Taal en Letteren. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Beknopte spraakleer van 't beschaafde Nederlands.
| |
[pagina 122]
| |
§ 6. Vaak scheidt men (noch) op die wijs bijeen-behorende klankgroepen. a. Waar 't eerste deel van 'en samenstelling schijnbaar 'en nadere bepaling voor zich kan krijgen.
(Weinig) acht slaan. - (geringe) prijs stellen. - (geen) staat maken. - (geen) voet geven. - - Zie de Woordvorming, de § over de Werkwoorden. - b. Zo 't eerste deel 'en voorzetsel is, dan scheidt men dit van 't volgende, als, schijnbaar, 'en bepaling bij dit volgende tweede deel kan staan. met betrekking tot (zijn ijver). - door toedoen van (zijn vader). - - Zie de Woordvorming, de § over de Voorzetsels. - c. Samenstellingen met er, der, nergens, overal.
er over. - (d)er van. - nergens naar. - overal door. -
d. De samengestelde getallen van twintig tot honderd, en die met ‘duizend’ en ‘miljoen.’Ga naar voetnoot1)
acht en twintig. - negen en vijftig. - een, twee duizend. - een, tien, twaalf miljoen. - - Vgl. achttien, tweehonderd! -
§ 7. Let op:
zó làng: zoláng van daar: vandaar (daarom) van waar: vanwaar (waar van daan) voor uit: vooruit boven op: bovenop midden in: middenin; enz. enz.
§ 8. Het schei-teken (-) gebruikt men voor de duidelikheid, bij samenstellingen vooral. a. in sintaktiese koppelingen:
't heen-en-weer-geloop. - 't pro-en-contra. - de drie-drie-kwarts-prosent. - de rood-wit-blauwe vlag. - spring-in-'t-veld. - kijk-in-de-wereld. - vergeet-mij-nietje. - b. in koppelingen van adjektieven, gevormd van eigennamen: de frans-duitse oorlog. - de verenigde nederlands-engelse vloot. -
c. van eigennamen:
de Lombok-historie. - de Noordpool-ekspediesie. - Deli-brouwerij. - | |
[pagina 123]
| |
Stanley-pet. - Holleway-pillen. - Java-koffie. - Ceylon-tee. - Havanna-siegaren. - Soms ook:
proses-Jameson. - wet-Kappeyne. - amendement-van Houten. - 't voorstel-die-en-die! - d. van tietelnamen:
kaptein-kwartiermeester. - luitenant-kolonel. - goeverneur-generaal. - staten-generaal. - grootmeester-nasjonaal. - assistent-resiedent. - Ook schrijven velen deze - in: Noord(-)Holland. - Oost(-)Indieë. - Opmerking. In de afgeleide adjektieva scheidt men de delen niet: noordhollands, oostindies. Zo ook in: doet(-)ie. - zegt(-)ie. - heb(-)je. - ga(-)je. - Voor de duidelikheid kan 't wenselik wezen het - te schrijven tussen samenstellingen; waarvan 't ene deel ook al samengesteld is: oudemannen(-)huis. - oudewijve(-)praatjes. - kleinkinder(-)school. - Mijnsheren(-)land. - Lievevrouwe(-)kerk. - Evenzo in samenstellingen als: mee(-)delen. - schei(-)teken. - hou(-)vast. - bode(-)ampt. - mede(-) uitverkorene. - bek(-)af. - lok(-)aas. - slok(-)op. - met(-)een. - - Zie ook § 22! - Waar 'tzelfde lid bij samenstellingen die na elkaar volgen, weggelaten wordt, schrijft men in de plaats van 't weggelatene het -: rijks-, waterschaps-, gemeente-belasting. - wis-, en werktuigkunde. - heren- en dameskleding. - Ook gebruikt men dit streepje (-) om de onderscheiden woordgedeelten uit te laten komen: zegge: drie-hon-derd-gul-den!! -
