging het de groten der aarde? Eerst, ja, toen de mensen zich boven elkaar begonnen te verheffen, - werd het eergevoel altans noch bij de deugd en de trouw gevonden. Maar wat zien we nu gebeuren? - De groten spannen samen, en willen van de eer niet meer weten. Ook de adel wordt met slechtheid besmet. Ze houden 't oor gewend naar de raad der bozen. Ze houden 't oog gericht op gewin. Hun woord is wind, hun trouw is glas. Vals zijn hun regels, en gebroken hun kracht.... Vermaledijd, die de deugd dus hebben verdonkerd! Ter helle, die 't kwaad als scherts, en 't goed als gering verachtten!....Ga naar voetnoot4) Maar geen nood! De baan van 't geluk, in zonde doorwandeld, was altijd de kortste weg tot verdoemnis. Laat ze gààn, die geen misdaad ontzien! Lààt ze hun ziel, in zonde verstrikt, bezwaren!... Dan komt onverziens de dood,... en neemt als 'n eeuwig pand, de hemelse heerlikheid, wier waarde geen sterveling ooit heeft doorgrond. - Waar blijft nu z'n eer bij de mensen? Waar z'n rijkdom boven behoefte? Waar z'n winst boven begeerte? Laat niemand van U z'n hart dus dààrover pijnen. Of - tweestrijd hebben. | |
[pagina 187]
| |
Want ginder wordt hij gekneveld, de zondaar, en ten vure geschopt. En z'n geslacht zal als 'n damp vergaan.’ -Ga naar voetnoot1)
‘Maar is God nu niet te streng? Is 'n zondaar, die toch niet langer dan z'n leven lang is, kan zondigen, met de eeuwige straffen der hel niet te zwaar belaân? - Gans niet! Want voorwaar, God is rechtvaardig. Hij straft de zondaar niet voor de daad, maar naar z'n wil tot het kwade. Leefde hij eeuwig, zo zou hij ook eeuwig zondigen. En juist naar die eeuwige neiging om kwaad te doen, - want alle gepeinzen zijn God openbaar - straft hij z'n schepselen. En wie al mag huichelen en de boosheid in z'n hart wil beveinzen, - God doorziet hem en treft hem met Z'n kastijdende hand!’Ga naar voetnoot2)
‘En omdat God rechtvaardig is, is Hij ook goedertieren. Hij is zo niet, dat Hij weldaden zou vergeten. Ten jongsten dage zal Hij onze gedachten en woorden wegen, en zo gering is 't getal onzer goede daden niet, of ze worden van stukje tot beetje door Hem herdacht. Het zou de Gerechtigheid Gods nadeel doen, zo Hij niet luisterde naar 't gebed Zijner kinderen.Ga naar voetnoot3) En hij die zegt, dat ontbering noch boete, geen gift in geld of in 'n leven van wijding ons baten mogen, waar we in de hoofdzonden gebonden zijn, - meent wel de Schrift te doorgronden, maar hij verstaat niet eens wat hij leest en brengt de dwaling - wat misdaad, Gods Woord te kwetsen! - onder de twistende leken. Alsof de woorden, wier oorsprong in 't Hemelrijk staan, zo gauw zijn te vatten!....’Ga naar voetnoot4)
‘Hij die dan in God wil leven, houde deze dingen in 't oog: Werk met vlijt, en hecht u niet aan 't aardse goed. Wees in alle opzichten man van eer. Wees dapper en moedig. Deze drie zijn 't hoogste. En ge zult niemand minder achten dan ge zelf zijt, behoudens hen, die 't goede tegengaan en deugd tot ondeugd keren. Wie dit doet, klimt opwaarts tot ware adel.Ga naar voetnoot5) Want niet dat is adel, al zegt het Alanus, die heet ontstaan te zijn uit de rijkdom in ver vervlogen tijden. Want die adel is maar uitwendig: mist men 't goed, men mist ook de adel.Ga naar voetnoot6) Neen, de adel is begonnen, en begint noch | |
[pagina 188]
| |
