Taal en Letteren. Jaargang 6
(1896)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
Uit de spraakleer.
| |
[pagina 104]
| |
Presies, want de verschillen zijn zo gering; over 't geheel is die taal over heel Nederland vrij gelijk: hoe was er anders 'en algemene nederlandse spreektaal te konstateren? Nu heeft met het verstaan zelfs van die min of meer genuanseerde gesproken taal zelfs géén hoorder moeite, hoe zou dan die zelfde taal in schrift gebracht, voor de lezer wel lastig wezen? Te minder kan dat eigelik bewéérd, daar de verschillen voornámelik in zulke klankverscheidenheden bestaan, - die liefst in de algemene spellingGa naar voetnoot1) níet worden uitgedrukt. Nergens zal dus mínder verschil tussen de beschaafde nederlandse tongvallen optemerken wezen als juist in spelling. De werkelik-bestaande verschillen evenwel, ter wille van 'en gedroomde éénparigheid te willen wègdekretéren, is geheel onnodig. En was 't dit maar alleen, maar 't is hoogst schadelik: 't léren omgaan met geflatteerde balansen is streng te brandmerken.
Laat men zich toch ook geen illuzies maken van de eenparigheid onder de oúwe bedéling; maar de werkelike toestand opmerken. 't Gevolg van dat streven om in 'en únieform uiterlik iunerlike verschíllen te maskérenGa naar voetnoot2), is: geen stuk zelfs van professoren en doktoren in de nederlandse letteren - om van anderen, van de lerende jeugd voor dit keer maar te zwijgen! - of er schuilen in tal van spelfouten - geen zettersfouten - tegen 't sisteem de Vries-te Winkel.Ga naar voetnoot3) En geen wonder: hoe meer 'en spelling telkens om biezondere redenen afwijkt van de klank, hoe meer willekeurig gedekreteerde schrijfverschillen men invoert, - hoe meer fouten er gemaakt worden. Natuur gaat boven de Leer. Maar zó-doende gaat-ie zelfs tegen de Leer in! Is dít niet onprakties in hoge mate? -Ga naar voetnoot4)
Hoe kan men dan met enige goeie reden vasthouën aan die eis?!
Trouwens dat hele staan op eenparigheid is alleen van belang als verklassiekte taalgeleerden onderscheid gemaakt willen hebben tussen: beren en beeren, genoten en genooten, komedie en comedie, kommies | |
[pagina 105]
| |
en commies, bleken en bleeken, weken en weeken, roven en rooven, tonen en toonen, wel te verstaan op schrift alleen! Die dit nu geleerd hebben, die zich nu dit eigen gemaakt hebben, voor die zal op het éérste gezicht, 't misschien enige onduidelikheid kunnen geven, als die homoniemen ook gelijk gespeld worden. Maar daarmee tonen ze duidelik dat ‘schrift’ voor hun hoofdzaak is, en ‘klank’ bijzaak. 't Is waar, ook dit is gevolg van vroegere taaliedeeën noch; hoort thuis in 'en tijd toen men ‘schrift’ bestudeerde, en ‘taal’ negeerde! Is 't hangen aan de dode en dodende ‘letter’, waar de geest, - de levende taal, - levend maakt! - En ‘des alniettemin en evenwel nochtans’, voor diezelfden zelfs geldt wat voor ieder ander waar is: men leest níet letter voor letter, níet woord voor woord, - men leest de volzin! Ook voor hún maakt het zinsverband alle misverstand onnodig.
En van de volzin uit begint tegenwoordig èn de wetenschap èn de praktijk.Ga naar voetnoot1) 't Staan op eenparigheid is daarom even onprakties als onwetenschappelik!
Bij dat ‘ancien régime’ hoort ook 't in schrift onderscheiden van vreemde woorden, die elk-en-'en-ieder in de mond heeft.Ga naar voetnoot2). Waarom moet b.v. de ie-klank (van Piet, diep) ongelijk geschreven in: familie, línìaal, títel, cìtróen, sìgáar, machíne, kaliber, mìnúut, artíkel, fabríek, fabrìkánt, kóffie, ólie? En de s-klank in cigaar(?), citroen, officier, cent, cirkel, cijfer, anders als in singel (cingulum)? En de sj-klank anders in machine als in meisje?