§ 9. Met Hoofdletters schrijft men de eerste letter van de woorden, die men van andere onderscheiden wil: a. in eigennamen: Hendrik. - Hoekstra. - Sneek. - Friesland. - Velen schrijven die van 't lidwoord of van 't voorzetsel, dat er onafscheidelik bij behoort, ook met 'en hoofdletter: De Vries. - Te Winkel. - Ten Brink. - Van den Bosch. - Den Hertog. - Den Haag. - Van Diemensland. - | |
[pagina 124]
| |
Komt 'en doopnaam evenwel voor deze soort famielienamen, dan schrijven zij 't lidwoord of 't voorzetsel niet met 'en grote beginletter: Tijs de Vries. - Jan van der Zee. - Bram van Dam. - Jan ten Brink. - Ook het onafscheidelik attriebuut van de eigennaam, schrijft men met 'en hoofdletter: Karel de Kale. - Dirk de Derde. - Nieuw-Amsterdam. - de Grote Oseaan. - de Stille Zuidzee. - Ooster-Schelde. - de Grote Mogol. - b. de namen van dagen en maanden, als ook van feestdagen: Zaterdag. - Februarie. - Kersmis. - Pasen. - Goede Vrijdag. - c. de hoofdwoorden in de tietelatuur: Meneer. - Mevrouw. - Weledele Heer. - Edelachtbare Heer. - d. de als eigennaam gebruikte gemeenzelfst. naamw.: De Hoge Raad. - de Hogere Burgerschool. - De Zee van Marmora. - de Kust van Koromandel. - Soms ook: de Regering. - de Gemeenteraad. - de Koning. - de Preziedent. - de Staten. - de Hemel. - e. woorden die men wil laten uitkomen: Wat is Waarheid? - Wie is Men? - § 10. Op 't eind van 'en regel kan 't nodig zijn 'en woord aftebreken. § 11. Bij samengestelde woorden breekt men af volgens hun samenstelling: aard | appel. - waters | nood. - konink | rijk. - honing | raat. - slok | op. - stro | pop. - voor | al. - meest | al. - mein | eed. - § 12. Met samenstellingen worden gelijkgesteld de woorden op -aart, en -achtig: blood | aart. - grijs | aart. - Let op vein | zaart! - paars | achtig. - grauw | achtig. - § 13. Evenzo breekt men de afgeleide woorden af naar hun vorming: be | staan. - ge | erfd. - er | varen. - on | eens. - wan | orde. - ont | erven. - konink | je. - konink | lik! - | |
[pagina 125]
| |
zoo | tje. - laa | tje. - raa | tje. - raat | je (rad). - bloem | pje. - stoel | tje. - zoon | tje. - buur | tje. - buurt | je. - vorst | je. - jong | etje. - ge | berg | te. - was | ster. - strijk | ster. - harpe | nist. - klok | ke | nist. - bloede | rig. - vieze | rik. - § 14. Bij afleidingen met achtervoegsels, die met 'en klinker beginnen, - behalve de woorden op -aard en -achtig, - breekt men af zoals bij de enkel-woorden. § 15. Bij de enkel-woorden - en de daarmee gelijk gestelden, zie de vorige § - breekt men af zoals men in 't algemeen de woordgedeelten in de gesproken taal hoort afscheiden. § 16. Let daarbij evenwel op de enkelvoudige of samengestelde konsonaut. Zie § 27. § 17. De enkelvoudige konsonant schrijft men bij de volgende lettergreep, behalve de -ng-. moppe | rig. - bloe | dig. - aanhang | ig! - have | nist. - bloe | mist. - Kalvi | nist. - go | din. - herto | gin. - leeu | win. - koning | in! - heme | ling. - vui | lik. - profe | tes. - gie | ter. - snui | ter. - misdadi | ger. - schrij | ver. - ja | ger. - zang | er! - die | per. - Natuurlik: Indie | ër. - Assyrie | ër. -
lie | vert. - leu | kert. - ste | kel. - tui | nier. - to | neel. - hou | weel. - Luthe | raan. - laste | raar. - bewonde | raar. - die | naar. - leuge | naar. - huiche | laar. - bede | laar. - pra | ten. - va | der. - klei | nood. - be | nen. - bo | ten. - zwe | gen. - bui | ten. - zen | ren. - ei | sen. - hij | sen. - scho | ven. - me | neer. - | |