altijd op de bodem van een rein hart, versierd met volmaakte deugden. Dat is 'n adel die altijd bijblijft, omdat niemand hem z'n voortreffelikheid kan beroven.Ga naar voetnoot1) En hij alleen is gemeen, die de zegen van deze reinheid niet kan ontvangen.Ga naar voetnoot2) Maar iemand, die onbesmet, en deugdzaam en trouw is, - wat maal ik er om, wie hem won of hem droeg!Ga naar voetnoot3) - aan hem heeft de Heer in z'n mildheid, op 't kinderlik gebed, het adellik hart gegeven!’Ga naar voetnoot4)
‘Of dan de rijkdom 'n misdaad is? Neen, in zoverre, dat wie z'n rijkdom nuttig besteedt, z'n ziel niet in last van pijniging brengt, òmdat hij rijk is.... Maar, - dóórdat hij rijk is, hecht hij zich sterk aan 't aardse, gaat God vergeten, en leeft als 'n dier in onkunde om ten slotte verloren te gaan. Kortom, met rijkdom verderft de duivel de zielen der mensen. Beter is 't daarom 't gevaar van de rijkdom te vlieden, dan in z'n nabijheid te blijven, opdat het u niet verstrikke!Ga naar voetnoot5) Armoede is 't veiligst, en - brengt eerder tot God!Ga naar voetnoot6) Want zoudt ge denken, dat ge, levend in vette weelde, en rijk gekleed, het eeuwige leven zoudt ingaan, waar Jezus, bevlekt met bloed en in z'n zijne gewond, aan 't hout hing?Ga naar voetnoot7) Zie, aan de Vader even-machtig, zit hij en zat hij in Heerlikheid op de Hemelse troon, - en nederig daalde Hij neer in 't lichaam ener ootmoedige maagd, en duldde op deze arme aarde de verachtende beledigingen van die Z'n minderen waren....Ga naar voetnoot8) Zie, dat is de weg - van passie en armoe - waarlangs men, als Jezus, hemelwaarts vliegt!Ga naar voetnoot9) Steil is hij, ja, de weg, en ongebaand, en nauw de poort. Maar wie hem beklimt, kent geen vrees, en hem staat de hemel open met 'n leven van eeuwige vrede. Leen uw oor dan den arme! Deel van uw overvloed mee! Neig uw oor tot ontferming! Hoed uw outer en kerk!Ga naar voetnoot10) Waar Christus zelf, het hoofd van uw wet, de scherpte der doornen moest voelen, zult gij, als lid van Z'n lichaam, Hem niet verlochenen. Verlaat de weelde, zoek soberheid in spijze en in drank!Ga naar voetnoot11) Want ik zeg u: velen prijzen de armoe als 't veiligste goed voor de rovers. Maar inderdaad kiezen ze 't smout, versmaden 't water, staan naar 't bezit en schuwen ontbering! En deze zijn als de Farizeeërs op Mozes' | |
[pagina 189]
| |
stoel. Doe naar hun woorden, maar niet naar hun daden. Zelf zijn ze zat, als ze 't vasten gebieden. Zelf houden ze vast, als ze 't geven gelasten.Ga naar voetnoot1) Klerken en leken, de grote hoop is àl een!Ga naar voetnoot2) Jawel, men vindt ze, maar schaars, helaas! - die 't werelds bezit ontvlieden, en door 'n heilige ingeving geleid, zich aan de ascese wijden. Met welgevallen dragen ze kwelling en smaad, dulden kastijding en 't martelaarschap. En waarlik, die in dat doopsel van hun zonden worden gereinigd, gaan wel de veiligste weg. Zij zeker, zullen God zien!’ -Ga naar voetnoot3)
‘Welke is de ware liefde?’ Is 't de liefde tot het geld en de roem? zoals we ze zien bij de woekeraars en de ridderschap?Ga naar voetnoot4) Zalig leeft hij, die geld heeft en goed, en 't met mate geniet. Maar die het lief heeft, lijdt aan 'n dorst, die niet te verzadigen is. Die liefde is bij God gehaat.Ga naar voetnoot5) Niet minder de roemzucht! Zie de ridders rusteloos rijden ter krijg. Ze spillen hun bloed, wonden hun vlees, alleen om hun naam te verhogen....!Ga naar voetnoot6) Alsof hier eer in steekt.... Neen, wie ware eer bejaagt, laat, wat God leed is, doet, wat Hem lief is. Dàt is 't, wat Hij gebiedt; - de deugd houdt stand, maar de glorie is ijdel, ook die in de mond der minstrelen, en daarom zal het geklikklak van hun tongen wegsmelten als sneeuw voor de zon.’Ga naar voetnoot7)
