Taal en Letteren. Jaargang 7
(1897)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |
Iets over de geschiedenis van onze middeneeuwse kruissage.In m'n opstel over Maerlant's Rijmbijbel had ik de gelegenheidGa naar voetnoot1) om bij onze Middelnederlandse schrijver in z'n navolging van Comestor, onder meer, op een paar belangrike plaatsen te wijzen, die niet tot het eigenlike Bijbelverhaal behoren, maar evenals andere legendariese verhalen, volledigheidshalve in de Bijbelse en Kerkelike Historieën werden opgenomen, omdat dergelike kompilerende werken in de regel tot een allessamenvattend handboek werden ingericht, waaruit de lezer maar had te grijpen om zich op de hoogte te houden van de toenmalige kerkelike wetenschap. Die twee plaatsen betreffen een paar fragmenten uit de legende over 't Kruishout, wel te weten nl., uit de legende, zoals die destijds, d.i. het midden van de 12e eeuw luidde.Ga naar voetnoot2) Want ook deze legende heeft als zo vele andere, een geschiedenis, en wel een heel merkwaardige. En wat voor ons Nederlanders belangwekkend is, wij bezitten in onze litteratuur het verhaal in een veel verder stadium van ontwikkeling dan in Maerlants bewerking van Comestors Scholastica, ja, zelfs in een voor z'n tijd zeer hòòg punt van ontwikkeling. Wie of de schrijver er van geweest is? Men schijnt het niet te weten, en 't kan hier ook niet worden uitgemaakt. Die de legende 't laatst uitgaf, J. Tideman,Ga naar voetnoot3) meende, dat het Maerlant geweest is. SerrureGa naar voetnoot4) bestrijdt die mening, en Te WinkelGa naar voetnoot5) houdt het met Serrure. We willen hier dan ook alleen maar wat vertellen van de sage en z'n geschiedenis. Beginnen we dus met een korte inhoud van 't Kruisverhaal te geven. We doen dit volgens de tekst, die Tideman afdrukte naar Willems' kopie van 't Hulthemse handschrift, tans berustend op de Bourgondiese | |
[pagina 322]
| |
Biblioteek te Brussel, en dat, naar men meent, dagtekent uit het begin van de 14e eeuw.Ga naar voetnoot1)
Adam, afgeleefd en vermoeid van den arbeid, boodschapt Seth naar 't Paradijs, om aan de Engel, die er de wacht houdt, de olie der barmhartigheid te vragen, die God aan hem bij z'n verdrijving uit het Eden beloofd had. De Engel gelast Seth, z'n hoofd door de poort van 't Paradijs te steken, en goed toe te zien. Daar ziet Seth boven de bronGa naar voetnoot2) midden in 't Paradijs een hoge dorre boom; de wortels dringen diep in de hel, waar Abel toeft; een slang kronkelt om de stam; maar wat het grootste wonder was, boven in de boom lag een in doeken gewonden kindje te schreien. Daar begrijpt Seth niets van. Maar de Engel beduidt hem, dat het dit kind zal zijn, dat Adam de olie der barmhartigheid zal verstrekken. Niet nu, maar op de daartoe gezette tijd. Wie het kind is? Gods zoon, die vlees zal worden in een maagd. Wat hij doen zal? Stervend z'n bloed storten aan een hout dat op zal groeien uit de zaden van de verboden vrucht. Waar dit hout zal groeien? - ‘Ga heen’, zegt de Engel, ‘en haast u. Drie dagen noch maar zult ge Adam zien. Dan zal hij sterven. En als ge hem begraaft in 't dal Hebron, leg dan deze drie pitten in z'n mond onder de tong, en uit de aarde zullen drie loten schieten: ceder-, cipres- en pijnhoutGa naar voetnoot3) als tekenen van de H. Drievuldigheid. Zeg dit aan Adam’. - Adam hoorde Seth aan, en lachte: de enige maal in z'n leven. Toen stierf hij; de duivel nam z'n ziel, maar Seth begroef het lichaam en de pitten, zoals 't hem gezegd was; de loten schoten een el hoogte op, en bleven 3200 jaar onverauderlik staan. Zo vond ze Mozes. Deze herkende ze aan hun wonderdadig vermogen als tekenen van de H. Drievuldigheid.Ga naar voetnoot4) Hij trok ze uit de aarde, voerde ze mee naar RafidimGa naar voetnoot5) en Sinaï, en plantte ze daarna weer in 't land van Moab. Vandaar haalde ze, op Goddelik bevel, David en | |
[pagina 323]
| |
plantte ze bij z'n hof. In één nacht schoten ze op en groeiden ze samen tot zulk een hoge boom, dat David hem niet meer verplanten kon en z'n hof om de boom heen moest laten vergrooten. Want hij eerde hem hoog en sloeg er dertig zilveren ringen om.Ga naar voetnoot1) Maar toen Salomo de tempelbouw ondernam, en de bouwmeesters tot voltooiing van hun werk noch een balk nodig hadden, moest voor die balk Salomo z'n mooie boom afstaan. Bij 't passen bleek hij echter te kort, en de balk bleef veronachtzaamd in de tempel liggen. Hij was voor wat anders bestemd. - Daar gaat er een zekere Sibilla op zitten; een vlam stijgt op en zengt haar gewaad. ‘Hoe kon ik toch ook’, - roept zij uit - ‘gaan zitten op 't hout, waar Gods zoon aan zal hangen!’ De Joden horen die lastertaal en doden haar. Ze slepen het hout uit de tempel en leggen het over een beek. Doch de koningin van Saba komt,Ga naar voetnoot2) ziet het hout, herkent het, en openbaart het geheim aan Salomo. De koning metselt alle poorten van de tempel op één na dicht, zet het veel-betreden hout dwars in die ene opening en laat het op die wijs aanbidden. Later breken de Joden 't weer weg en begraven het diep in de aarde. Daar ligt het 200 jaar verborgen, totdat het bij 't graven van een wasplaats (piscine) voor 't offervee te voorschijn komt en helende kracht krijgt.Ga naar voetnoot3) Maar op de gezette tijd halen de Joden het er uit en timmeren er een kruis van, waaraan Christus de geest geeft. Een ridder komt, steekt de Verlosser een speer in de zijde,Ga naar voetnoot4) en uit de wonde plek vloeit de olie der barmhartigheid, die Adam zou verlossen, zoals 't hem door God was voorspeld.