[pagina 126]
| |
la | chen. - e | cho. - bo | chel. - boschaa | zje. - loo | zjies. - mei | sje. - ding | en. - breng | en. - breng | er. - meneer ding | es! -
§ 18. Twee konsonanten splitst men op beide regels:
zan | dig. - kop | pig. - toch | tig. - mach | tig. - held | in. - hel | ling. - ab | dis. - kon | jak. - prin | ses. - voog | des. - bescher | mer. - pom | per. - wach | ter. - stof | fer. - vis | ser. - Nederlan | der. - Duit | ser. - schreeu | wer. - ster | ker. - prik | kel. - koet | sier. - brach | ten. - gem | zen. - mes | ten. - bes | te. - bos | sen. - bos | chaazje. - mal | kaar. - mees | ter. - an | ker. - hach | je. -
Let op 't afbreken van de vr-, fr, en dr, tr:
Me | vrouw. - A | frika. - Mij | drecht. - U | trecht. - Suma | tra. -
§ 19. Van drie konsonanten schrijft men de eerste enkelvoudige konsonant bij de voorafgaande lettergreep. Bij vier deelt men ze volgens de gehoorde scheiding.
afkom | stig. - vor | stin. - ven | ster. - win | sten. - ang | stig. - heng | sten. - bor | stel. - wor | sten. - Haas | trecht, Maas | tricht. - Dor | drecht. - herf | stig. - ern | stig. -
Let evenwel op 't afbreken van de -rf | t-, de -rt | s-, en -mp | t-, -rn | j-
schurf | tig. - art | sen. - koort | sig. - lorn | jet. - stamp | ten. - | |
[pagina 127]
| |
§ 20. Velen breken sommige woorden liever niet àf. a. de woorden met de tussen letter - | ch-, en - | zj- e | cho. - loo | chenen. - loo | zjies. - bagaa | zje. - b. die met -ng | -: ding | en. - c. die op -tje ua dubbelvokaal: paa | tje. - laa | tje. - slaa | tje. - zee | tje. - Koo | tje. - d. de woorden op -in, met voorgaande korte vokaal: herto | gin. - e. als daardoor de volgende regel met -e begint: lui | e. - blij | e.
Voor minder geoefende lezers zal dit níet-afbreken het dadelikjuíst-lezen vergemakkeliken; in zoverre verdient 'et alleen aanbeveling.
§ 21. De woordgedeelten, die ontstaan op de wijze als in de voorgaande §§ 11 tot 21, is aangegeven; heet men in de spelling lettergrepen. - Over klankgrepen, zie de ‘Klankleer’. - § 22. Het trema ¨ gebruikt men, voor de duidelikheid, bij 't scheiden van lettergrepen, waarvan de onmiddellik-elkaar-volgende-klinkers ook als tweeklanken voorkomen: muzeüm. - petroleüm. - drieën. - prieëel. - zjaloezieën. - zoëven. - Indieë. - poëzie. - eendeëi. - medeüitverkorene. - Bij samengestelde woorden gebruiken velen ook het schei-teken in plaats van 'et trema (zie § 8): mede-uitverkorenen. § 23. De klemtoon van 'en lettergreep wordt alleen in biezondere gevallen aangeduid; dan meestal door ″ of ′ of ‵: z'n begéérte was 't niet... - niet révolusie, maar évolusie... - 't gerégeld bedélen bevordert 'et bédelen... - niet 'et bepaaldè woord, maar 't bepalende!... - kópen en vérkopen... - Wil men onderscheiden aksent aangeven, dan doet men dit meestal door (stérk) en (zwàk); daarnaast ook (strkst): Dìt niet alleen, maar ook dít noch, en dat vooral! - | |
[pagina 128]
| |
- Over de vele en onderscheiden soorten van toon, zie men bij ‘Het aksent’. - § 24. Eindigt 'en lettergreep op 'en konsonant, dan heet-ie gesloten; op 'en vokaal, dan open.