‘Is dàt dan de ware liefde, waarbij iemand, naar de eis van de natuur, op z'n tijd z'n ega zoekt?Ga naar voetnoot8) Als de liefde de kracht is, die twee harten in 'n rein gevoel tezamenbindt, is ze bij stâge trouw, en tot eerbaarheid betaamd, het edelst genot op aarde. Haar is de wereld te rijk. Ze geeft 'n leven vol hoop, en 'n rein gemoed.Ga naar voetnoot9) Maar, larie!.... - hoeveel zwanen zijn zwart? hoeveel liefde blijft trouw? Hoor ze, groten en minderen, mevrouwen en juffers, zingend en deklamerend: “Hoe heeft me de min verstrikt! Ik heb u zo lief, dat ik sterve....!” Maar jawel, 't is net andersom. Achter hun rug tenminste. Ze steken er de gek mee. 't Lijkt zelfs wel of de hele wereld tegen de zuivere liefde vecht en niets liever opgaat dan de weg van de ontrouw. Juist die onbestendigheid in de mensen | |
[pagina 190]
| |
maakt, dat ze zo licht te verleiden zijn, 't spoor bijster raken en op die manier tot de bewering komen, dat de liefde blind is. Kan je begrijpen! De onstandvastigen weten niet eens wat liefhebben is!’Ga naar voetnoot1)
‘In 't algemeen, - laten we eerst eens generaliezeeren, - wat is 't toch, dat de mens afleidt, z'n oog of z'n hart! Dat er tussen die twee hierover oneenigheid is, weten we. Het hart verwijt het oog, dat het open ligt voor elke zonde. In plaats van 't hart te helpen, en de deur voor de vijand te sluiten, bezwaart het oog z'n vriendin met zonde op zonde, en bedriegt ze in plaats van te ontzien. Zo zegt het hart. En 't voegt er bij, dat het beter ware, 't onnutte ding uit te steken en onder de aarde te stoppen! Zo 't oog was gebannen uit de gunst van de mensen, waren haar eigen schulden lichter dan stof. Maar 't oog zegt: “Ik heb u altijd erkend als m'n gebiedster en koningin, en nu maakt ge drukte om niets en geeft mij de schuld van dingen, daar 'k helemaal vreemd aan ben. - Wàt uitsteken?! Wat was de mens niet 'n kruk zonder mij! Kommandeer maar gerust over mij als over de andere leden. Ik ben uw dienstwillige dienaar. Maar ik zeg u: ge zèlf volgt graag de dingen, die ge door 't venster bespiedt, en u aantrekkelik schijnen. Wat door mij binnenkomt, zou geen scha doen, zo ge zelf zonder onreinheid waart. Maar ge zijt als 't broze riet, en waait mee met de tocht! Wijt uw boos humeur liever aan uw onstandvastigheid!” En wat zegt nu 't Verstand in dit geschil? - Voor onbetwistbaar schuldig in de eerste plaats acht ze het hart, omdat dit volgens eed en plicht het oog moet beheersen. Maar dat de dwaling van 't hart plaats kan hebben door 't zien, wijt ze aan het slechte toezicht der ogen. Dit leert ons alvast dat als 't hart de wereld wil vluchten, de ogen de wereld voor niets bespieden. Maar als 't gewoon is, om zich tot datgene te neigen wat het door de ogen ziet, dan voert het 'n hoge toon, en 't oog wordt verplicht z'n onrecht te bekennen....’Ga naar voetnoot2)
‘En als we dit nu in 't biezonder toepassen op de min? Hoe kàn iemand de vrouw noch beschuldigen, dat zij door de opslag van haar oog de mannen 't hart ontsteelt! Wat kan 'n vrouw er aan doen, als 'n man nauwlettend op haar schoonheid acht geeft? Haalt zij er hem toe over? Zo de klager bijtijds 't gevaar ontvlood, zou hij dan met geen beter kans 't gemoed verstalen, en 't hart niet laten bezwijken?....Ga naar voetnoot3) Natuurlik zijn bij zo iemand de vrouwen trouweloos.Ga naar voetnoot4) 't Spreekt van | |
[pagina 191]
| |