Zo luidt, in beknopte vorm, de legende. De lezer ziet al dadelik, wat het verhaal bestreeft. Het wil een brug slaan tussen de Paradijsboom en het Kruis-hout, een verzoening bewerken tussen de wereld der zonde en de heilige Gods-stad. De dorre boom grijpt diep in de hel; hoog op de top toeft Gods zoon: in 't Paradijs ligt reeds de belofte van 't toekomstige heil. Uit Adams schuldige mond spruit het hout der Verlossing: de zonde belooft de boete, door Christus te brengen. | |
[pagina 324]
| |
Buiten het Paradijs brengt de pit van de ontzegde vrucht heul en troost aan de volken: niet als een zin-genot, - door leed en geloof zal de Adam 't Eeuwige Leven erlangen.
De Middelnederlandse, en in 't algemeen de middeleeuwse nasieonale litteratuur wordt door de M.E. latijnse bepaald, zoals de omtrek van een sirkel door z'n middelpunt. Doch waar de talrijke vertalingen en navolgingen een nauwe verwantschap met een latijnse grondtekst vertonen. geeft de Nederlandse bewerking zoveel blijk van zelfstandigheid in de aanwending en de schikking van de sage-stof, dat het vermoeden is uitgesproken, als zou onze nasieonale berijming teruggaan op een tot heden onbekende tekst, en met zekerheid is verklaard, dat hij in elk geval een latere omwerking is van de algemeen gebruikte grondtekst.Ga naar voetnoot1) Wat alvast waar is, - het Nederlandse gedicht genoot een grote vermaardheid,Ga naar voetnoot2) werd met noch enige andere soortgelike verhalen in 't Nederduits overgezet,Ga naar voetnoot3) en vertoont òòk sterke gelijkenis met enige fragmenten van een franse bewerking, die vermoedelik 't hollands gevolgd heeft.Ga naar voetnoot4) Wat onze berijming kenmerkt, is de trek naar het wonderdadige, dat vooreerst in de smaak van de tijdgeest viel, en verder de éénheid van de strekking in de hand werkte en het geheel daardoor poëtieser maakte. De drie loten b.v., die de H. Drievuldigheid betekenen, verkondigen al de eerste de beste morgen, dat ze zich aan Mozes openbaren, aan de kinderen Israëls de zo lang verhoopte uitkomst na drie dagen watergebrek, en in later tijd nemen ze de wonderen, aan Mozes' staf toegekend, gedeeltelik over. Niet minder wordt er uitgeweid over de wonderen, die David er mee verricht.Ga naar voetnoot5) Ook de toevoeging, dat de 30 ringen, die David om de boom liet slaan, later als koopsom moeten dienen, waarvoor Judas Christus verried, een toevoeging, die opnieuw een omstandigheid, behorende bij Jezus' zoenoffer, aan de geschiedenis van 't Kruishout bindt, - is een uitsluitend Nederlandse vinding. Dan noch is het verhaal omtrent het onbruikbare hout, dat na de dood van de gemartelde Sibilla uit de tempel geworpen wordt, een geheel andere | |
[pagina 325]
| |
dan in 't latijn, altans wat de volgorde aangaat.Ga naar voetnoot1) Terwijl in 't latijns verhaal het hout, na de dood van Maximilla (zo wordt hier de sibylle genoemd), in de reeds bestaande piscine wordt geworpen, om daar zijn wondergaven te tonen, en dààrop als vonder door de sibylle (zo heet nu Saba) vereerd wordt, en er blijft tot Christus' dood, - wordt in de Nederlandse bewerking de balk eerst tot een vonder gebruikt, daarop, na Saba's profeetsie, door Salomo ter verering in de poort gemetseld, om eerst later, nadat het 200 jaar in de aarde bedolven is geweest, bij 't graven van de piscine weer boven te komen en er genezende kracht te tonen. Ook ontbreekt aan 't slot van de latijnse legende het gezegde omtrent de olie der barmhartigheid. Behoudens deze toevoegsels en de verbeterde omwerking, zal de Nederlandse berijming met zoveel andere nasieouale vertalingen en navolgingen in West-Europa hoogst waarschijnlik terug zijn te brengen tot een bekende algemene grondtype van een onbekende maker. Zomin bij ons echter als bij andere volken is de geschiedenis van de kruis-legende uit de nasieonale litteratuur te bepalen, omdat, zoals ik zei, de Christelike letterkunde der verschillende nasieën zich als een dochterkring schaart om de Christelik latijnse. We zullen dus, zo we iets over het ontstaan van de Kruissage willen meedelen, de nasieonale bodem moeten verlaten en ons begeven op die van de algemene Christelike litteratuur. We hebben echter voor de Kruissage zèlf niet nodig naar verre tijden terug te gaan. De sage heeft zich in 200 jaar ongeveer ontwikkeld. Vòòr de 12e eeuw is er geen spoor van een geschiedenis van 't Kruishout vòòr Christus in 't W. te vinden. De kruistochten eerst, schijnen, zo al niet het ontstaan, dan toch de snelle ontwikkeling van de sage, sterk bevorderd te hebben, en Gervasius van Tilbury, Jacobus de Voragine en Johannes de Monteville,Ga naar voetnoot2) die van een traditio Graecorum spreken, schijnen hiermee aan te duiden, dat kruisvaarders of geschriften over de kruistochten hun bronnen zijn.