§ 25. De hoofdklanken van elke lettergreep worden in 't algemeen nederlandse schrift teruggegeven met 'en 23 enkele letters, en 'en 25 letterverbindingen; en met 'en tekentje'. a, b, d, e, è, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o, p, r, s, t, u, v, w, z. aa, ee, èè, oo, uu, eu, oe, ie, ai, ei, ij, ui, ou, au, aai, ooi, oei, aau, eeu, ieu, uw. ng. - ch. - sj. - zj. -
De ph, q, x, y, en de c (behalve dan in de letterverbinding ch) komen voor: a. in vreemde woorden:
Cyprus. - cacographie. - imbeciel. - accoucheur. - quarto. - quotiënt. - Alexandrië - Xerxes. - Xantippe. - Ypsilon. - Hymen. - hygiène. - Zephyr. - mylady. - b. in oude eigennamen: de Clercq. - Cosijn. - de Ruyter. - § 26. Men verdeelt déze klanktekens in: klinkers - zie § 30 tot 40; 47-51; - tweeklanken - zie § 40 tot 47; - medeklinkers - zie § 53 tot en met 68; - § 27. Enkelvondig noemt men de konsonanten, die met één letterteken geschreven worden, alsook de letterverbindingen ch, ng, zj, en de sj in woorden, die niet met de verkleiningsuitgang -je zijn gevormd (: roos-je, kaas-je). Al de overige konsonantverbindingen heten samengestelde (: bd, st, sch, enz.); en verdubbeld waar 'tzelfde letterteken tweemaal voorkomt (: tt, ss, enz.) § 28. Onechte letters noemt men de letters, die de gesproken klank naar de algemene regel níet terug geven. Opmerking. Die in samenstellingen geef ik hier natuurlik niet op: zie § 3. | |
[pagina 129]
| |
Onecht zijn zo a. alle b's, d's, g's als eindletters: eb. - tob. - slib. - klad. - lood. - meid. - geschrobd. - deugd. - verhuisd. - gebonsd. - hoofd. - uitgedoofd. vlag. - vlaag. - stug. - sloeg. - hoog. - b. diezelfde als ze onmiddellik geschreven worden voor scherp gesproken konsonant: geschrobd. - schrobt. - abt. - krabster. - gids. - loods. - smidse. - goeds. - wij(d)te. - rij(d)ster. - raadsel. - gereedschap. - deugd. - vergiftigd. - hoogte. - maagschap. - zaagsel. - ligt. - ploegt. - zegt. - c. verder de g(g) in: heugelik. - ontzaggelik. - d. diezelfde letters als ze geschreven worden na 'en onmiddellik voorafgaande scherp-gesproken konsonant: ontgaan. - voortgaan. - etgroen. - ontvallen. - misvatten. - ontzinken. - uitzien. - e. alle t's, k's, p's, f's, s'es, als ze geschreven worden voor 'en onmiddellik volgende zacht-gesproken konsonant. ontbladeren. - ontdoen. - uitdoen. - rijkdom. - opbeuren. - opbod. - liefde. - beloofde. - beefde. - hoofden. - bisdom. - mensdom. - prinsdom. - reisde. - verhuisde. - gonsde. - mensdom. - f. verder de v en z in: veertig. - vijftig. - zestig. - zeventig. - § 29. Overtollige letters zijn die men wel schrijft, maar die niemant hoort. Zo de w nà de ou, eeu, ieu: touw. - eeuw. - nieuw. - | |
[pagina 130]
| |
Zo ook meestal de w in 't bezittelik voornaamwoord uw: uw vader. - uw stoel. - Zo in sómmige woorden - níet in àlle - de u voor w + vokaal: eeuwig. - De t in -st- voor -je: beestje. - winstje. - vestje. - kistje. - restje. - nestje. - en vaak die vóór -ste: beknoptste. - achtste. - Verder de h in: thnis. -
