Taal en Letteren. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 227]
| |
Slip vangen.Bij Harrebomée II, 274 lezen wij: Dit spreekwoord is ontleend aan de visschers, die, hun net ophalende, in plaats van visch, slib vinden, en niet van slip van een kleed..... Het spreekwoord beteekent: ‘hij meende wonder wat te krijgen, maar het komt op teleurstelling uit.’ Laat ons zien in hoeverre wij Harrebomée gelijk kunnen geven; zooals altijd zullen we daarbij weder historisch te werk gaan. We zoeken in onze middeleeuwsche geschriften, doch ontmoeten het aldaar nog niet. Eerst in de 17de eeuw vinden wij het opgeteekend bij Hooft. In het Uitlegkundig Woordenboek kan men verschillende plaatsen vinden opgeteekend uit zijne Nederl. Historiën; o.a., bl. 486, 31: Hy gaf allen verstandighen af te meeten, wat spyt het eenen Landtsheere waar, slip te haalen aan zyn onderzaten; bl. 841, 14: 't welk eens voor al de vreemde Vorsten schuw (zouw) maaken, van naa een ydele schaaduw te happen, om, als 't op 't nypen quam, deerlyk slip te haalen; bl. 1052, 17: Daniel dan, hebbende by de Landtschappen slip gehaalt; zie ook nog bl. 1143, 28; en Brieven 502, 28, benevens Gedichten 1, bl. 344 (editie Leendertz): Maer al wat jk hap oft stip
T'elken rejsjen hael jk slip.
Ter verklaring der uitdrukking lezen we in het Uitlegk. Wdb.: ‘slip, voor slib, in de spreekwijze sliphalen, van de visscherij ontleend, wanneer men voor visch slib of modder ophaalt.’ De heer Leendertz maakt evenwel de opmerking ‘Hooft schijnt het woord slib in deze spreekwijze in verband gebragt te hebben met slippen: want ook in proza schrijft hij het met p.’ Aan deze opmerking kunnen wij toevoegen, dat in deze uitdrukking het eerste deel altijd met een p geschreven werd. Ten bewijze mogen de volgende plaatsen dienen:
Brederoo, Moortje vs. 1262: Hoe hield' hy hem doch al? maar kreech hy soo koel slip?
vers 3335: Ick wasset alleen niet.
Hoe voer huer suster doch met Floris en met Flip,
Al mienden sy al waers, en kreech sy oock geen slip?
Huygens, Hofwijck vs. 2231: We laden 't (schip) te Sardam en komme langhs de Meer,
Deur d' ouwe Weteringh, en soo den Rhijn om neer,
En soo deur Leidsendam, om tot Schiedam te lossen;
Daer kryge we licht vracht van Varekens of van Ossen,
Of wat de Koopman will; want, kyck, 't is en moy schip,
En 't voert wel licht en swaer: en kryge we dan slip
En moete leegh naer huys, dat moete we verdrege.
| |
[pagina 228]
| |
Bloem-Hof van de Nederlantsche Jeught (Amsterdam, 1608), bl. 56: Ons wierd gebracht een glas tsamen met een somme.
Ach dacht ick die nu was gemasqueert als een momme.
Voor schaemte sat iek stomme, want met een hangende lip
Riep sy wech, wech, loop bomme, dus haeld' ic deerlic slip.
De Gewaande Weuwenaer met het bedrogen kermis-kind, bl. 44: Ick vrees wy zullen slip vangen. Hy is voor geen gat te krygen.
Naast deze uitdrukkingen slip krijgen, slip halen en slip vangen kende men ook slip hebben, dat we aantroffen bij
Huygens V, 201 (editie Worp): Trijn souw de Bruyd zijn met Kees Louwen,
En is met moije Bastiaen
Het haze-paedjen op gegaen
Ontrent acht daghen voor haer trouwen,
En slip hadd Kees, en wegh was Trijn.
Huygens, Spaensche Wysheit, no. 418: Van de Hand af tot den Lipp
Heeft men altemet wel slipp.
dat eene vertaling is van: De la mano à la boca
Se pierde la sopa.Ga naar voetnoot1)
Beaumont, bl. 28 (editie Tideman): Als een slaef, die, boven hopen
Stil is de galey ontslopen,
Daer de wreede Castilliaen
Hem, ghevetert aen de boeyen,
Deed' met harde slaghen roeyen
Door den woesten Occaen,
Gaet door beemden en valeyen
Sorgeloos sijn hert vermeyen
En dan op een hooghe klip,
Siende van verr' deur de baren
Sijnen droeven kerker varen
Roept: van my helt ghy nu slip.
