Algemeen beschaafd Nederlands en zijn dialecten.
Voor eenen ‘toren van Babel’ schrome niemand! Immers en willen wy geen loutere gouspraak aanbevelen, (dat zoude dwaasheid zijn!) - 't en zy dan, hem die 't kan schrijven, en als het pas geeft, voor d'eigene gongenooten. Maar men herstelle de gonspraken in heure volle weerde, en achte ze niet dwaasselik minder als het Hollandsch. Noch ook verachte men ze, en men schame zich harer niet. Maar men putte, in spreken en schryven, vryelik, en rykelik of spaarzaam naar eigen verkiezing, uit de frissche bron der gouspraken, schoone, oude, zuivere, algemeen verstaanbare woorden.
Nog eens: voor het spook van eenen toren van Babel schrome niemand, en voor het schrikbeeld van eenen vertoornden kamergeleerde of schoolmeester, die zijn kunstgebon, zijn speelgoed ziet wankelen en instorten, zy niemand bang. Maar men verjonge vryelik ons aller dierbare moedertaal met het frissche bloed der ware, der levende volksspreektaal in heure edelste uiting, uit al de gewesten en gouen van Oud-Nederland.
Johan Winkler, Oud Nederland, 1887.