zelf!.... Maar wil ik eens wat zeggen? - Vrouwen zijn van nature goed. Ze zijn als de wijn en de vuurgloed; ze verblijden het leven.... Maar men kan te vèèl doen aan 't proeven, en z'n schenen te dicht zetten bij 't vuur. Maar wie er maar niet onverstandig in doordraaft, bedachtzaam doet, z'n lusten beperkt en z'n ogen bedwingt, zal inzien, dat de ware liefde tot de vrouw rijk is aan zegen.Ga naar voetnoot1) Maar er zijn altijd dwazen.... En daar komt noch bij, dat overmaat de prijs verlaagt; en wat onbemind wordt, wordt al gauw belasterd. Arme vrouwen! Zìj zijn 't, die door de bedriegelikheid van de man, verblind haar schoonheid beklagen!’Ga naar voetnoot2)
‘Presies hetzelfde is te zeggen van het grote geweld dat de wereld over de vrouwen maakt, als zouden zij - met name door Eva - de zonde over de mensen hebben gebracht. Ze zeggen dan, dat Adam door Eva verleid is...!Ga naar voetnoot3) Maar, ik vraag u, als iemand 't goede en 't kwade zelf kent, hoe kan hij dan zeggen, dat hij in dwaling gebracht werd? Als ik de zee vóór me zie, en ik zet er op 'n onverstandige raad van anderen m'n voet in, aan wie moet ik 't dan wijten, als de stroom me meesleept? Ik kan me wel boos veinzen, zeker, maar men zal me noch lang beklagen, dat ik me zelf in druk heb gebracht.’Ga naar voetnoot4)
‘Neen, de ware liefde begeert niet, maar geeft; en in haar toewijding is ze de afspiegeling van de Goddelike liefde. Zie, als ik 'n vrouw liefheb, die haar hoofd van me afhoudt, en 'n andere vrouw, die ik ondanks haar schoonheid niet op prijs stel, bemint mij boven alles. Aan wie moet ik mij nu geven?Ga naar voetnoot5) Aan die ik liefheb, is 't niet? M'n hart laten neigen tot wie me de wonde toebracht, niet waar? Al maar m'n hoofd laten hangen! Narcissus immers òòk, verkwijnde van hartzeer over z'n hopeloze liefde voor z'n beeld? Medea ook, al wees haar rede de rechte weg, liet de wil aan 't roer, en gaf koninkrijk en famielie prijs? En dan al die andere ontelbare voorbeelden uit de historie der heidenen?Ga naar voetnoot6) En dan Adam en Simson en David! En Salomo! En 't sermoen van Zerubbabel, dat wie de liefde voor de vrouw ontvluchten, nooit geen rust meer hebben in 't hart, en òf haar moeten volgen òf hun verstand verliezen? Om niet te spreken van wat 't woordje AMOR inhoudt?’Ga naar voetnoot7) | |
[pagina 192]
| |
‘Zodat wij dan moeten doen als Adam, en de liefde 't verstand laten beheersen?Ga naar voetnoot1) Voorwaar, ik zeg u, dat deze soort liefde zotheid is. Liefde kènt geen zonde of schelmerij. Reine liefde verdwaast niet. Vermaarde schrijvers zullen 't met mij getuigen.Ga naar voetnoot2) Lees de oude en nieuwe Wet. Raadpleeg 't leven dier heilige mannen. Ze kenden God, maar geen blinde liefde, en namen hun vrouwen op dit verdrag, dat God ze zou zegenen met nakomelingschap. En al moesten ze de kwellingen der min ondervinden, daarom haalden ze zich noch niet het kwaad op de hals, dat aan 't heidense (straks genoemde) volk overkwam!Ga naar voetnoot3) Zie Abraham! Als z'n bijwijf Hagar zich boven Sara gaat verheffen, wat doet hij dan om 's vredes wil? Hij stuurt ze weg, omdat z'n verstand z'n hart beheerst. Een exempel, dat een waarlik wijs en edel man liefheeft met verstand.Ga naar voetnoot4) En daarom zijn die voorbeelden van zoeven God niet welgevallig, omdat hij ons leert, de zonde te vlieden en op waarachtige liefde te zien.’Ga naar voetnoot5)