Door in dezen de historiese taalwetenschap - verkeerdelik! - toetepassen, heeft men 'en wetenschappelik tintje gegeven aan de verouderde | |
[pagina 106]
| |
wijze van doen, die niet meer past bij taalprinsiepes, door alle germanisten en indogermanisten als de juiste erkend. Níet de afkomst geeft toch aan òf 'en woord hollands is of niet; níet 'et korter of langer tijdsverloop dat 'et uit hollandse monden gehoord wordt, maar het gebruik. Men houdt zich toch altijd aan: verba valent usu!! Waar zou 't ook heen als men 'en woord naar z'n verjaringstermijn als inheems of bastert rekende? Wat is dan de termijn: twintig, vijftig, honderd, duizend jaar?Ga naar voetnoot1) En - hoe weet men de ouderdom? Uit de dokumenten die over zijn? Voorzichtig! Morgen vindt men 'en ouder stuk, of leest de voorhandene en al lang bekende wat beter en nauwkeuriger - want dat kan ook vaak noch moeten gebeuren! - en daar komt 'et woord voor! En dan heeft 'et in eens burgerrecht?!Ga naar voetnoot2) - Maar dit is immers geen criterium? Algemeen zwoeren de vroegeren - altans zeien dat ze dit deeën! - bij de usus: die besliste! Welnu, laat men 't niet alleen zeggen, maar ook in praktijk brengen! Is nu 't woord famílie, minúnt minder gebruikelik als kantoor,Ga naar voetnoot3) officier als korporaal, citroen als framboos, machine als publiek, feuilleton, likeur? Dat gelooft immers niemand! 't Is eenvoudig niet zo! Maar waarom dan 't ene in vreemde en 't andere in eigen spelling geschreven? Alweer, omdat men in schrift wou herkennen de afkomst: daarom familie met i, als koolen met oo, en mensch met ch! - Omdat niet de ‘klank’ maar 't ‘schrift’ hoofdzaak was! - En niets is juist lastiger dan die op studeerkamer, voor 't nut van 't algemeen, willekeurig bedachte onderscheidingen! Voor wie Taal is klank, voor die is verschillende spelling van eenzelfde klank verbijsterend! En 't is even onprakties - als dat 'et onwetenschappelik is! -
Voor 'en leek-zelf is duidelik dat bij dit ouwe doen ook hoort 'et be- | |
[pagina 107]
| |
weren: in 't nederlands zijn maar 'en stuk of zeven klinkers, en hoogstens 'en twintig medeklinkers.Ga naar voetnoot1) Natuurlik moet daarop volgen dat die klínkers - behalve de oe en de eu - volkomen of onvolkomen uitspraak hebben; en dat de ch en de ng samengestelde medeklinkers zijn, terwijl men daarnaast de eu en oe liefst enkelvoudig noemt!Ga naar voetnoot2) Alsmede dat ‘diaeresis’ heet de e van horen en doren naast hoorn en doorn. | |
IISpelling is aanduiding van de gesproken klanken. Naar mate die nauwkeuriger worden weergegeven, is de spelling juister, dus beter! -
Zo nu alleen ‘taal’ in schrift hoefde gebracht door taalgeleerden met een goed gehoor en veel studie, dan had maar één spelling recht van bestaan: de spelling-op-de-klank-af, de zogenoemde fonetiese! Maar 't meest wordt en moet er geschreven worden door niet-geleerden! De ‘algemene’ spelling kan daarom geen fonetiese wezen: voor 't algemeen is de beste spelling die, waarín men alleen de door állen gehoorde hoofdklanken optekent, en de overige, de genuanseerde en fijnere, achterwege laat. Zo wordt de algemene spelling 'en aanduiden van klanken bij benadering: met één teken moeten aangegeven, die wel is waar weinig, maar toch onder elkaar ietwat afwijken. Verder wordt, even weinig als in de spellingen van andere europese | |
[pagina 108]
| |
talen, de invloed aangegeven die 't ene woord op 't daar-bij-staande heeft; we hebben in 't nederlands dus ook de enkel-woord-spelling: niet zin voor zin worden de klanken in schrift aangeduid, maar woord voor woord, - ook in samenstellingen, en zelfs in de meeste afleidingen. En die enkel-woord spelling is ook noch lang niet helemaal op de klank af! Zo spreken we van dach, bet, top, ep, - hooft, hoovdeu, geleeft, leevden, verhuist, verhuizden, deucht, (deugden), - feertich, fijftich, sestich, seventich naast: drie-en-veertich, vier en vijftich, maar: zes en sestich, acht en seventich, - bloempje, - resje, - winsje, - gasje, - lichje, - wichje, - kasje, - lee, leewen, leeën, ee, ewich, lu, lute, spuwen, spuën, spude, vro, vrowen, vroën, go, goë, ho, hoën,Ga naar voetnoot1)maar schrijven 't zo niet.