Wie de tekst van de legende - en vooral van de latijnse - aandachtig nagaat, komt tot de gissing, dat het geheel uit zeer heterogene bestanddelen is samengesteld. David vooral, wiens tocht uit Ammon naar Jeruzalem in 't Nederlands breedvoerig wordt uitgewerkt, om toch bovenal de wondergave van 't hout te laten uitkomen, schijnt in 't latijns ver- | |
[pagina 326]
| |
haal alleen genoemd te zijn in z'n kwalieteit van tiepe-drager, opdat hij in z'n Goddelike bevoorrechting, in de telgen de H. Drievuldigheid zou herkennen, en om dus als een soort pijler het verhaal bij Adam en Seth begonnen, over te kunnen dragen op Christus. Maar daarmee wordt echter de afstand noch niet volkomen overbrugd. Van de olie der barmhartigheid, waarvan 't verhaal uitgaat en waar het zich ook op moet richten, omdat het geweigerde meteen het beloofde moet zijn, - wordt later helemaal niet meer gerept; en datgene, wat aan de zonde- en verlossingsleer in 't hollands zulk een sterke steun geeft, n.l. de dorre boom met de slang en 't schreiend Godskind, wordt in 't Latijn in 't geheel niet eens genoemd. Wat alleen onze aandacht schijnt te moeten trekken, is de geschiedenis van een boom en van een balk uit die boom gehouwen. Nu is daar in die historie ongetwijfeld een zekere éénheid; - maar toch bevreemdt het ons bij nadere beschouwing, dat naast Mozes en David, die als de vertegenwoordigers van een uitverkoren geslacht, met de gave der profeetsie zijn begiftigd om de werking van 't heilige hout te onderkennen, later zoo maar twee als uit de lucht gevallen vrouwen (Maximilla en Sibilla) (in de Nederl. bewerking respectievelik Sibilla en Saba) aan 't Joodse volk, en - merkwaardig genoeg! - zelfs aan de wijze koning Salomo de toekomst van 't hout moeten ontdekken. En alsof men het hier met zich zelf niet eens kon worden en nu en dan weifelde, - zeker is het, dat het verhaal hier niet vaststaat en er verschillende lezingen zijn. In de Nederlandse bewerking laat de koning de wonderbalk opnemen en aanbidden, in de Latijnse bemoeit de koning zich niet eens met de balk, ondanks de wonderen in de piscine; in 't Hollands komt de balk als een gewezen vonder in de tempel terug en wordt als toekomstig kruis uit de piscine gehaald; in 't Latijn komt eerst de piscine en dan de Sibille, enz. Kortom, we komen er toe te geloven, dat hier met gelukkiger of ongunstiger resultaat verschillende pogingen zijn beproefd, om enige elders gevonden motieven, die men niet wilde of kon verwaarlozen, tot een bevredigend geheel samen te voegen. Letten we er verder op, dat er een boom-geschiedenis is, die met Adam en Seth begint en met de tempelbouw eindigt, alsmede een balk-geschiedenis, aanvangende met de tempelbouw en eindigende met Christus' dood; verder dat de eerste geschiedenis het verhaal is van een in waarde gehouden, als heilig beschouwde Godsgave, terwijl de laatste historie het wedervaren ons meedeelt van een wonderbrengend en des ondanks als waarloos beschouwd stuk hout. Wel is waar worden in Salomo beide verhalen verenigd, maar de eene Salomo, vol pieëteit voor de door David geplante boom, is niet de Salomo, die de profetiese | |
[pagina 327]
| |
Sibilla ontvangt en niettemin zich aan 't hout niet gelegen laat liggen. Zo ongemerkt komen we er toe een verdeling te maken in 't Latijns verhaal en het als een samenvoeging aan te merken van twee legenden, die tezamen komen in de tempelbouw, en waarvan in 't eerste Adam of Seth, in 't tweede Salomo of de Sibilla de hoofdpersoon is. Als we nu weten, dat het Latijnse verhaal noch wel de naam heeft een goed gesloten geheel te zijn, dan zullen we allicht in een vroegere bewerking van de sage, door de lossere samenhang der delen en de meer gedetailleerde uitwerking van de bijeengebrachte factoren, die elementen zelf duideliker kunnen leren kennen. Laten we eens zo'n vroegere bewerking ter hand nemen. Laten we nemen een in afschriften, vertalingen en uittreksels algemeen verspreid werk, het na 1254 tot aan de Hervorming toe bekende legendarium van Jacobus de Voragine; hieronder is òòk (in de Legenda aurea) de geschiedenis van 't kruis vòòr Christus. We zien al dadelik, dat wat hier verhaald wordt,Ga naar voetnoot1) niet zozeer een geheel is, als wel een samenvoeging van enige, elders gevonden, soms tegenstrijdige berichten, met opgaaf, voor 't grootste deel altans, van de herkomst. Zo leest hij uit het Evangelium Nicodemi, hoe Seth van de aartsengel Michaël ten antwoord krijgt, dat eerst de 5500 jaren vervuld moeten zijn, alvorens aan Adam de olie van 't hout der barmhartigheid verstrekt kan worden.Ga naar voetnoot2) Elders leest hij, dat Seth een takje kreeg, met de last dit op de LibanonGa naar voetnoot3) te planten. In een zekere, schoon apokriefe historia Graecorum vindt hij, dat Seth een takje van 't hout kreeg, waaraan de verboden vrucht was gegroeid, met de voorspelling, dat zodra het hout vrucht gaf, Adam genezen zou zijn; alsmede, dat Seth, teruggekeerd en zijn vader gestorven vindende, het takje op zijn vaders graf had geplant, waaruit een boom groeide, die er stond tot Salomo's tijden toe. Johannes Beleth zegt, hoe de balk uit die boom, voor de tempelbouw afgekeurd werd, en Saba's koningin in plaats van over de vijver te gaan, de Geest kreeg en voor de wonderbalk als 't toekomstige KruishoutGa naar voetnoot4) neerknielde. De Hist. Scholastica echter - zo gaat | |