‘En wat is dan nu eindelik die waarachtige liefde?!’ Dat is de Goddelike Liefde, niet door ons te omvatten. Het is die Liefde, die zich prijs gaf in Christus.Ga naar voetnoot6) Als God liefde geeft, geeft Hij zich zelf. God is Liefde, openbaart zich in Liefde.Ga naar voetnoot7) Al wat Z'n scheppende hand wrocht, bemint Z'n vaderlik hart.Ga naar voetnoot8) Haten kan Hij niet, zelfs Lucifer haat Hij niet.Ga naar voetnoot9) Wat Hij haatte, zou geen ogenblik stand kunnen houden.Ga naar voetnoot10) Maar toch, al haat Hij niemand, geeft Hij niettemin 't eeuwige leven niet aan hen, die met vurige liefde Hem trouw zijn gebleven? Of aan die tegen Hem zijn? Ik zou wel zeggen; Z'n goedertierenheid zou niet volmaakt zijn, zo Hij die in Z'n dienst staan, zonder hulpe liet...!Ga naar voetnoot11) En kijk nu eens hier! Moet nu niet ook ik, op mijn beurt aan haar, wie 't een lust is mij te beminnen, bereidwillig m'n liefde geven?Ga naar voetnoot12) Ben ik aan haar niet meer schuldig, dan aan die 't hoofd van me afwendt en haar genegenheid elders plaatst?Ga naar voetnoot13) Zo wil het immers God?! En Eva? Kon zij er aan doen, dat Adam, ons ten verderve, op hààr aanbod, de appel nam?.... En nochtans, 't was ons noch tot baat! Want hierdoor | |
[pagina 193]
| |
juist kwam 't hemelse Lam op aarde, om ons te redden. De Zoon zoende de toorn van de Vader, en wees ons de weg tot het erfrijk....!’
‘En wat was de grote zeldzaamheid hier? Een maagd stemde door haar nederige ootmoed de Godheid zo zacht van zin jegens 't mensdom, dat Hij zich voor ons liet verderven!Ga naar voetnoot1) Ziet, kwaadsprekers en rumoermakers, die weldaad deden de vrouwen. Al wat is en zijn zal, engelen, mensen, groten en klenen, zij zegenen in Maria de Vrouw, die 't menselik geslacht uit z'n val ophief. Zij was 't, die uit de hel de zielen verloste, die Lucifer reeds tot de zijnen had gerekend.Ga naar voetnoot2) Vergeef dan om de wil van de Hoogste der Vrouwen, de kleine verdrietelikheden, die u al de vrouwen der wereld mochten hebben aangedaan!’Ga naar voetnoot3)
‘Dezelfde lauwheid, die zich te slap voelt z'n lusten te tomen, toont zich ook elders in. Wat zien we in 't Oosten? In 't Heilige land verdierven de Saracenen de laatste gelovigen: maagden werden onteerd, predikheren gevangen, anderen gemarteld, geroosterd, onthalsd, als varkens gebroeid!....Ga naar voetnoot4) O Acre, o laatste burcht, wier val reeds Christus voorspelde!....Ga naar voetnoot5) Maar 't was om u, Christenvolk hier, te beproeven! Dáárom, om U op te wekken, duldt Christus, dat z'n tempel en woonland worden ontwijd!Ga naar voetnoot6) Te wapen dan, baronnen en vorsten! Gordt uw zwaard, en wet uw lemmet....! Christus roept, en 't crucifix sleept langs de straten!Ga naar voetnoot7) Helaas, Gods stem roept vergeefs! De Kerk is onterfd van haar leen, - en, schoon ze uw Moeder is en u zuivert van zonde, - ze zit in rouw, en de hand der vervloekten beheerst haar gebied.’Ga naar voetnoot8)
‘Wat let hun, de ridders en vorsten? De onderlinge nijd en de onderlinge vete.Ga naar voetnoot9) En vooral de begeerte naar goud. Wijd gaapt de mond naar schatten, maar 't oor is doof voor de klacht van de Kerk.Ga naar voetnoot10) Wat beurt er als 't hoofd zich vol zwelgt van wijn? - 't Bederf dringt in de leden. De mond gaat roepen, de voeten waggelen, de handen grijpen verkeerd....Ga naar voetnoot11) | |
[pagina 194]
| |
