Nederlands volkstoneel.
Het is tegenwoordig de gewoonte, op de Spelen van Sinne met diepe minachting neer te zien.... Is evenwel eene andere en meer historische opvatting niet meer overeenkomstig de billijkheid? Elke vergelijking met wat het drama was bij de Grieken, met wat het is voor ons, komt den rederijkers slechts op beschaming en spot te staan. Doch wat geeft ons het recht, hen naar dien maatstaf te meten? Zij wenschten een reusachtige verzameling tableaux vivants te geven, een festijn van kleurenpracht voor het oog. Wanneer nog in onze eeuw honderdduizenden meer dan alle schouwburgen van Europa plegen te vullen, - gelijk dezer dagen bij het Antwerpsche Landjuweel gebleken is, - in verrukking op dergelijke optochten staren, waarom dit den menschen van drie eeuwen geleden ten kwade geduid? En zoo we absolutie gereed hebben voor de toeschouwers, waarom zouden we anathema's slingeren naar het hoofd der vertooners? De spelen welke die vertooners ten beste gaven, en waarmede ze insgelijks om den zegeprijs kampten, hebben van een drama ternauwernood het uiterlijk, en niets is gemakkelijker en verleidelijker dan er voornaam den neus voor op te trekken. Doch vruchtbaarder is het en van ruimer inzicht getuigende, ook aan deze onbeholpen dialogen, wier inhoud de spitsvondigheid van een grijsaard, wier dictie en versificatie de onmondigheid van een kind vertoont, die hun toekomende belangstelling niet te onthouden. Het is de groote stem des volks die daarin spreekt. Het zijn de vragen van den dag die zich van dit orgaan ter opwerping en beslechting bedienen. Het zijn de ideeën die in het brein der menigte gisten, welke in die wonderlijk berijmde samenspraken een uitweg naar de oppervlakte zoeken. Ook dit is een drama, en niet een der minst belangwekkende.....
Betreffende de aanwending van het bovenzinnelijke element in het drama ging de Nederlander bij zijn Romeinschen leermeester slechts in de leer waar het de toepassing gold. Hoe geesten in een treurspel te doen optreden, bestudeerde hij bij Seneca. Dat hij ze deed optreden lag in den geest van zijn eigen tijd, en vandaar zijn misbruik maken van dit tooneeleffect. De zeventiende eeuw was ten opzichte van dit bijgeloof haar oudere zusteren in geen enkel opzicht vooruit. Katholieken en protestanten dachten daaromtrent ergerlijk eenstemmig. Satan - meenden zij - koesterde voor geen der beide conflicteerende geloofsrichtingen eenige voorliefde. Heksenprocessen tierden even