[pagina 328]
| |
het verder - plaatst Saba eerst in de tempel, waar zij 't hout herkent; huiswaarts gekeerd, onderricht zij Salomo het geheim, waarop deze 't hout begraaft, enz. Vergelijken we nu dit verhaal van Voragine met het vorige kruisverhaal, dan zien we, dat Mozes en David geheel ontbreken, dus ook de verering van de heilige boom, ja zelfs het kenmerk der heiligheid: n.l. de Drievuldigheid, hetzij die te bespenren mag zijn in de drie telgen of in het drieërlei loof op één stam. Wel maken we kennis met noch niet voorgekomen nieuwe gegevens: Seth vindt bij zijn terugkomst Adam gestorven, en plant het takje, - er is maar één - op Adams graf,Ga naar voetnoot1) of wel, op de Libanon.Ga naar voetnoot2) Ook geeft de Engel Michaël aan Seth geen zaden, maar het takje.Ga naar voetnoot3) - Dan zijn er tegenstrijdigheden in de verhalen van Beleth en Comestor. Volgens Beleth ziet Saba het heilige hout over de vijver liggen en aanbidt het; volgens Comestor ziet de koningin het in de tempel, keert huiswaarts en laat Salomo weten wat het hout in heeft, waarop het onmiddellik in de aarde wordt ingemetseld. Later ontstaat hier de piscine met wonder- en heelkracht, terwijl het hout eerst op 't uiterste der tijden naar boven komt. - Kortom, in de geschiedenis van de boom, die als een takje uit 't Paradijs komt, en als het Kruis naar Golgotha wordt gesleept, zien we nu te duideliker twee legenden: de ene, de Adam-sage, zoekt, om zich met de andere te verbinden, òf de Libanon op, vanwaar Salomo het hout voor z'n tempel haalt, òf het graf van Adam (met de zinrijke bijgedachte: door schuld de boete) vanwaar Salomo, die het hout voor z'n tempel uit alle delen des lands bijeenzoekt, het naar Jeruzalem voert; - de andere, de Sibilla-legende, die onvast en zwevende, verschillende uiteenlopende gegevens in zich op schijnt te willen nemen, aan de ene kant aanknoping zoekt met het Kruis door middel van een zeker hout in de tempel, waaraan een mysterie verbonden is, en aan de andere kant aanknoping zoekt in de gewijde tekst der evangelieën, met name het 5e hoofdstuk van Johannes, waarin gesproken wordt van het mysterie van 't badwater in Bethesda. De Adam-sage verwijst ons, behalve naar een onbekend elders en een onbekend apokrief historia Graecorum, naar een bekend evangelium Nicodemi; de Sibilla-sage verwijst naar Beleth en de meer gedetailleerde berichten in Comestor's Historia Scholastica. | |
[pagina 329]
| |
Het zou ons te ver voeren, zo we op deze wijze in alle delen analyserend door wilden gaan, vooral, omdat Beleth en Comestor geen bronnen noemen, en we dus genoodzaakt zouden zijn de in legio bestaande vertalingen en bewerkingen, beschrevene en niet beschrevene, te moeten raadplegen, waarbij we noch wel gevaar kunnen lopen, ous, ondanks veel tijdrovende arbeid, van de goede weg te zien afdwalen. We gaan dus Beleth en Comestor voorbij, en ons bepalende tot de Adam-legende, die we zo dadelik met de Sibilla-sage zullen zien samensmelten, vinden we ons met het noemen van het evangelium Nicodemi teruggevoerd in zeer oude tijden. Dit evangelium toch is een werk uit de 2e eeuw, en daar de bewerker bekend blijkt te zijn met een noch ouder christelik werk, het Adam-boek, waarvan zowel ethiopiese en arabiese als griekse en latijnse lezingen bestaan, mag het als zeker worden aangenomen, dat aan al deze overleveringen een overoude levensbeschrijving der beide eerste mensen ten grondslag ligt.Ga naar voetnoot1) De overschone, oud-christelike Adam-sage, die de strijd van Adam en Eva na hun verdrijving uit het Eden, uitvoerig en aangrijpend beschrijft, kan hier niet worden weergegeven. Echter moeten we voor ons doel, het ontstaan van de kruis-legende na te gaan, het oord noemen, dat de oud-christelike legende de eerste mens als laatste rustplaats heeft aangewezen, n.l. Golgotha. Het doet er niet toe, of de legende, zoals sommige kerkvaders uitdrukkelik beweren, een vóór-christelike oorsprong heeft. Immers, zodra de Heiland als de zoon des mensen, met Adam, die gewoonweg de mens werd genoemd, in een nauwe verwantschap gebracht werd, moest de legende door de iedeeën-associatie tussen de hoofdschedelplaats van de eerste mens en de Godmens, aan de Christen wel lief worden. Zo werd dan Adams graf gedacht op de plaats waar de mensheid verlost zou worden. Aan 't hoofd van 't menselik geslacht, zou met dit geslacht mee, de opstanding ten deel vallen, dòòr de opstanding van de Verlosser die daar had geleden en daar was opgestaan. Waar de aanvang des doods was, was ook de aanvang des Levens; het neervloeiende bloed des Verlossers had het naar genade dorstende lichaam van Adam bevochtigd. Men ziet, dat de legende hier reeds de Verlossings-leer symbolies heeft opgevat. Van zelf wees nu het bloed van Christus, als 't genademiddel, dat Adam verloste, ook op een genade-olie, die aan de schuldige Adam weleer | |