Zo ook de Kerk, die de Christenheid leidt, maar 't hoofd nu mist en geen raad weet. En er is geen lid, 't zij keizer of koning of kerkvorst, of 't is door hebzucht van z'n reine zeden ontaard.Ga naar voetnoot1) Zie ze, de heren van 't land en de steden, met valken jagen!Ga naar voetnoot2) 't Zijn andere tijden dan toen Godfried leefde en Karel. Zij zouden 't onrecht, de Kerk aangedaan, niet hebben geduld!Ga naar voetnoot3) Maar gij doet anders. Gij trekt uw ogen àf van Hem, die ge eerst uw bloed hebt onttogen. Gij laadt op u liever àndere dingen, en laat God onder Z'n last versmachten!Ga naar voetnoot4) En wat voor nut gaf 't noch, waar ge uw zwaard trekt? Wat trok de Kerk voor profijt van de tienden aan u gegeven? Wat doet ge in Tunis? Wat in Arragon? Eerstdaags zult ge uw wettig goed noch gaan verteren, ter plaatse waar de Kerk steeds zal schromen zich ooit te begeven!’Ga naar voetnoot5)
‘De geestelike heren? Ja, hard kunnen ze lopen, waar plaatsen in kerken en kapittels zijn te begeven. De ene smeekt, de andere vleit. Nu kan men zien, wat simonie is...!Ga naar voetnoot6) Men houdt ook deftige liefjes...!Ga naar voetnoot7) En wat voor lui zijn dat, die er het vette afhalen? Roofvogels, schoeljes!.... We hebben ze nodig, de luitjes. Er zijn goeien onder, da's waar. Maar,.... zet ze eens op één hoop, allemaal zullen ze, op een stuk of wat na, bij der duivelen oproep ter helle varen! Zo kan men met slechtheid in Gods wijngaard komen. Arm fruit, dat u aanbevolen is!Ga naar voetnoot8) De grootste prebenden zijn voor de boosheid. De godsvrucht kan bedelen gaan. Is 't wonder, dat de Kerk zo weinig vrienden en zonen telt? Men wil wel de cijns van de Kerk, maar liever niet de slagen weerstaan!’Ga naar voetnoot9)
‘De Heer aan 't kruis vroeg naar geen schatten. Wat Hij wilde, was voor ons lijden, om ons ten Hemel te voeren. Wie zal gaan, waar Hij heenging om ons zalig te maken?.... Men blijft liever thuis, niet waar, om stil te zitten, en uit te kijken naar dat wat gemak en weelde geeft!’Ga naar voetnoot10)
‘Vorsten en baronnen, neem op uw schild! Het bloedende schild van Christus, | |
[pagina 195]
| |
waarmede Hij aan 't kruis de Satan bestreed, en als zege uw redding bekampte! Hoort, de roepstem der Kerk. Zijt ge haar leden? Betuig dit door ten strijde te gaan, met 't schild op te nemen, gewijd door 't parelend bloed!Ga naar voetnoot1) Weeg mijn woorden! Betracht mijn vermaning! Verteder uw harten! Verwerp uw begeerten! Ontlaad de schatten, die 't volk verdrukken! En geve God in onze laatste ure ons 't ware Geloof, opdat onze zielen verlost mogen worden uit 't Helse vier!’ -Ga naar voetnoot2)
Noch 'n enkele opmerking. Vooreerst: mòcht Maerlant zo spreken? Bracht hij de Kerk van Rome niet in gevaar, door af te doen op de wandel van haar dienaren? Neen, - want Kerk en leden der Kerk waren twee. De Kerkleer zelf werd niet ondermijnd. En op de bodem van z'n hechte trouw ààn z'n Kerk, kon een goed lid, als Maerlant, met aan te wijzen wat haar onwaardig was, voor haar Eer en Zuiverheid strijden. Niet hij toch was de afvallige! En de besten wisten met hem, dat spreken hier plicht was. Van ouds al, - juist door het ascetiese dat de Kerkleer kenmerkte, had men bij 't verwereldliken van 't Christendom, op meer zuiverheid aangedrongen. Zonderde men zich af, in 't O. in de woestijn, in 't W. in de kloosters. Maar al scheidde men zich af van de wereld, in de verste verte dacht iemand er niet aan, zich af te scheiden van de Kerk zelf! Vooral de strengsten niet! En daarom verklare men bij Maerlant z'n heftige toon (al moge er wat van die overdrijving in zijn, die de kracht van 't bewijs legt in de kracht van 't woord) in de eerste plaats de sterkte van z'n Geloof.
