Taal en Letteren. Jaargang 7
(1897)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 313]
| |
Boekaankondiging.3. Bastaardwoordenboek, door Jan Broeckaert. Gent, A. Siffer. 1895. - f 2.50.In de vorige aflevering besprak juist - eigenaardig genoeg - Dr. Kollewijn de kwestie van de vreemde woorden. Ik ben 't in die zaak met hem eens. Onwetenschappelik acht ik de jacht om ze te verwijderen. Trouwens dit lukt ook niet. De een of ander schept zo maar geen woorden die ze vervangen. De ‘spraeckmakende gemeent laat zich geen juk opdringen.’ In de levende taal gaat geen dood studeerkamerwerk over. Alleen zo volksaardige volks-dichters een woord, een uitdrukking vinden, op zijn pas en op zijn plaats, daar hebben die kans hun individualisties woord te zien overgenomen door anderen, omdat het ‘pakt’! - En waartoe ook dit razzia op bastaardwoorden?Ga naar voetnoot1) - Van Lennep zei 't zo juist: het zuiver spreken zit hem niet in 't angstvallig vermijden van uitheemse woorden en terminatien. Ik zal er u nooit hard over vallen dat men me vraagt naar mijn famielie, en niet naar mijn gezin....Ga naar voetnoot2) Enigsins anders als bij ons staat het bij de Vlamingen: daar hebben ze geen beschaafde algemene taal. Ze kennen alleen hun volksdialekt; wil men fatsoenlik en zich voor 't grote publiek in 't Vlamingenland uitdrukken, dan spreekt en schrijft men frans, of - noordnederlands; dit laatste alleen als men vlamingant is. Onwillekeurig nu zullen bij deze vele franse woorden en zinswendingen voorkomen, die wij noordnederlanders ongebruikelik vinden. - Ons klinkt het onnederlands als we horen van pertang (pourtant), labeur en labeurland, -man, -paard (bouwland, ploegpaard, enz.), batteren (tegenspreken), harangeren (toespreken), foore (kermis) en foreplein (marktplein), botten (laarzen), cas (zaak), devoor (zijn best) doen, een faux doen | |
[pagina 314]
| |
(een vervalsing in geschrifte); hij is geflambeerd (verloren); hij slaat er lament (met geweld) op. En die zijn ook werkelik niet algemeen; 't gebruik er van is soms gewestelik; vaak zelfs individueel. Toch, niettegenstaande dit, zou ik niet graag iemant, die deze woorden in zijn spreektaal gebruikte, of in zijn kunsttaal nodig had om uit te drukken wat ín hem was, aanbevelen of 't zelfs voor hem wenselik vinden, ze te vermijden of te vervangen.Ga naar voetnoot1) Integendeel zelfs, evenmin als de eigen gewestelike woorden in Belgieë voor zover ze in levend gebruik zijn, en geen archaeïsmen, - moeten ze afgekeurd als onnederlands. Ik noem maar: bestuurlike (bestuurs)voorstellen; - sprekelik zijn (? audientie geven) - een tweezaak (tweebots) met bate op de botstafel spelenGa naar voetnoot2) (een karambol met effekt op het biljart spelen). - Schandig, ontriggelen voor ontsporen (deraljeren), er is een vijs bij hem los. In de germaanse taalwetenschap van nu staat vastGa naar voetnoot3) - en zonder dat valt die wetenschap geheel met al zijn wetten en konkluzies en rezultaten, die ook de tegensprekers klakloos weg maar overnemen en gebruiken - :alle taal is individueel dialekt, en heeft als zodanig recht van bestaan, van uíting. En niemant kan in een andermans dialekt zo juist zich uitdrukken als in zijn eigen! - Dit geldt allermeest van ‘dichterkunst’. Ik erken dan ook volmondig 't recht en de vrijheid, die de Vlaminganten voor zich eisen, hun levende woorden te schrijven.Ga naar voetnoot4) Alleen - laat-ze niet beweren dat het 't zelfde als algemeen nederlands is. Dit ‘algemeen nederlands’ trouwens komt alleen van pas, en is alleen nodig bij de kwestie van onderwijs: wat moet gedoceerd? Natuurlik wat algemeen is en wat men algemeen verstaat over zeker oppervlak van land.Ga naar voetnoot5) Ook hierin zijn ‘nuances’, maar met weinig onderscheid. - Zo hiervan sprake is, dan laat het zich ook horen dat men die in Noordnederland niet gangbare bastaardwoorden wil vervangen door in oorsprong eigenlandse. | |
