Taal en Letteren. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 350]
| |
Het spits afbijten.Dezer dagen den rei van engelen lezende, die in Vondel's Lucifer het derde bedrijf besluit, viel mijne aandacht op den regel: Zich op het spits te wagen? d.i. zich iń het gevaar te wagen. Dadelijk deed het woordje spits mij denken aan ons heden nog wel gebruikt spits in het spits af bijten, waarvan mij de verklaring in het Nederlandsch Woordenboek nooit recht heeft willen bevallen, omdat ze te gezocht, te gewrongen is. Wij lezen aldaar (Deel I, kolom 860): ‘Eigenlijk van strijdenden gezegd, die, wanneer hun de vijand het spits bood, d.i. de punt der gevelde lansen voorhield, er moedig op in liepen, den eersten stoot opvingen, verwarring in de gelederen brachten, en zoodoende de werking der speren braken, die voor hunne volgers minder schadelijk maakten, er als 't ware de scherpe punt afbeten.’ Ik geloof gaarne, dat de uitdrukking vaak van strijdenden werd gebezigd, ook hebben de boekjes in onze jeugd voor de vaderlandsche geschiedenis gebruikt er wel voor gezorgd, dat wij gaarne aannemen, dat onze voorouders zich met hand en tand verdedigden, indien 't noodig was, doch van hen te gelooven, zelfs in beeldspraak, dat zij de punten der lansen afbeten is iets, waartoe mijne piëteit 't niet kan brengen. Zouden we in onze uitdrukking niet hetzelfde woord spits kunnen zien als in bovengenoemden rei dus: (uiterste) gevaar en aan afbijten niet de beteekenis toekennen, die het in 't Middelnederlandsch heeft n.l. afsnijden, van zich afhouden, verre verwijderd houden (zie Mnl. Wdb. I, kol. 206)? Het spits afbijten zou dan beteekenen: het gevaar afwenden; iemand het spits laten afbijten, dus: een ander de kastanjes uit 't vuur laten halen. Mij dunkt, hier is niets tegen. Wat het meest juist is, de spits of het spits in onze uitdrukking? Op deze vraag is geen zeker antwoord te geven; wanneer wij zien, dat Hooft de bezigt, maar Brandt hetGa naar voetnoot1) dan kunnen we hieruit opmaken, dat de oorsprong der uitdrukking reeds in dien tijd niet meer werd gevoeld. Mijns inziens is het spits het oorspronkelijke, wanneer wij nam. de uitdrukking beschouwen als een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoordGa naar voetnoot2). Het is namelijk bekend, dat naast den oorspronkelijken vorm van het zelfstandig gebezigd bijv. naamw. op -eGa naar voetnoot3) (bijv. het kwade) zoowel in 't Middelnederlandsch als in den tijd van Vondel en later ook de onoorspronkelijke, onder den invloed der zelfstandige naamwoorden ontstane vorm zonder -e gebruikt werd (dus: het kwaad). Zoo is naast het spitse te verklaren het spits. | |
[pagina 351]
| |
Wat de beteekenisGa naar voetnoot1) aangaat, behalve de eerste: puntig, beteekent het nijdig (een spits gezegde) en, wat wij hier noodig hebben: gevaarlijk. In den regel uit den aangehaalden rei van Vondel beteekent het spits dus het gevaarvolle, het gevaar, en bij Huygens (Voorhout vs. 84) hebben wij onder het spitse-padt te verstaan: het gevaarvolle pad.Ga naar voetnoot2) Het spits bieden zou ook door 't bovenstaande te verklaren zijn; spreken we nog tegenwoordig niet van gevaar bieden. Hier echter zou ik de verklaring uit 't Ned. Woordenboek aanbevelen en wel omdat het Duitsche: dieh pitze bieden d.i. de lans (punt) bieden, voorhouden, - ons dit aanraadt. Dat naast het spits bieden ook voorkwam punt bieden, deelt mij Dr. Kollewijn mee en wijst op de plaats: ‘Ons keuzerlycke burgt, die.... De lugt scheen punt te bien, uit tweemaal agtien torens (Paffenrode, Willem van Arkel in Gedichten, 12e druk, blz. 4).
P.S. Tot mijn genoegen zag ik bij 't opslaan van D. van Hoogstraten's verdienstelijke Lijst der gebruikelijkste zelfst. naamwoorden (nieuwe uitgave van 1759 door KluitGa naar voetnoot3) blz. 397 het volgende, dat het hier door mij geopperde volkomen bevestigt: ‘Om 't spits af te bijten. Men geve dat plaats onder de bijvoegelijke Naamwoorden, die, als zelfstandig gebruikt, zich met het onz. gesl. vermaken en in dien zin neemt het De Dekker ook onz. in 't afbeeldsel van Prins Maurits:
Prins Maurits beet door 't spits van 't Arragons geweld.’
waar we een 3e bewijsplaats hebben van spits = gevaarlijk, en als gesubstantiveerd adj. = gevaar. G.A. Nauta. |
|