Stellingen.
De heer J.J. Moolhuizen (Doetinchem), resumeerde zijne rede over ‘Spreektaal en Schrijftaal’, in een 13tal stellingen, nl.:
1. Het onderscheid tusschen spreek- en schrijftaal vindt men overal.
2. Het ligt in den aard der zaak, dat men onderscheid krijgt tusschen spreek- en schrijftaal. Voor het reine en verhevene past bijv. alleen een reine en verheven stijl.
3. De volksspreektaal is evenmin als het dialect in staat, om onze hoogste en verhevenste gedachten weer te geven.
4. Overal zijn de vormen der schrijftaal meer bepaald en minder onderhevig aan verandering dan die der volksspreektaal.
5. Eerst door de schrijftaal wordt de vorm onafhankelijk van het sprekende individu.
6. Bij een volk, dat leest, heeft de schrijftaal dezelfde rechten als de volksspreektaal en tot hen, die medespreken, behooren ook de reeds gestorvenen.
7. Elke groote natie vindt slechts in de Letterkunde en in het geschreven woord hare taalkundige eenheid.
8. De schrijftaal is het laatste doel der taalkundige ontwikkeling.
9. Daar het voornaamste doel der taal mededeeling is, bestaat in de mogelijkheid der mededeeling de eenheid der taal.
10. Eene geschreven Literatuur en de gewoonte, om schriftelijk zijne gedachten op te teekenen en om te lezen, dragen er toe bij, om de taal in stand te houden.
11. Van het standpunt der taalwetenschap uit bestaan geen dialecten.