[pagina 330]
| |
ontzegd zou zijn; en de wandeling van Seth naar 't Paradijs - waarvan in de griekse en de latijnse lezing van de oosterse sage gesproken wordt - moet er te méér nadruk op leggen, dat de bij de Kruisdood verstrekte genade geen andere dan de voor lang beloofde was. En toen nu de latijnse sage in latere tijd het Westen doordrong, moest het epies karakter van de Adam-roman de mystieke tijdgeest wel koud laten: de poëzie bemoeide er zich in zoverre mee, als de sage zich liet gebruiken als opbouwend element voor de ontwikkeling van de Kruis-geschiedenis.
En welke waren nu de meest voor de hand liggende bouwstoffen, die de Adam-sage bij voorkeur in zich moesten opnemen? Een oorspronkelik hebreeuwse overlevering,Ga naar voetnoot1) die de staf van Mozes in verband tracht te brengen met de boom der kennis des goeds en des kwaads, verhaalde dat Adam bij z'n verdrijving uit 't Paradijs een tak met zich nam van de verboden boom, die als een stok gebruikte bij z'n leven en hem aan z'n nakroost liet, bij wie de staf van de ene hand in de andere overging. Na Jozefs dood vond hij een plaats in 't paleis van Pharao. Daar zag hem Jethro, die hem nam en in z'n tuin plantte. Niemand kon hem daar anders naderen dan Mozes, de Godsman, en toen Jethro de stok in de handen van Mozes zag. profeteerde hij: ‘Ziehier de man, die Israël zal verlossen!’ - Deze sage ook, nam het Christendom over, met dit gevolg, dat er aan de staf een veel diepzinniger betekenis werd gegeven. De eerste Christelike apologeten toch hadden reeds aangetoond, dat de levensboom uit het Paradijs de beloofde Christus voorspelde,Ga naar voetnoot2) en toen men nu voor die parallel in alles, wat het O.T. aan tak, stam of boom kon aanbieden, steun- en aanknopingspunten zocht,Ga naar voetnoot3) moest vooral door de wonderdoende Mozesstaf, de sage: kennisboom - wonderstaf, die 't Christendom van 't Jodendom overnam, in de Mozes-geschiedenis samenvallen met de allegorie: levensboom - Christus. Het gevolg hiervan moest zijn, dat de aanvangspunten van de nu één geworden parallellen werden vereenzelvigd, en de kennisboom plaats maakte voor de levensboom, terwijl ook de eindpunten voortaan slechts één doelpunt aan de loop van 't verhaal toe zouden wijzen, n.l. het door staf, stam en boom getypeerde Kruishout voor Christus. Vandaar nu ook, dat in de Adam-sage, de | |
[pagina 331]
| |
eerste mens, die bij de Kruisdood van Christus besproeid zou worden met de hem toegezegde olie der barmhartigheid, vervangen kon worden door een Adam, aan wie, 't zij in eigen persoon, 't zij door middel van Seth, een tak van de kennis- (= levens-)boom werd gegeven, terwijl ook op Golgotha het denkbeeld op de voorgrond kon treden, dat Christus zich opofferde aan hetzelfde hout, waarmee Adam door z'n schuld het mensdom tot boete verplicht had. Niet om het heilaanbrengende bloed op te vangen, was het dus langer nodig, zich Adams grafstee onder het Kruishout te denken. De poëzie gaf er een voor de sage passender reden voor. Het offer aan 't Kruis toch had z'n aanvang genomen in Adams schuld en de verboden bete: en 't Hout werd een boom, die z'n wortels schoot in Adams mond. Kon in deze vorm allegories de Verlossingsleer welsprekend worden uitgedrukt, - de sage zelf, waarin, zo we zagen, de patriarchen, en vooral Mozes, een histories-typiese steun moesten geven, kon zich bij deze plaatselike éénheid van voorstelling niet bepalen. Wel nam ze in zich op het opschieten van de boom uit Adams hoofd, en aan diezelfde boom als Kruis de Verlosser, maar tussen deze aanvangs- en eindpunten moest de geschiedenis van het Kruishout veel meer lokaal terrein in beslag nemen dan Jeruzalems hoofdschedelplaats geven kon. Mozes had gedwaald door woestijnen, Abraham door Syrie naar de zee, en de staf, die 't Kruis inhield, was meegegaan. En nu toch eenmaal de eenheid van plaats verviel, werd het evenmin nodig geacht, Adams graf juist op de Calvarieënberg te plaatsen, zo maar in 't oog werd gehouden, dat in Adams schuld de belofte ener latere boete een aanvang nam. Op die wijze kon in de