Verder vragen we: kon 'n Kerk, die onder hare voorvechters tegen de wereldse zin, mannen telde als Maerlant, (en z'n eeuw telde er meer met 'n krachtig zedelik bewustzijn) - kon ze, met haar eigen sterke hiërarchiese indeling, het demokratiese standpunt van onze boetprediker goedkeuren? Zeker, kon ze dat. Want de Kerk, die hij diende, diende hij in hààr geest. Ondanks haar strenge inwendige hiërarchiese vertakking, die ze in de vroegste tijden inrichtte konform met de sterk gesentralieseerde Keizerlik-Romeinse Staatsregering, heeft de Kerk naar buiten altijd demokraties gewerkt. Ze heeft de standen zoeken te nivelleren, het lot der Oude slaven en der M.E.-se lijfeigenen verzacht, Europa geestelik door haar monniken- | |
[pagina 196]
| |
orden ontgonnen, de mens naast de mens in z'n waarde gezet, de gelijkheid ('t iedeaal van 't Verleden en van de Toekomst) voor 't Godsgericht gepredikt, en binnen de kloosterwanden doorgevoerd. Ze heeft alle weten en kunnen in 't Christendom geabsorbeerd en de beoefening van de kunsten en de wetenschappen, waarvan de strekking en de uitkomst de verhoging van Gods ere was, voor al haar Zonen toegankelik gesteld. En toch, - ondanks z'n trouw aan de tradiesie der Kerk - is er in Maerlant iets dat hem opheft boven de geest van z'n tijd, iets persoonliks, dat hem tot 'n eiland maakt in de brede wateren der M.E.-se didaktiek. Dat is - men vergelijke met hem Boendale's verhaal van de zondeval in de Lekenspiegel - vooreerst z'n mildheid in z'n beoordeling van de vrouw, niet de strafwaardige gevallene bij Maerlant, maar de beklaaglike hulpbehoevende; niet de verdoemde, doordat ze verleidde, - maar de Verkorene, door Goddelike gunst, als in ruil voor de smaad, die mannenruwheid en eeuwen van dwaling op haar zwakke schouders had opgehoopt. Kleinzieligheid alleen, kon volgens hem, aan de vrouw de val van de man verwijten; wie man was, moest vast staan; en zo de vrouw zwak was, dan had z'n sterkte er doodeenvoudig rekening mee te houden, en z'n eigen zwakheid er zich niet achter te verschuilen. Even kleinzielig was het volgens hem, vrouweliefde op te offeren aan eigen begeerte; waarom zou de man niet offeren, aan wie de kracht was en de daad, en de wereld; waarom moest het de vrouw, die niets had dan hem, 't Iedeaal van haar toewijdende Liefde? Christus gaf zich ook, en de navolging kwam toch 't eerst aan de man toe? Dit zelfbedwang, tot aan ascetisme toe, van 't mannelik karakter, naast de verheffing en de verering van de vrouw geeft aan Maerlant een sterk Germaanse karaktertrek. We spraken 'n vorige maal over z'n westers mysticisme.Ga naar voetnoot1) We wijzen in de derde plaats op z'n ijverig streven - z'n kolossale arbeid, in z'n grote verscheidenheid, ligt voor ons - om het volk, de grote massa om hem, mee te laten delen in 'n zo mogelik gezuiverde en verbeterde, demokratiese Christelike kultuur. J. Koopmans. |
|