Nu zijn er noch velen die behalve deze afwijkingen ook noch de ô-klank dan met o, dan in dezelfde omgeving met oo schrijven; evenzo doen ze met de ê-klank, dan eens als e, dan als ee; en met de s-klank, dan als s, dan als sch, de t-klank, nu met t, dan met th. Ja zelfs geven ze de klanken de, zijn, haar, dan eens terug naar de beschaafde uitspraak, dan weer - en vaak zelfs! - naar vrij willekeurig gedekreteerde spraakleer-regeltjes als den, haar, hare(n), zijn, zijne(n); dit noemen ze dan: zich regelen naar 't taalkundig geslacht.Ga naar voetnoot2) Onder de beschaafd-nederlands-sprekenden beweren er sommigen 't onderscheid tussen e en ee, enz. ook te horen. Meest is dat invloed van de ouwe spelling: ze zien 't verschil. Om klankverschillen, vooral de fijnere, op te merken is 'en goed gehoor en veel oefening nodig, | |
[pagina 109]
| |
als ook onbevooroordeeldheid: men moet geen verschillen willen horen, zoals vaak gebeurt, omdat men die kent uit de historiese taal van vroeger. Maar voor 'en ander deel is 't horen van dit verschil de invloed van de volkstalen, waarin dit klankonderscheid wel bestaat. Zo willen de Flaminganten en hun mee-stemmers graag de e en ee, de o en oo verschillend horen.Ga naar voetnoot1) Zo menen ook sommigen onderscheid tussen de ij en ei te horen; als Friezen b.v. fries spraken, dan hoorde men dit verschil merkbaar;Ga naar voetnoot2) maar spraken diezelfde lui nederlands, dan hoorde men altijd cei, - al beweerde 'en enkele toch ook 't zelfde verschil als in 't fries te horen.Ga naar voetnoot3) En - al hielden nu heel enkelen, zoals hier en daar noch te horen is, de diealektuitspraak in hun eigen beschaafd nederlands aan, daarmee mag dit verschil niet als algemeen in de beschaafde taal opgedrongenGa naar voetnoot4), en de Jeugd onderwezen; allerminst, waar men, integendeel, er op uit is om deze diealektiese tougslag te vermijden; | |
[pagina 110]
| |
waar 't zelfs als kenmerk van geringer beschaving geldt dergelijke verschillen te laten horen. En waar sommigen noch enig verschil maken, daar is dit zo gering, dat 'et voor 'en foneties scherp geoefend gehoor alleen te horen is.
Evenzo hoort men in 't beschaafde nederlands alleen -on-, maar enkele oude mensen, vooral in de ‘provinsie’ zeggen, ook als ze de algemeen beschaafde spreektaal praten van: nàuw, blàuw, ràuw, gràuw, pàuw, dàuw. Bij sommige woorden komt dit overeen met de volkstaal, bij andere weer nietGa naar voetnoot1).