sage, zoals we die later leren kennen, de plaatsbepaling van Adams graf op de achtergrond en eindelik buiten vermelding blijven, maar werd zoveel te krachtiger, èn door de Paradijs-wandeling van Seth, èn door de profeetsie van de Cherub, klem gelegd op de Belofte, door God aan Adams nakroost gegeven, - en dit alles noch onderstreept door de allegoriese Eden-stoffering met het kindeke op de dorre boom, de slang, en Abel toevende in de hel, - en ten overvloede geheiligd door de Drievuldigheid der zaden en de Wonderkracht der drieënige loten. Die Wonderwerking en de typerende betekenis van het voorbestemde Kruishout was het eindelik, die de sage in - ofschoon dan ook in een losser verbinding - bracht met een op Christelike bodem zeer vervormde oosterse mythe, n.l. met de meer dan eens genoemde sibylleoverlevering Dit nieuwe bestanddeel van de Kruishout-sage heeft niets met de Verlossingsleer te maken; het geeft alleen door de profeetsie omtrent de bestemming van 't Kruis een voortzetting en steun aan de | |
[pagina 332]
| |
typologie van het Hout. Op welke wijze deze sibylle-overlevering de Kruissage aan zich verbonden heeft, is altijd nog een punt van nader onderzoek;Ga naar voetnoot1) datgene wat er van bekend is en wat er met een vrij grote mate van waarschijnlijkheid in de jongste tijd van beweerd is, moge hier, om de volledigheidswil, beknopt worden samengevat. In de 12 boeken der joods-christelike sibyllinen, die te Alexandrie deels vòòr, deels nà Christus' geboorte bewerkt werden, wordt op twee plaatsen het Kruis verheerlikt. Aan 't slot van 't 6e sibyllijnse boek heet het: ‘O gelukzalig hout, waaraan eens God was uitgestrekt! Niet de aarde zal n bezitten, maar de uitgestrekte hemel zult ge aanschouwen. wanneer eenmaal het nieuwe, vurige aangezicht van God verschijnt.’ - In 't 8e boek staat het merkwaardige acrostichon: ΙΗΣΟΥΣ. ΧΡΕΙΣΤΟΣ. ΘΕΟΥ ΥΙΟΣ ΣΩΤΗΗΡ ΣΤΑΥΡΟΣGa naar voetnoot2) Dit acrostichon nu wordt in de eerste legenden van 't Kruishout vòòr Christus, als een kruisverheerlikende profeetsie toegeschreven aan de koningin van Saba bij haar bezoek aan Salomo. Nu is de vraag, hoe de oud-testamentiese Saba vereenzelvigd kon worden met een joods-christelike sibylle: een vraag, die noch van meer betekenis wordt, wanneer we nagaan dat èn de sibylle onder de naam van Saba, èn met haar een enigzins apocalyptiese voorzegging met het acrostichon tot slot, ook in de vroegere en latere M.E. worden aangetroffen. Zo wordt in de tiburtijnse sibylle der M.E., die zich laat terugvoeren op een vaticinium op Konstans, de zoon van Konstantijn de Grote, na een totaal verval van de byzantijns-keizerlike macht, - vòòr 't einde der dagen een wedergeboorte onder een laatste griekse keizer, als de schepper van een wereldrijk, beloofd, waarbij de profetes, Saba genoemd, met het acrostichon sluit. Nemen we nu in aanmerking, dat ook in de latere vaticinia, Saba de lofspreekster van 't kruis of de voorzegster van een grieks of romeins keizerschap is; verder, dat evenals aan Barbarossa in het duitse volksgeloof, ook aan Alexander de Grote in de vroeg-byzantijnse overleveringen de onsterfelikheid werd toegeschreven, om in zijn heroïese gestalte, in gevaarvolle tijden, plotseling op te treden, ten einde de val van het door hem gestichte Rijk te voorkomen; dan komen we tot de gissing, dat er in de byzantijnse vaticinia, voorzover ze de wedergeboorte van 't Keizerrijk verkondigen, een samensmelting | |
[pagina 333]
| |
heeft plaats gehad van de Christus als de eenmaal wederkerende Bevrijder vòòr het rijk van de Antichrist, - en de van wege z'n grote daden met een bovennatuurlik bestaan bedeelde Macedoniese held. Nemen we nu deze gissing als een feit, en substitueren we dit in de door ons gestelde vraag omtrent de eigenwezendheid van de oud-testamentiese Saba en de profetiese sibylle, dan blijft ons noch over te onderzoeken: hoe werd de koningin, die tuk op wijsheid, naar Salomo's hoofdstad trekt, gelijk gesteld met de sibylle, die - nu in 't algemeen genomen, en niet in 't bizonder aan koning Salomo, - in de latere christelike sagen Christus' (d.i. Alexanders) terugkomst en stichting van een wereldrijk voorspelt. Wij dwalen nu schijnbaar af, doch, om dichter bij de oplossing te komen. Daartoe moeten we er op wijzen, dat de Alexander-sage reeds in de vroegste christelike eeuwen een belangrijke omwerking heeft ondergaan.Ga naar voetnoot1) Aan de beroemde Macedoniër toch, die volgens een vroegere overlevering de histories-nasieonale Olympias tot moeder, en de ethiopiese tovenaar en koning Nectanebus tot vader had, werd een nieuwe nasieonale vaderlike afkomst gegeven, door na Philippus' dood de koningin te laten huwen met de mythiese stichter van 't nieuwe Rome, Byzas en door van de andere kant, de koningin