Taal en Letteren. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 238]
| |
Voor de(n) mast zitten.Te Winkel in zijn Grammatische Figuren in het Nederlandsch (bl. 252), ziet in het woord mast van de aan 't hoofd van dit stukje geplaatste uitdrukking het in het Hoogduitsch (Oud-, Middel- en Nieuw-) en Engelsch (Angelsaksisch maest) bekende woord mast = voeder, het grondwoord van ons werkwoord mesten. De oorspronkelijke beteekenis der zegswijze zou dan zijn: voor het eten zitten, maar niet in staat zijn het geheel en al te nuttigen. Deze verklaring zou onze goedkeuring kunnen wegdragen, indien we zeker wisten, dat de uitdrukking ontstaan is in een tijd van overvloed als dat der vleeschpotten van Egypte, toen men ‘tot verzadiging brood’ en 't ‘vette des lands’ at, en de landen ‘vloeiden van melk en honig’, gelijk in de dagen van Mozes en de ‘gonden eeuw van Saturnus’. Later, bij het menschengeslacht van het ‘ijzeren’ tijdvak zijn te allen tijde de begrippen ‘eten hebben’ en ‘te veel eten hebben’ te heterogeen geweest dan dat woorden die dienen om het eerste uit te drukken - in casu: voor de mast zitten - ook kunnen dienen om 't laatste begrip aan te duiden. Onzes inziens is de beteekenis ‘eten niet op kunnen’ kwalijk te destilleeren uit ‘eten hebben’, ‘vóor het eten zitten’. Is er een andere verklaring onzer spreekwijze te vinden? Ik meen van ja. Kunnen we in voor de(n) mast niet een door volksetymologie ontstane verandering zien van het uit de 17e eeuw zoo bekende en nog door Van Dale genoemde verleden deelwoord vermast = overladen, vol? We verwijzen daarvoor naar het Wdb. op Bredero bl. 435, Uitlegkundig wdb. op Hooft IV, 221/2, Taalkundig wdb. op Hooft bl. 380 en De Jager's Taalkundig Magazijn IV, 636.Ga naar voetnoot1) Wat de spraakmakende gemeent tot de verandering in voor de(n) mast gebracht heeft is niet recht duidelijk. Kan men gedacht hebben aan den janmaat, die, om welke reden dan ook, vóor den mast bleef zitten in plaats van er in te klimmen wanneer dat noodig was en zoodoende niet volbrengen kon wat hij moest of wilde doen? Een vergelijking van iemand, die niet meer kan eten omdat hij vermast is met den matroos, die een zeil niet kan strijken omdat hij vóór den mast zit (maar er niet in kan klimmen) is o.i. niet zoo gezocht dan dat zij niet in het brein des volks kan zijn opgekomen. En dat vermast in den mond des volks gemakkelijk voor de(n) mast (met een snel en onduidelijk uitgesproken woord voor) kan worden, zal niemand die ook maar geringe notie heeft van taalwijziging, een bezwaar vinden. |
|