Anders is 't enigsins als velen de ie-klank dan 'ris met ie, dan weer met i schrijven. Om 't aksent heet dit te gebeuren; daarom schrijven ze trálie, en Januári, en tráliën, en kníe, en kníeën, fabríek en famílie en fabrikánt, en liniáál, en línie, Geeft deze ‘eigenaardige’ onderscheiding geen onbegrijpelike warboel? Waarom nu wel fabríek, en geen famieli, en lieni; waarom wel fabrikant, en geen trali, pitersélie? enz. enz.! En met die mooie aksentregeling van fabríek, fabrikánt is juist in ‘flagrante’ strijd! dat familie 't aksent heeft op de -i- en niet op de -ie; en ólie op de ó! - De éne regeling heft dus de andere op. Kan 't wetenschappeliker?! En waarvoor dient nu toch dat zo nú en dán, bij wijze van uitzondering, 'eris aaugeven van 't aksent in de spelling? En waarom dit weer bij uitzondering alleen voor de ie-klank aantegeven, om íe en íe te onderscheiden? terwijl men nooit zo iets doet bij andere klanken? En 't is trouwens onnodig ook! Spreekt iemand Gálămà, tàtărătá, bĕvèl, vèrgĕzéllěn, tólvĕrbònd, bóerěbőelgòed, vĕrhuízěrij, enz. verkeerd uit? | |
[pagina 111]
| |
Aksent-verscheidenheden in spelling-verschillen weertegeven is onwetenschappelik: 't bij uitzondering te doen, en dan noch: nú wèl, dan weer nìet, is 't nóch méér! - En dit te doen in 'en algemene spelmetode is minstens even onprakties bovendien!Ga naar voetnoot1) -
In de vroegere spelling nu werd aan dezeGa naar voetnoot2) verschillen 'en taalgeleerd tintje gegeven, door er de oude diealekten en talen mee in verband te brengen: waar de ouden deze verschillen hadden, werden ze op diezelfde wijze gehandhaafd - zo enigsins mogelik! - Lang niet overal ging dit. Dit al had hun op 't spoor moeten brengen, dat het ínging tegen 't ‘wezen der taal’ wat ze deden!Ga naar voetnoot3) Hoe veel te verdiensteliker hadden de Vries en te Winkel zich jegens 't Nederlandse volk gemaakt, als ze geen ‘geleerde’ spelling voor hun woordeboek hadden ‘gemaakt’.Ga naar voetnoot4) Ze hadden die verschillen, die er niet meer waren, al sedert eeuwen niet, - ook niet moeten willen handhaven, òf weer opnieuw dckreteren! Zij hadden wel wetenschappelik de spelling moeten vaststellen, maar niet van hun wetenschap in de spelling-zelf moeten inlassen, de wetenschap-zèlf er buiten moeten houden! -
Meer dan tijd is 't nu om te vereenvoudigen. En toch - we kunnen nu alleen maar wijzigen wat de méésten fouten doet maken - meestal zonder dat ze 't zelf merken!Ga naar voetnoot5) - en wat het meest onze kinderen de kostbare tijd wegsteelt; wat hun verhindert wat beters, zowel nuttiger als veredelender, te leren; om nu maar bij deze kleine poging | |
[pagina 112]
| |
te zwijgen van 't schadelike om kinderen de schijn voor werkelikheid te leren....Ga naar voetnoot1)
Of er dan niet méér noch in overeenstemming te brengen is met de ware stand van zaken? Zeker, maar die teveel in-eens wil doen, loopt gevaar niets gedaan te krijgen. ‘Qni trop embrasse, mal étreint.’
Men richt zich bij 't spellen meer of minder naar de manier waarop ouderen 't doen. Moesten we 'en spiksplinternieuwe spelling invoeren - alleen voor onze kinderen, dan.... Maar de ouderen hebben hun spelling geleerd naar ander sisteem.
Daarom mag niet in-eens zoveel veranderd, dat kinders en ouders méér verschil als overéénkomst in hun schrift zouen merken. Daarom sluit de Vereenvondigde spelling zich aan bij die van de Vries en te Winkel. Nu weten we dat voor de een we te veel wijzigen, en voor d' ander te weinig. 't Gaat ons in dát opzicht als 't de Vries en te Winkel zelf ging: ‘Het zijn vooral de verdedigers van het volstrekte behoud en de voorstanders eener algemeene en radicale hervorming, die zich over onze spelregeling ontevreden of onvoldaan hebben getoond. De eersten klagen dat wij te ver, de anderen dat wij niet vergenoeg zijn gegaan. Bij zoo verschillende standpunten was dit voor beiden wel niet anders mogelijk, maar evenmin mogelijk is.. het voor ons.... hetzij van eene “versteende spelling,” hetzij van eene algeheele omkeering van het bestaande, eenig heil.... te verwachten.’Ga naar voetnoot2) Niet te veel in-eens. Onze vereenvoudiging is niet hinderlik voor die de ouwe spelling gewend zijn; en geen ‘parti-pris’ hebben tegen elke verandering. Van de werkelike goed-willers trouwens is 't emge argnment noch: 't ziet er wat ‘vreemd’ uit! Nu, dat zal wel wennen! - Verder, de bestaande litteratuur wordt daardoor even weinig 'en gesloten boek als dat de XVIIeeeuwse, en zelfs de middeleeuwse geschriften om hun spelling nu niet meer te lezen zouen wezen.