§ 30. Klinkletters, kortweg klinkers, noemt men de: a, e, o, u, aa, ee, oo, uu, oe, en, ie, i, è, èè. § 31. Men onderscheidt volkomen en onvolkomen klinkers. § 32. Volkomen heten de klinkers in: na. - va der. - da ken. - tatarata. - hahaha. - e zel. - mielietèren. - o ven. - nu. - tie tel. - zeu ren. - moe der. - poe ha. - naasjonaal. - jaar. - teen. - mielietèèr. - boor. - moot. - tien. - dier. - deun. - doen. - loochenen. - loozjies. - § 33. Onvolkomen die in: tas. - met. - tin. - tot. - dom. - pochen. - lachen. - echo. - kuchen. - masjiene. - nasjonaal. - stasjon. - kasteel. - - Over de verschillende klanken, die hiermee aangeduid worden, zie de ‘Klankleer’ - § 34. De volkomen klinker: a, e, è, o, u, wordt in open lettergrepen met één klankteken geschreven: da del. - ma tig. - ja ren. - ta len. - a pen. - ta kel. - ba ken. - ka dootje. - sienagoge. - Katootje. - barak. - tatarata. - beter. - ketel. - klepel. - veter. - bezem. - deken. - bevelen. - apoteker. - spelen. - leger. - leveren. - bedelen. - salpeter. - profeteren. - peterselie. - prevelen. - ledekant. - zemel. - Europese. - lelie. - schepen. - peren. - preken. - lege. - leren. - tere. - onweren. - veren. - wegen. - neven. - negen. - nering. - hevig. - bleken. - benen. - stenen. - juwelen. - kastelen. - vlegel. - | |
[pagina 131]
| |
planeten. - apoteken. - hiepoteken. - magneten. - verbreden. - helen. - tenen. - smeken. - vlezig. - wezen. - teken. - inzepen. - mielietèren. - o. - ho. - vlo. - stro. - zo. - zo (vis). - graszo. - stoken. - tomen. - stroken. - bogen. - zoden. - kogel. - opsporen. - koken. - noten. - koker. - komforen. - frambozen. - geloven. - roven. - bomen. - verdoven. - tonen. - loten. - drogen. - dromen. - roken. - broden. - horen. - populier. - rozen. - sober. - sieuode. - vergroten. - stomen. - kopen. - verpozing. - kolen. - bomen. - huisgenoten. - kado. - buro. - geesteloze. - naamloze. - u. - nu. - hu! - Suze. - turen. - muren. - gure. - suzerein. - buro. - notulen. - Let echter op het dubbelteken voor de letterverbindingen ch, sj, zj, en voor de verkleiningsuitgang -tje. loochenen. - loozjies. - horloozje. - bagaazje. - naasjonalieteit. - staasjon. - laatje. - mamaatje. - § 35. Op het end van woorden schrijft men de volkomen e met ee: zee. - vee. - tee. - ree. - twee. - domenee. - mee. - portemonnee. - dee. - kanapee. - koepee! - hee, vgl. hè, en hě? § 36. In gesloten lettergrepen schrijft men de volkomen klinker met dubbel klankteken: haar. - maar. - bedelaar. - kaas. - raas (van 'en schip). - mamaas en papaas. - steen. - heen. - peen. - juweel. - kasteel. - Europees. - mielietèèr. - toon. - bloodaart. - muur. - gespuugd. - Suus. - Let op de enkele u vóór w: zwaluw. - ruw. - § 37. Zowel in open als gesloten lettergrepen schrijft men en, oe, ie: keu - sneu. - peuteren. - zeuren. - peul. - deun. - ploeteren. - gegoeden. - foelie. - poeder. - boeket. - poel. - stoep. - roest. - spiegel. - gierig. - griezelen. - russiese. - ruzie. - sosieteit. - triebune. - domienee. - dierekteur. - famielie. - Junie. - vieziete. - siegaar. - kapietaal. - preziedent. - poliesie. - liekeur. - flauwieteit. - stommieteit. - masjiene. - iep. - kiem. - dief. - driest. - | |
[pagina 132]
| |