De vraag doet zich nu voor, wat beteekent eigenlijk dit znw. slip. Dat het niet gelijk gesteld kan worden aan slib(be), dat altijd met een b geschreven werd, behoeft geen betoog. Is het misschien hetzelfde woord als ons slip, pand van een jas?Ga naar voetnoot2) Me dunkt van neen, daar we dan de slip(pe) halen zouden verwachten, dus met het lidwoord. | |
[pagina 229]
| |
Wel vinden wij bij Kiliaen slippe bieden, cedere foro, fraudare creditores cum summa infamia, dus bankroet gaan, met de noorderzon vertrekken, doch dat bewijst nog niet, dat er in een tekst het lidwoord niet bij gevonden wordtGa naar voetnoot1). Een aanwijzing dat dit wèl het geval zal geweest zijn, is dunkt mij de uitdrukking iemand zijn achterslip geven, de hakken laten zien, laten zitten, zich van hem verwijderen, dat ik las in Adr. v.d. Venne's Hollandsche Sinne-droom op het nieuw Wys-mal, 's-Gravenhage, 1634, bl. 55: Wel hoe, mijn baes! maer binje mal?
Ghy hebt de doodt thans in een val,
Wy geven dien ons achter-slip,
Het nietigh sweem sit in de knip.
Er blijft ons nu niets anders over dan slip in verband te brengen met het werkwoord slippenGa naar voetnoot2) en het te verklaren als een verbaal substantief in de beteekenis van ontslipping, verwijderingGa naar voetnoot3). De uitdrukking slip halen, krijgen, moet dan oorspronkelijk hebben beteekend eene ontslipping halen, krijgen. Wanneer men hiermede vergelijkt onze tegenwoordige uitdr. belet krijgen, bot vangen, in welken zin thans ‘slip vangen’ ook wordt gebezigd, dan is de gegeven verklaring m.i. niet onaannemelijk. Evenals belet krijgen, oorspr. beteekent belemmering krijgen en belet geven, belemmering geven, d.i. ten antwoord krijgen of geven dat iemand belemmerd is, zoo kan slip krijgen (halen, hebben) de beteekenis gehad hebben van ‘ten antwoord ontvangen, dat iemand of iets geslipt, weg is.’ Haalt men nu slip, dan gelukt de poging om iets te krijgen niet, daar het reeds weg is, waardoor slip vangen de beteekenis kon aannemen van niet in zijne pogingen slagen, eene weigering krijgen (lat. repulsam ferre), zooals uit de plaatsen, ontleend aan Hooft's Historiën, duidelijk blijkt, en nog bevestigd wordt door het Groningsche 'n slippert hollen, zijn doel missen (Molema 381). Evenals men thans spreekt van belet geven naast belet krijgen, zoo zeide men in de 17de eeuw naast slip halen ook slip geren, d.i. eene weigering gevenGa naar voetnoot4). Men vindt deze uitdrukking in de klucht van het Nieuwsgierige Aegje, bl. 15: Wil je me niet mee neemen, en geefje me dit maal weêr slip?
Nog eene andere uitdrukking waarin dit znw. slip voorkomt wil ik hier ter sprake brengen, nl. slip zijn en slip raken, in den zin van mis zijn, weg raken. De eerste lezen wij in Van Vloten's Kluchtspel II, bl. 158: Mijn moêrtje het wel 'ckalt van ien seker neef,
Noef Jan van Spanjen, soo weer as ik leef
Wist ick hem te vynde, ik gink er nae toe schoffele,
Die man sou seckerlik overal met me heen toffcle;
Maer dat is uyt de kijk, dat is voor ditmaal slip.
| |
[pagina 230]
| |
De Moetwillige Bootsgezel, kluchtspel (anno 1697), bl. 12: ik heb' er zo dikwils op uit geweest
Maer noit gelukt, t' is altyd slip geweest,
't Gaf noit geen pas, 't was altyd te laet.
De tweede vond ik in Tengnagel's Sinte Nikolaas Milde gaven aen d'Amstelsche Jonckheyt, Leiden, 1654, bl. 24: hy heeft syn fulpe lapje
Daar alleenigh op gemaackt,
Om te vangen 't lipse Kapje
En het is juyst slip geraackt.
Hoe deze uitdrukking te verklaren? Me dunkt dat we haar moeten vergelijken met andere als zoek raken, schoot gaan, prijs gaan, school gaan, schrap raken, schuil gaan, enz., zoodat slip zijn staat voor te slip zijn = op den slip, het slippen zijn, dus weg zijn. Vraagt men ten slotte, hoe zijn we er toe gekomen om dit znw. slip te veranderen in slib, dan moet het antwoord luiden, omdat het woord niet meer werd begrepen, en het werkwoord vangen verkeerd werd opgevat. De oude beteekenis van dit werkwoord, namelijk die van ontvangen (verg. nog het noordholl. geld vangen, d.i. ontvangenGa naar voetnoot1) en ons bot vangen, eig. een slag ontvangen) was verloren gegaan; men dacht nu aan vangen in den zin van grijpen en in overeenstemming hiermede werd slip veranderd in slib. Dat dit reeds in de vorige eeuw moet zijn geschied, bewijst het Woordenboek van Halma (anno 1781), die bij slip krijgen, slip vangen, manquer son coup, ne rien obtenir, verwijst naar slib. |
|