Hoe kan men toch tot 'en dergelike bewering komen?! Van de meesten is 't trouwens napraterij, en 't wonderlikste er van is misschien dat die 't doen, zèlf niet meer als wáár aannemen wat feitelik de reden van 't beweren is: | |
[pagina 113]
| |
‘de vroegere litteratuur... (moet) het voedsèl leveren voor de kennis der taal, en het nationaliteitsgevoel (!) van een volk!’ -Ga naar voetnoot1) Alsof wij ook konden leven en teren op 't brood dat onze voorouders gegeten hebben! En alsof om díe reden ooit 'en spelling archeïsties mag gehouden!
Wat met onze Vereenvoudiging gewonnen wordt? Eén ding maar willen we aanwijzen omdat sommigen buiten 't Lager Onderwijs staande 't bestrijden. Naar ingewonnen informasies bij tal van onderwijzers gaat met 'et leren van wat we in deze Vereenvoudiging afschaffen - (om daardoor de Spreektaal de rechten te geven die 'm toekomen), - 'en twee jaar van de kindertijd weg: twee jaar die zeker beter te besteden zijn, dan aan 't leren van iets - dat geen resultaat heeft! Want hoeveel ‘fouten’ maken de gewone mensen tegen de ‘spelling’! -
Op andere winst, van grote pedagogiese waarde, te wijzen, achten we onnodig! | |
IIIVan ons Nederlands blijftGa naar voetnoot2) dan - natuurlik! - als éérste spelregel: geef de beschaafde spreektaal weer! Maar 't blijft evenzeer woord-voor-woord-spelling. Samenstellingen schrijft men dus ook zoals de enkelwoorden worden gespeld waarin ze te ontleden zijn. Bij de afleidingen doet men in de regel evenzo, alleen regelt men zich hier vaker naar de uitspraak - alweer van de beschaafde spreektaal. - Deze hoofdregel wordt gewijzigd - evenals vroegerGa naar voetnoot3) weer - door de regel van de analogie of gelijkvormigheid.Ga naar voetnoot4) Men kan deze ook noemen de regel van de levende etiemologie. Waar elk-en-'en-ieder dadelik of met 'en ogenblik te luisteren en natedenken, 'en woord en z'n verwanten zich kan te binnen brengen, daar | |
[pagina 114]
| |
leeft de etiemologie, de famielie van 't woord bij de denker, spreker of hoorder. Men geeft deze in de algemene spelling aan!
Dat zijn de enige hoofdregels, waaruit de andere optemaken zijn.
