Klassiek en modern.
Het is een dringende eisch des tijds, dat van de toekomstige leeraren in de moderne talen aan gymnasia en hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus dezelfde voorbereiding worde gevorderd als van hunne ambtgenooten voor de oude talen en voor het Nederlandsch, maar dat dan ook tevens voor hen in dezelfde mate de gelegenheid worde geopend, om zich practisch en wetenschappelijk voor hun vak te bekwamen. Immers, als niet alle voorteekenen bedriegen, dan is het oogenblik niet meer verre, dat de leeraren in de moderne talen bereid zullen moeten zijn, om een belangrijk deel van de taak hunner classieke ambtgenooten over te nemen. En toch wordt het groote belang, dat voor den Staat gelegen is in de vorming van hoog ontwikkelde mannen, in hun vak practisch bekwaam, maar tevens begaafd met den ruimen blik, dien eene wetenschappelijke vorming verleent, tot dusver ten onzent voor het onderwijs in alle andere vakken beter begrepen dan voor dat in de moderne talen, dat toch van den docent niets meer en niets minder vordert dan het inzicht in de historische wording en den tegenwoordigen stand der beschaving van een groot volk.
Aldus 't Verslag van de Duitse Kommissie M.O.-eksamens Ao 1896. -
Daar moet het heen! -
Geen onderwijs allereerst van een papieren taal, van een gestorven volk, als het zogenaamde ontwikkelend onderwijs, maar aanleren, en nauwkeurig waarnemen van een levende taal, van levende volken, tot ontwikkeling van karakter, d.i. van individualiteit, van 't ‘Wees u-zelf!’
B.H.