riem. - biezonder. - insienje. - of(fie)sier. - fabriek. - archief. - inkwiezietsie. - § 38. De onvolkomen klinker wordt met één klankteken geschreven. masjiene. - tam. - dak. - dag. - bakker. - lam. - lat. - sarren. - raster. - met. - trem. - dempen. - held. - letsel. - ernst. - ik. - dik. - tin. - pit. - biljet. - kapittel. - trom. - mond. - bot. - pot. - strop. - lossen. - kosten. - rot. - put. - dun. - lummel. - § 39. Let op de è, èè in: bè-bè, mè-mè ('t schapegeluid), hè! - blèren (schreeuwen), - blèten (blaten). - drèneren (landerijen op zekere manier droogleggen). - mielietèèr, mielietèren. -
§ 40. Tweeklankletters, kortweg tweeklanken, heet men de ai, aai, ei, (ij), ooi, oei, ui, aau, ou, (au), een, ieu, uw: ai! - straik? - aai. - draaien. - maaien. - zaaien. - taai. - mooi. - hooi. - vlooien. - rooie. - koeien. - loeien. - moeier. - lui. - luier. - luitenant. - fuieton. - portefuie. - miaau! - aan! - leeuw. - nieuw. - ruw. - uw. - weduwnaar. - § 41. De tweeklank ou schrijft men (noch!) met au, waar deze hier en daar noch, vooral van ouderen (of door hun invloed ook van jongeren) gehoord wordt, in de woorden: dauw. - kauwen. - lauw. - nauw. - klauteren. - blauw. - afsnauwen. - Anders schrijft men ou: vrouw. - oud. - koud. - touteren. - touw. - enz. - § 42. Let op de w in de spelling, na de au, ou, een, ieu, als deze klank op 't end van woorden staat, of door 'en (toonloze) vokaal gevolgd wordt. § 43. Onderschei de spelling van: kou. - verkouen. - zou. - zouen. - wou. - wouen. - hou. - houen. - kouw (kooi). - houw (hak). - wouw (kiekendief). - | |
[pagina 133]
| |
Evenzo die van: rauw (ongekookt, ruw): rouw (over 'en dode). - hauw (zekere vruchtvorm): houw (slag). - gauw (vlug): gouw (streek). - nabauwen: bouwen. - kauwen: kouw. - § 44. De twee-klank ei schrijft men alleen met het teken ij, waar in verwante nederlandse, vooral noorduederlandse diealekten noch î in 't woord wordt gehoord. dijk. - rijk. - afgrijselik. - lijf. - twijfel. - bijbel. - ijken. - gordijn. - lijn. - mijl. - pijl. - vijg. - wijk. - vijver. - spijs. - anijs. - mijn. - prijs. - rijst. - termijn. - tijd. - aksijns. - vlijtig. - nijdig. - kwijt. - fijn. - schijf. - krijt. - wijn. - stijl. - wijf. - wijs. - rijp. - sijfer. - pijnboom. - rijden. - lijden, - en in de uitgang -ij (-nij, rij). partij. - komenij. - razernij. - selderij. - Anders schrijft men deze klank met ei. § 45. Voor die geen vaderlandse diealekten kennen, kan ook dit onderscheid aangegeven door verwijzing naar verwante vreemde talen. Waar 't engels i heeft: wife. - ice. - dike. - idle. - rich. - wide. - side. - enz. - Waar 't frans i heeft: fin. - anis. - chiffre. - mine. - magasin. - raisin. - parti. - prix. - riz. - enz. - Waar 't latijn i of e heeft: stilus. - vinum. - vicus. - pilum. - biblia. - milea. - enz. - creta. - docenum. - pena. - enz. - § 46. Let op de onderscheiden spelling van de homoniemen: (aard)bei. - bij (insekt). - eik(eboom): ijk (maten en gewichten-merk). - eis, eisen (vorderen): ijs, ijzen (huiveren van) - feit: fijt (verzwering). - hei (veld): hij (pron. pers.) - karwij: karwei(zaad). - meid: mijt (in de kaas). - lei (-stein): lij(kant). - peil(schaal), peilen: pijl (schiettuig). - (be)reiden (klaar maken): rijden. - | |