Wat hebben we dus afgeschaft van 't ouwere stelsel? Wel, wat in 'en wetenschappelik geregelde, praktiese algemene spelling niet mag inwerken: de zogenoemde historiese etiemologie. De wetenschap namelik dat zeker woord voor duizend jaren - wat meer of wat minder komt er niet op aan - dat weten de voorstanders zelf trouwens ook zo presies niet! - dat 'en woord lang geleden altans, 'en andere vorm had, en dat we aan onze spelling-van-nú dát noch moeten laten merken! - die kennis van 't verleden moet wegblijven uit 'en góed te noemen spelling! Onwetenschappelik is 't eerstens. Wat toch is etiemologie? Niets anders als 't aanwijzen van de famiclie van 't woord; eerst in de eígen levende taal, van de tegenwoordige tijd; en dan 't zoeken van de verwanten en voorvaderen in vroeger tijd.Ga naar voetnoot1) Die wetenschap zal dus doen kennen de geschiedenis van de vorm, van 'et uiterlik, - dat 'en klankgroep of klank, anders gezeid 'en ‘woord’, heeft. Men weet 'et natuurlik dat woorden klanken zijn! Die wetenschap geeft dus de verschillende klanken aan, die achtereenvolgens in de loop van de tijden de een of andere gedachte uitdrukken. Die nu werkelike etiemologie in z'n spelling wil uitdrukken, mág zelfs in de tegenwoordige tijd de ch b.v. in vis(ch) níet schrijven, daar wij geen van allen die laten horen!Ga naar voetnoot2) Die 'm schrijft, verbergt juist de etiemologie. 't Is verkeerde en ten onrechte toegepaste etiemologiese wetenschap om steenen met twee e's, of koopen met twee o's, of visch met ch, omdat 'et goties van bischop Ulfila c.s. in de vierde eeuw na Christus stains, en kanpon, en fisks had. Dát schrijven van die ch's, van die ee's, van die o'os, van die n'es: - heeft 'et er niet veel van als of we in onze mensenwereld afstammelingen van 'en ouwe famielie 't vroegere oorlogstuig lieten dragen, om te laten zien dat ze van oudsher al waren? Vermoedelik zouen ze voor die ekstra-uitmonstering bedanken. Onwetenschappelik dus, - maar onprakties is die ouwe manier evenzeer; | |
[pagina 115]
| |
en onnodig de spelling vermoeilikend. Hou-vast in de Levende taal heeft men níet: in de Beschaafde algemene ontbreekt dienaangaande alles: de diealekten verschillen bij elk woord bijkans. Zelfs L.A. te Winkel duldt deze niet als toongevers. Wat rest ons anders als 'en woordelijst! om de ballast te mogen meevoeren, waar we 't zonder dat, veel beter kunnen! - en juister doen! In strijd toch met: ‘spelling is afbeelding van de beschaafde spreektaal’, wordt deze onpraktijk gedekreteerd!
Moet ik er noch aan toevoegen, hoe inkonzekwent die regeling is? hoe men híer noch werkt met die onjuiste eticmologie, - dáár niet. Maar dit is wel genoegzaam bekend! -
Taalwetenschappelik dus de spelling voor de algemene praktijk regelend, hebben we de historiese etiemologie geen invloed gelaten, in de meest-lastigste gevallen. Geen verschil, als 'en gevolg van historiese betweterij, maken we bij de e en o in open lettergrepen als beren, benen, poten, roven, de s op 't eind van woorden als vis, mens.
Alleen de meest-lastigste gevallen evenwel hebben we kunnen vereenvoudigen: dank zij 't konservatisme van de vroegere spelling. - Bij de ei en de ou-klank onderscheiden we noch verschillend teken. Gelukkig kunnen we daar altans wijzen - tenminste voor de meest gebruikelike woorden - op de grote volkstalen.
Laten we nu 'en enkele konsekwensie van onze vereenvoudiging aanwijzen. Niemant - tenzij hij 't van buiten heeft geleerd, of misschien zelf nagespoord! - voelt énig verband tussen ambt en ambacht -: zo zou 't tegen het eigelike wezen van de taal ingaan, zou 't tegen de eerste uitspraak-regel in wezen, de historiese etiemologie te doen uitkomen. Reden te over om amt en geen ambt te schrijven. Daarentegen weet elk dat 'en abt hoort bij 'en abdij, en bij 'en abdis, waarom we abt met b blijven schrijven, als deugd met 'en g. Verder, de historiese etiemologie weer uitsluitend, schrijven we sints met ts naast sedert; in overeenstemming trouwens met mede en met! Deze t in met, schrijven we naar de welbekende regel dat in nietverbogen woorden de eindkonsonant volgens de klank wordt gespeld. Maar dan ook, daar nu van (n)iemant alleen voorkomt (n)iemants als praeposiete genietief, zo is er geen reden om (n)iemand te schrijven. | |
[pagina 116]
| |
Evenmin om tussen noch (en niet) en nog (daarbij) te onderscheiden, zoals velen doen. 't Volledig zinsverband maakt - als overal - alle misverstand onmogelik.