[pagina 315]
| |
Noordnederland - men kan 't onplezierig vinden, maar 't is een feit - is het overwegende deel èn door zijn commerciële, èn polietieke invloed, èn door zijn eigen-koninkrijk wezen, èn door zijn litteratuur, èn door zijn beschaving mischien ook. - Maar niet alleen de woorden die wij niet kennen, willen ze weghebben, maar in naam van zuiverheid van moedertaal, enz.! - noch vele anderen ook. En daarvoor nemen ze dan woorden uit hun dialekt, die zo wat (, noch maar!) 't zelfde betekenen; toch geldt ook daarvan: ze zijn niet algemeen, derhalve - lees wat Dr. Kollewijn zegt -: Oorspronkelik vreemde woorden zijn heel dikwels duidelik, en nederlandse vaak onduidelik. De oorsprong kan gerust buiten rekening blijven. Wanneer moet men dan een vreemd woord gebruiken? Als men zo'n woord nodig heeft. En dit is 't geval, wanneer er geen gelijkbetekenend nederlands bestaat. Of wanneer het overeenkomstige nederlandse weinig gebruikelik is - en te ongewoon klinkt (zie voorbeelden blz. 206). Zo komt ons dan, noordnederlanders - dunkt me - wel een glimlach op 't gezicht; als we lezen hoe men advokaat en prokureur wil vervangen door taalman, verdediger, voorspreker en ‘pleitbezorger’; notaris door aanteekenaar, met de bijvoeging evenwel: ‘onmijdbaar bastaardwoord’!! - nimf door jonge dochter, jong, aanvallig meisje; licht meisje! - harpoen door werpspies, bergamotpeer door vorstenpeer. - ‘iemant exploiteren’ door ‘iemant uitbuiten.’ - ‘Iemand een lavement zetten’ door ‘een spuitmiddel toedienen’! - ‘Een gedetailleerde rekening’ door ‘een omstandige rekening’. Hier hebben we wel niet met een volksdialekties woord te doen. - En dan: een uitvlucht is toch lang geen juriediese ‘exceptie’! - Hoe denkt men over een nijverheidsgesticht als vertaling van fabriek? Ook dit is geen levend woord. - En een kabienetskwestie is ook geen staatsvraagstuk; evenmin als lectuur belezenheid of lezing is; of oäze teruggegeven wordt met ‘liefelijk plekje, rustpunt.’ En waar zij zelfs moeten erkennen dat spoorwegexploitatie ‘onvertaalbaar’ is! daar had ik dan ook maar niet machinist van de trein met de stuurman, de bestuurder van den trein willen teruggeven; dat is hij toch in geen geval. - -
Wat nu dit boek van Jan Broeckaert betreft -: voor sommige van die zogenoemde bastaardwoorden hebben we in noordnederland bekende andere, van meer eigen afkomst, van ouder gebruik, die hierin niet te vinden zijn. Zo ontbreekt bij ‘arrangeren’ | |
[pagina 316]
| |
ons rangschikken; bij vitaal ons levensvatbaar(-heid). - fanfaren van Eekloo is ons fanfarekorps. - Ik heb heden geene voos, ons: ik ben nu (op 't ogenblik) niet bij stem. - bataclan wordt met hutsekluts (Oost-Vl.) verklaard, dat wel ons ‘hos-klos’ zal wezen. Die mindere vertrouwdheid met ons levend noordnederlands blijkt ook uit een opmerking als deze: dat klootjesvolk voor gepeupel ‘niet ondeftig heet’; toch zal geen fatsoenlik man 't hier zeggen. - En wie zou zeggen - zo er al van diarrhee sprake is, ‘dat die dame aan loslijvigheid leed’!! - - - Voor leraars en onderwijzers in Vlamingenland kan 't boek zeer nuttig wezen. Ook omdat hier en daar - al is 't niet overal - er bij opgegeven wordt welk woord in verschillende streek onder 't volk er voor in zwang is. In dit opzicht, als ook om te weten welke bastaardwoorden ginder meer dan hier, en welke zowel hier als ginds worden gebruikt, kan 't boek zijn diensten doen. B.H. |
|