Taal en Letteren. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdSpaansche Brabander vs. 2020.Tot de cruces, die de lezers onzer zeventiende-eeuwsche schrijvers - in dezen Bredero - nog altijd in den weg staan, behoort voorzeker een regel als de aan 't hoofd van dit opstel genoemde. Citeeren wij hem in verband met den voorafgaanden, die ook al niet zeer duidelijk is en den volgenden, die wat verademing geeft.
Ioost.
‘Wacr waerje tot moer joosten, of tot moer huygen of tot meyns?
Met de valck of in de koddery, of in 't vergulde serpent?
Iasper.
Myn dunekt dat je al de Herbergen vant Langt schier kent.’
| |
[pagina 346]
| |
Gelijk uit de woorden van den goudsmid Jasper is op te maken, noemt ‘buurman’ Joost de namen op van eenige kroegen, waarvan, naar 't schijnt, een paar den naam dragen naar de vrouw des hnizes - ‘de moeke’ - die de gérante was of in elk geval de hoofdpersoon, en drie andere naar 't uithangbord worden genoemd.Ga naar voetnoot1) Tot opheldering diene 1) Tot = te, bij; met een eigennaam in genitivo is't een reeds uit 't Middelnederlandsch bekendeGa naar voetnoot2) constructie, waarbij 't woord huis, winkel enz. is weggelatenGa naar voetnoot3). 2) In de koddery; dit zal te lezen zijn geweest op het uithangbord, dat dus met zijn opschrift - het woord beteekent gekheid, dwaasheid - schertsenderwijze anticipeerde op hetgeen zeker meer dan eens in de herberg, welker bestaan 't aankondigde, voorviel. In afwachting van een betere verklaring meenen we deze onzen lezers als een niet onmogelijke te moeten aanbieden. Wij herinneren aan en verwijzen naar Van Lennep en Ter Gouw (kleine editie, Leiden) II, 119, waar een herberg ‘In de twee Solte-Bollen’ heet en waar tevens 't woord koddery te lezen is. 3) Met de valck. Is dit de ware lezing, dan is de verklaring niet moeilijk. Van Lennep en Ter Gouw, t.a.p. I, 112, leeren ons, dat valken niet zeldzaam zijn op uithangborden. Maar is het ware lezing? De eerste uitgave (1618) leest vlack en met deze Moltzer in zijne uitgave van Jerolimo in de volledige werken van Bredero (uitg. bij Binger, Amsterdam). Ook Terwey (ed. Wolters, 1892) leest vlack; hij copieerde naar de pas genoemde editie van Moltzer, doch vergeleek de uitgave van 1621, teekent echter geen variant aan, zoodat ook deze editie wel vlack zal gegeven hebben. De uitgave van 1638 leest echter valckGa naar voetnoot4). Houdt men zich niet aan dezen tekst, dan is 't de kwestie: is vlack verklaarbaar? Moltzer teekent er niets bij aan, een noot was hier anders verre van misplaatst geweest. Terwey geeft als wat al te korten commentaar: ‘met de vlack’ zal wel eene bepaling zijn van Meyn: ‘M. met de vlak’. In de door mij herziene uitgave van Verwijs' Sp. Brab. wordt gelezen valck, omdat die is afgedrukt naar den tekst van 1638; daar kon de klip dus gereedelijk vermeden worden, maar omdat mijns inziens voor ‘met de vlack’ | |
[pagina 347]
| |
nog een andere uitlegging is te vinden, is deze in 't kort ook gegeven. Onder vlack is ‘vlag’ te verstaan. De herberg had dus op 't uithangbord eene vlag of, zeer goed is ook dit mogelijk: meestentijds hing de vlag er uit om de aandacht des publieks te trekken. De vraag is nu: is een vorm vlack voor vlag mogelijk? Het antwoord hierop is: zeer goed. In vs. 363 lezen we:
‘Wil jyse (d.i. de brieven = plakkaten) eens sien Andrics Giet-logcn, so gact op de nieuwe Bruck’,
waar we bruck, zij 't dan ook in 't rijm (op druck), lezen voor brug. Op grond van dit woordje bruck meende ik in mijn academisch proefschrift Taalkundige aanteekeningen naar aanleiding van Bredero's werken § 31 β, te mogen schrijven: ‘Als resten van de niet-spirantische uitspraak der geminata gg is te wijzen op bruck (vs. 363) naast brugh (dat o.a. Sp. Brab. vs. 1096 en vaker te lezen is) en den oorspr. imperatief seck = zeg.’ Het is de g (vaak g' geschreven om haar phonetisch te onderscheiden van de schurings·g), die bekend is uit 't Fransch, Duitsch, Engelsch, Friesch in bijv. gant, gehen, to go, great en die in dit tijdschrift ter sprake is gekomen jaargang II, bl. 94 en in verband met 't daar besprokene, ibidem bl. 237. Dat de g' evenals thans uit 't Nederlandsch is verdwenen, is bekend genoeg: niemand, behalve een Fries, die al te ‘oprjucht’ zijn afkomst nict wil verloochenen, zal voor groot zeggen g'root, voor goed g'oed; maar dat de g' nog in 't Middelnederlandsch, ja in 't Nederlandsch der 17e eeuw nog bestoud is door de aanhaling uit mijne dissertatie alleen reeds voldongen bewezen.Ga naar voetnoot1) Wat is der langen Rede kurzer Sinn? Dat de hoogstwaarschijnlijk oorspronkelijke lezing met de vlack in vs. 2020 van Bredero's Spaanschen Brabander te verklaren is, dat er dus geen reden is om - wat trouwens nooit dan uit nood gebeuren mag - de lezing der oudste drukken te vervangen door een variant van een jongeren tekst. G.A. Nauta. | |
Naschrift.Of Dr. Nauta 'en goeie reden heeft om de tekst van 1618, tijdens 't leven van Bredero noch verschenen, te laten liggen, en die van 1638 te laten afdrukken, betwijfel ik. Maar zeker is duideliker ‘tot meyns | Met de vlack’ (= bij Meins met de vlek, (in haar gezicht?)) dan dat men Met de Valck (of vlack desnoods) opvat als: Waar de valk of vlag uithing -: in de oudste druk is ‘met’ begrijpelik, in Nauta's verklaring raadselachtig in dit zinsverband! -
B.H. |
|