Taal en Letteren. Jaargang 7
(1897)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
Een commentaar.In Taal en Letteren VII, bl. 96, wordt door v.d.B. uit Noord en Zuid XVI, bl. 525, aangehaald: ‘Zoo verdwijnt dan uit onze beschaafde spreektaal het klankverschil tusschen de ae (gerekte open e) en de e (gerekte gesloten e), terwijl het onderscheid tusschen gerekte en korte open e zich tegenwoordig nog maar alleen handhaaft bij vaers, misschien om verwarring met het homonieme verzen te voorkomen’. Daar nu wordt bijgevoegd, dat ‘kommentaar wel overbodig’ zal zijn. Op deze zinsnede uit Noord en Zuid aldus aangehaald en losgemaakt uit het verband, waarin zij voorkwam, schijnt mij een commentaar zoo geheel overbodig niet. Vooreerst dan: in Noord en Zuid staat niet verzen, wat inderdaad onzinnig zou zijn, maar versch, dat - daar immers niemand de ch uitspreekt - in de beschaafde spreektaal (of althans wat daar gewoonlijk onder verstaan wordt) volkomen homoniem met vers zou worden, indien dat laatste niet als vaers werd uitgesproken. In Noord en Zuid nu werd de opmerking gemaakt, dat uit de beschaafde spreektaal de ae-klank meer en meer is verdwenen: waereld, kaerel, paerel en paers worden onder beschaafden weinig meer gebruikt [het spreekt van zelf, dat ik dat slechts zeer bij benadering kan zeggen, en dat het bij beschaafden buiten Holland misschien wat anders is dan daar], men zegt nu: wereld, kerel, parel en paars. In vroeger tijd kende de beschaafde spreektaal nog meer woorden met ae. Hoe komt het nu, was de vraag, dat bij blijkbare neiging om die woorden niet meer met ae uit te spreken, maar de andere, daarnaast heerschende uitspraak met e of a te verkiezen, vaers alleen die ae heeft behouden? Het antwoord was: misschien om verwarring met het homonieme versch te voorkomen. Deze veronderstelling berustte op het waarnemen van het taalverschijnsel, dat onder den naam differentiëering bekend isGa naar voetnoot1). Komt in eene taal een woord in twee vormen voor en blijft men beide vormen behouden, dan onderscheidt de spraakmakende gemeente ze door elk van beide in eene bepaalde beteekenis te gebruiken. Zoo kan uit wat etymologisch één woord was lexicografisch een woordpaar ontstaan. Dezelfde neiging tot differentiëeren nu zal omgekeerd ook trachten te verhinderen, dat weinig verschillende woorden met verschillende beteekenis formeel zouden samenvallen door het geringe vormverschil prijs te geven. Zoo kon dan het bestaan van versch oorzaak zijn, dat vaers zijn ae langer bleef behouden dan de andere woorden met ae. Dat vers en versch etymologisch met elkaar niets te maken hebben, doet hier natuurlijk niets ter zaak: de spraakmakende gemeente stoort zich immers volstrekt niet aan de etymologie, die zij niet kent. Amsterdam, 3 April 1897. J. te Winkel. |
|