zelf, nu geen Olympias meer, maar een ethiopiese prinses, van ethiopies bloed te laten afstammen. Op die wijze werd de grote Alexander als een schakel in de keten der byzantijnse heersers opgenomen, - wat aan een wederherstelling van 't Keizerrijk door de stevige dynastieke basis een krachtige steun moest geven, - maar aan de andere kant kreeg de profeetsie, naast de staatkundige opvatting, die mogelik was, door de toevoeging van de ethiopiese prinses Chuseth aan de sage, meteen een christelik-apocalyptiese zin. Want Chuseth is dezelfde, waaromtrent de Pseudo-Methodius verkondigt, dat door haar (of haar nakomelingschap) het kruis te Byzantium zal komen, en wat nu voor ons veel meer noch zegt, in Ethiopië zochten velen het Bijbelse Saba; de ethiopiese lezing van de overlevering maakt de koningin van Saba direkt tot een Macedoniese; Anastasius Sinaïta geeft de koningin van Saba, zich beroepende op het aangehaalde bijbelwoord, de naam van Kandace, welke koningin dikwels geïdentificeerd wordt met Saba, terwijl ook Alexander dikwels vereenzelvigd wordt met Salomo. Wat dus hieruit te besluiten? Dat al deze sagen terug zijn te voeren tot één grondvorm; maar dat uit de oorspronkelike overlevering zich verschillende lezingen hebben ontwikkeld. En wat voor ons van belang is, - de sage: Chuseth - Alexander (Messias) is wederom samengevallen | |
[pagina 334]
| |
langs het oud-testamenties verhaal: Saba-Salomo; dit laatste heeft zich moeten kerstenen, en dus ook de christelike elementen in zijn verlengde moeten opnemen: met name: Saba's sibylleschap, de voorspelling van de bestemming van 't Kruishout (of juister in vroegere sagen: het acrostichon) en de sterk gewijzigde oorspronkelike apocalypsis, dat bij Christus' dood het Joodse rijk een einde zal nemen. Hiermee was de sibylleoverlevering noch niet afgewerkt. Aan de ene kant nam het verhaal andere elementen uit vroegere Saba-legenden op, zoals het doorwaden van de beek naast de vonder; aan de andere kant zocht het door middel van een aanwezig veronderstelde balk aanknoping met de boom van de Libanon, die er volgens een Adam-sage, door Seth was geplant, of, alweer door de wonderkracht van het hout, aanraking met de genezende kracht van de Bethesda-bron in de Evangelieën. De ene lezing nam echter niet al de elementen op, of altans niet in dezelfde volgorde op als weer een andere lezing; een of ander auteur, die later kwam, zocht er op een andere wijze eenheid in te brengen dan een die 't vroeger beproefd had; een derde streefde naar beknoptheid, een vierde naar uitvoerigheid, een vijfde verhaalde bij voorkeur wat hem 't meest waarschijnlik of wel histories voorkwam, een ander weer bezag de zaak weer van de mystieke kant, - en vandaar de vele en verscheidene lezingen, die we, vooral in het sibyllies gedeelte, van het Kruishout-verhaal in de M.E. aantreffen.
Wat in 't oog valt en enigermate bevreemdt, is, dat in de middeneeuwse christelike litteratuur als Kruissage, niet de speciefiek christelike en diep-allegoriese Adam-sage optreedt, - wat natuurlik niet de bekendheid met die sage uitsluit, - maar de op zich zelf veel minder christelike en ook gedachten-armere sibillijns-apokalyptiese sage van de balk in de tempel. We zien dit reeds in de oudste lezing, die er van bekend is, n.l. de zogenaamde ‘Historia’, die ons o.m. in een Münchense 'codex' uit de 12e eeuw bewaard is.Ga naar voetnoot1) De korte en onbelangrike inhoud meldt niets anders, dan dat ten tijde van David, een jood het hout vindt en 't bij den koning brengt; dat Salomo, die 't evenals z'n vader, vereerde, verschrikt van Saba's voorspelling, de balk in een put laat werpen; dat uit die put, na 't uitdrogen, de balk wordt gehaald en op Christus' schouders gelegd. Meer niet. - Een uit de ‘Historia overgenomen verhaal in de Speculum ecclesiae van Honorius Augustodunensis (vóór | |
[pagina 335]
| |
1125) voegt enkel er bij,Ga naar voetnoot1) dat de engelen, waar 't kruis ligt, genezingen bewerken, wat ook Comestor overneemt in z'n werken, alleen met de afwijking, dat het kruis niet in de put werd geworpen, maar ingemetseld. Ongeveer terzelfder tijd geeft een münchens handschrift (1154-1159) een sage, gevoegd tussen de geschriften van de zoeven genoemde Honorius, welk verhaal iets verder gaat.Ga naar voetnoot2) Hier wordt bij verteld, dat toen Adam stierf, een engel z'n lijk met een purperen kleed bedekte en in de dode mond een zaadkorrel van de levensboom lei. Daar wies een boom uit, waaronder Salomo z'n volken verzamelde en recht sprak. Toen Saba er kwam zag ze niet om naar de koning, maar vereerde de boom, enz. - Maar toch is hier, ondanks het noemen van Adam en het zaad van de levensboom, noch geen besef van de allegorie in de Adamssage; veeleer wordt in dit verhaal een reeds