[pagina 134]
| |
reizen: rijzen (omhoog gaan). - steil (ophellend): stijl (trant). - zeil (van 'en schip): zijl (sluis). - zeis (maaiwerktuig): sijs-je (vogelnaam). - siechorei = suikerij. - veilen (verkopen): vijlen. - weide (grasland): wijde ('t adj.). - weifelen: twijfelen. - zei (sprak): zij(worm). -
§ 47. De doffe klinker in afleidings-lettergrepen, in pro- en en-clytica, de zogenoemde ‘toonloze’ of ‘onduidelike’ klinker, wordt meestal weergegeven door e. bereiden. - graven. - lieve. - avend. - dikwels. - krabbels. - Staveren. - dokter. - professer. - er. - je - ze. - me. - we. - he. - Men schrijft 'em, 'en, 'et, 'er (hun), waar in de voorafgaande of volgende klank eveneens dezelfde konsonant gehoord wordt; en ook wel na of voor elke konsonant. - doet 'et niet. - waar 'et toch wezen kan. - gaat 'et toch doen. - 'en nare historie. - in 'en zijstraat. - in 'en nauwe steeg. - met 'er beien. - daar zit 'et 'em niet in. - § 48. Voor g, ng, k, nk, s, wordt-ie weergegeven door i: heilig - bezig. - monnik. - havik. - heerlik. - duidelik. - koning. - vonnis. - notaris. - dreumis. - § 49. In enkele plaatsnamen wordt de ‘toonloze’ klank voor m weergegeven door u: Dokkum. - Workum. - Gorkum. - § 50. Soms door 'et tekentje ': m'n. - z'n. - d'r. - 'r. - 't. - 'n. - 'k. - 'm. - § 51. Let op de verschillende spelling van: (kerk)toren. - toorn(ige bui). - § 52. Men schrijft zowel: doren. - horen. - koren. - als: doorn. - hoorn. - koorn. - | |
[pagina 135]
| |
meestal: lantaarn. - parel. - merel. - ook wel: lantaren. - paarl. - meerl. - § 53. Medeklinkers heten de: ch, g, j, s, z, f, v, k, t, d, w, p, b, n, m, l, r, h. § 54. Men onderscheidt scherpe en zachte medeklinkers. Scherp heten de: ch, s, f, k, t, p, die alle voorkomen in: 't kofschip. De overige verwante hierbij heten zachte: g, z, v, d, b. § 55. Op 't end van 'en woord wordt de scherp gesproken konsonant met het teken van de verwante zachte geschreven, als in 't meervoud, of in de verbuiging, of in bekende afleidingen of samenstellingen díe zachte konsonant gehoord wordt. krab (: krabben). - eb (: ebben!). - schub (: schubbig). - vlug (: vlugge). - vlag (: vlaggen). - waard (: waarde). - zand (: zandig). - kruid (: kruiden). - deugd (: deugden). - geloofd (: geloofde). - verheugd (: verheugde). - § 56. Merk op: kruit (: buskruiten?). - abt (: abten, naast abdij). - gezant (: gezanten, naast gezonden). - snit (: snitten, naast snede). - vaart (: vaarten, naast koopvaardij). - klant (: klanten, naast klandiezie). - zat (: zatte, naast verzadigen). - bent (: benten, naast bende). - rit (: rit ten, naast rijden). - Hieruit blijkt dat men naar 't meervoud de spelling allereerst regelt, en niet naar de afleiding of historiese etiemologie. - § 57. Is echter deze eindkonsonant de f- of s-klank, zo wordt deze scherpe en niet de zachte geschreven. hof (: hoven). - huis (: huizen). - vlees (: vlezen; vlezig). - boos (: boze). - | |
[pagina 136]
| |
§ 58. Bij afgeleide woorden regelt men zich naar de spelling van 't grondwoord:
zeven-tig. - vijftig. - maagschap. - gereedschap. - prinsdom. - raadsel. - smidse. - wij(d)te. - har(d)te. - rij(d)ster. - gebergte. - hoogte. - laagte. - vruchtbaar. - eetbaar. - kos(t)baar. - buigbaar. - smee(d)baar. - deugdzaam. - beweeglik. - bewegelik. - ontzaglik. - heuglik (: verheugen). - degelik. - mogelik. - dageliks. - belachelik. - veel goeds (: goede). - kwaads. - steedse (stedelik, stad). - gindse (: ginder). - oudse (: oud). - Zie § 28 b. § 59. Let er evenwel op dat men naar de gehoorde klank schrijft. a. 'en d of t vóór de uitgang -e-nis: geschiedenis. - belijdenis. - beeltenis (: beeld). - ontsteltenis (: ontstelde). - b. 'en f, s, nk, voor diezelfde uitgang (e-nis), en voor de uitgang -e-lik: begrafenis. - droefenis. - liefelik. - sterfelik. - bederfelik. - vreselik. - vreeslik. - wijslik. - geneselik. - oorspronkelik. - aanvankelik. - c. de nk vóór de uitgang -je: palinkje. - woninkje. - kettinkje. - d. dezelfde nk in de woorden: jonkheid. - jonkman. - jonkheer. - jonkvrouw. - sprinkhaan. - lankmoedig. - koninkrijk. - § 60. Let op de f en s vóór alle uitgangen, die met konsonanten beginnen: liefde. - leefde. - geloofde. - verhuisde. - bonsde. - § 61. Let ook op: samen. - tesamen. - samenkomen. - samengaan. - maar ook: tezamenGa naar voetnoot1). - altijd evenwel: verzamelen, enz. -
§ 62. Waar één konsonant als tussenletter komt te staan in meervouden, afleidingen of samenstellingen, na ónmiddellik voorafgaande onvolkomen vokaal, wordt die konsonant verdubbeld: | |
[pagina 137]
| |
latten. - lamme. - mettertijd. - inlassen. - grovve. - laffe. - dreggen. - minne. - karren. - mannemoed. - kattekop. - flessen. - vissen. - bossen. - tassen. - visserij. - - Over ‘lange’ konsonanten, zie de ‘Klankleer’. - § 63. Let er op dat men de konsonant niet verdubbelt voor de uitgangen: -aart, en -achtig: lafaart. - spotachtig. - § 64. Merk op dat het dus alléén gebeurt met de enkele konsonant-letter na de onvolkomen klinker; dus níet met 'en letterverbinding, en evenmin met 'en ènkele konsonant na 'en volkomen klinker, na 'en tweeklank, en na 'en toonloze klinker. Dus: lachen. - richel. - echo. - bochel. - tasje. - losjes. - boschaazje. - dempen. - tasten. - vechten. - vreselik. - huiselik. - ijselik. - eisen. - leeuwriken. - haviken. - monniken. - notarisen. - vonnisen. - huiselike. - geestlike. - guitige. - bezigen. - kinderen. - benuttigen. - Gorkumer. - Dokknmer. - § 65. Let vooral op Háarlèmmer, Arnhèmmer, enz., waar de lettergreep 'en zwak betoonde vokaal heeft. En op de samenstellingen en afleidingen: verglaas-sel. - oppas-ster. - mutsewas-ster. - heette. - haatte, enz. - § 66. Voor de t wordt de ch-klank als g geschreven in de regelmatige vormen van de werkwoorden waarvan de stam op g uitgaat. jij ligt. - zegt. - liegt. - zuigt. - § 67. Daarentegen met ch in de onregelmatige vormen: bracht (bij brengen). - dacht. - zocht. - docht. - kocht. - placht. - § 68. Voor de s schrijft men de gesproken t met 'en d, alleen in de woorden: gids. - loods. - Let op: Spanjaarden. - naast: Spanjaarts. -
H., Pasen, '96. B.H. |
|