bestaand parallel: levensboom-kruishout met een zeer spaarzaam gebruik van tusseutiepen, samengeweven met een naar de tijd verouderde lezing van de Saba-legende. - Weer verder gaat Gottfried van Viterbo.Ga naar voetnoot3) Daar missen we wel Adam en horen we in z'n plaats van de legendariese zoon van Noach, Jonithus, die 't Paradijs ziet en er drie planten uit meebrengt, maar we hebben hier dan toch een boom van drievoudig hout en drievoudig loof, als een teken van de Heilige Drieëenheid. Ook vinden we hier de boom na lange omzwervingen op de Libanon geplant, waar hij vandaan wordt gehaald voor de tempelbouw. - Maar noch altijd missen we het essensieële: de Verlossings-leer, en noch altijd is het sibillijns gedeelte hoofdzaak. In de talrijke gedichten van die tijd wordt aldoor nadruk gelegd op het sibilleschap van Saba; de beeldende kunst maakt er een vaste tiepe van, en tot zelfs in de 15e eeuw schrijft men handleidingen voor een ontwerp van het beeld van Saba's koningin, blootsvoets de beek doorwadende, met de gekroonde Salomo en z'n gevolg als verbaasde getuigen.Ga naar voetnoot4) Ondertussen is de Adam-sage uit het O., steeds groter kringen beschrijvende, gemeengoed van 't mystieke Westen geworden. In de Duitse historie-bijbels vindt de levensbeschrijving van 't eerste mensenpaar voor 't eerst ingang; daarop volgen de dichterlike bewerkingen, waaronder die van Lutwin, die de legende tot een betrekkelik omvangrijk | |
[pagina 336]
| |
epos, met schone dramatiese schilderingen, opvoert, een hoogte, die de sage tot die-tijd-toe niet bereikt had.Ga naar voetnoot1) Weldra zou hij zich verbinden met de sibylle-legende. Reeds had de oud-engelse poëzie met meer of minder geluk beproefd, stukken uit de Adam-sage in de Kruis-sage op te nemen, of omgekeerd in het ‘Leven van Adam en Eva’ het sibillijns gedeelte op te nemen.Ga naar voetnoot2) Maar èèrst, - wij wezen er reeds op - moest Golgotha Adams graf worden. Toen eerst kon het kruishout gegroeid zijn uit het takje op Adams graf, en kon eensdeels de balk in de tempel en in de piscine als tussentiepe de allegorie schragen, en anderdeels de profeetsie van Saba de voorzegging van de Paradijs-engel omtrent de Verlosser, onderstrepen. Het eerste assimilasie-proces vinden we beproefd in Johannes Beleth z'n ‘Rationale divinorum officiorum’ van omstreeks 1170.Ga naar voetnoot3) Hier eerst vinden we de zending van Seth naar 't Paradijs, vanwaar hij een takje meebrengt dat later 't Kruis van Christus zal leveren; hier òòk voor 't eerst ziet Saba het hout als waarloos en als vonder gebruikt. Vast verenigd zijn beide sagen echter noch niet, evenmin bij Gervasius van Tilbury. Alleen deze spreekt van een takje van de boom, waaraan Adam zich had bezondigd. We zien hier dus al een verwarring van de levensboom met de kennisboom, een verwarring, die weldra tot een volledige identificasie van die twee bomen zal leiden. Alle elementen zijn nu gegeven; Jacobus de Voragine, zoals we zagen,Ga naar voetnoot4) recapituleert de gegevens met opgaaf van de bronnen, zonder ze echter samen te voegen en een afgerond geheel te geven. Maar de nasieonale litteratuur, in dit geval een duitse bewerking, bouwde uit het samengebrachte materieaal een geheel,Ga naar voetnoot5) en toen eindelik tegen het laatst van de 13e eeuw een onbekend dichter in latijns proza aan de legende een vorm gaf, die de Kruissage van IJsland tot Spanje, van Griekenland tot Cornwallis verbreidde, was het van de zoveel en zovele nasieonale vertalingen en navolgingen de nederlandse bewerking, die zich door z'n éénheid van opvatting en poeëtiese gedachte, het meest in de liefde der westerse volken mocht verheugen. Daarom, - ere onze onbekende landgenoot. | |
[pagina 337]
| |
We zijn nu weer thuis, en kunnen hier eindigen. Alleen voeg ik er volledigheidshalve bij, dat noch de 17e eeuw in Spanje een dichter heeft voortgebracht, die de sage dramaties heeft bewerkt tot een geestelik spel. Het is Calderon.Ga naar voetnoot1) Hier overtreft de bouw, de poëzie en natuurlik ook de manier van zeggen noch ons middeneeuws verhaal. Middelpunt is bij Calderon Saba. In haar visioen komt èn het verleden in Seth en Adam, èn de toekomst met Christus tezamen. Ook is het hier Salomo, die Saba onderricht in 't wezen van God, de beloofde Messias. Daardoor wordt de verandering in Saba's denken en voelen psychologies verklaard en de profeetsie van de met de Geest bedeelde koningin ingeleid. Veel in de oudere sagen is door de dichter bij z'n werk weggelaten; soms veroorloofde hij zich een geringe uitbreiding of wijziging, met dit gevolg dat hij uit de oorspronkelike, sterk fantastiese legende, met weinige gegevens, een eenvoudige, diep gedachte en hoog-godsdienstig gestemde vertelling heeft samengesteld.
J. Koopmans. |
|