Door de verkeerd-aangepaste-etiemologie in de spelling te laten vervallen, is er ook geen reden om algemeen gebruikte, van afkomst echter vreemde, woorden niet algemeen met nederlandse lettertekens te schrijven. Niet alleen dus: letter, vork, aalmoes, beschuit, kandelaar, fout, kelder, ketter, kroon, olie, menie, publiek, sjaal, trein, foelie, korporaal, plaveien, poeder, fleur, kantoor!! - kleur, kamer, tafel, vermiljoen, populier, kanalje, postiljon, parket. Maar evengoed: sosieteit, domenee (domienee), triebune, dieaken, dieakonie, famielie, fuieton, koerant, apoteek, apoteker, katoliek, argument, biljart, biljet, brosjure, gerilla-oorlog, dierekteur, diereksie, korresponden(t)sie, kontriebusie (-buutsie), koeraazje, foeraazje, trem, serzjant, reel(s), nasie, nasjonaal (naatsjonaal), sijfer, sent, kasjot, tieran, liekeur, boeket, sienjaal, reklame, ordienèèr, straik.
Daar alle klanken bij benadering in 'en algemene spelling worden afgebeeld, zo is in 't minst geen argument tegen 't schrijven van vreemde woorden met hollandse klanktekens wat men dikwels hoort aanbrengen: 't komt niet presies overeen met de vreemde klank. Even denkbeeldig is 't bezwaar dat sommigen nu samenhang zullen zoeken b.v. tussen 'en Kamper en kamperfoelie, tussen 'en dier en 'en dierekteur, tussen spektakel, en spek of takel: - tussen kasjot, en kas, - tussen een gerilla-oorlog en een gorilla-aap. - Indien men hierom de spelling moest varieéren - en dus vermoeiliken -, dan kan men beginnen met Walrus, en wal of Rus, met veelvraat, en luipaard. Veel erger is dat die ouwe manier van doen de onjuiste uitspraak van de minder bekende (vreemde) woorden bevordertGa naar voetnoot1). Maar - men ziet 'et: 't is eigelik weer de vrees voor de etiemologie, die komt spoken! Als die 'eris verkeerd werd gemaakt! Als S. 'is voor 'en neef van V., of K. 'eris voor 'en zwager van B. werd aangezien! De ‘beschaafde’ uitspraak.... da's van minder belang. Of K. er fatsoenlik beschaafd, uitziet,.... komt niet in aanmerking! | |
[pagina 117]
| |
't Komt ons voor dat vooral zij, die de Spelvereenvoudigers graag 't woord: ‘keukenmeide-spelling’ naar 't hoofd werpen, hierop hun gewaardeerde aandacht 'ris moesten vestigen! Natuurlik, ook hier geven we de beschaafde uitspraak weer. Spreekt 'en mindere man wel van: senie, sersant, kersjet, pesies, biebleteek, kemedie, dat mag geen reden wezen om niet te schrijven: zjenie, serzjant, korset, bieblieoteek, komedie, enz.
Ik heb noch iets dat voor verhollandste spelling pleit! De meer beschaafden en ontwikkelden vooral vinden die vreemde woorden in Nederlandse spelling zo ‘vreemd’ - en ook zo ‘leelijk’ staan. Dat zal mogelik hun aansporen om daarvoor in de plaats van-oor-sprong-echt-hollandse woorden te gaan gebruiken. Zij toch gebruiken verreweg de meeste uitlanders! Is dit nu geen kolfje naar de hand van ‘die onze taal willen schuimen van vreemde smetten’? 't Verwondert me dat ze zich daarom noch niet bij ons aangesloten hebben. Hoe'n verlokkelike zaak moet dit niet voor hun wezen. Onze tegenstanders mogen niet nalaten ons hierin te helpen. Deze voordelen toch zijn van veel groter, van wezenliker belang als 't schrijven van enkele letters? van veel meer gewicht als de spelling?! En ten slotte moet ik noch dit onder de aandacht brengen van die onze taal graag verrijken met woorden en sienoniemen; - ook zij moeten met ons instemmen! Door de hollandse spelwijs zullen die vreemdelingen hoe langer hoe meer ‘vernasjonaliezéren’! - missen of vervangen kunnen we ze toch niet! - tenzij de ‘taalschuimers’ ons helpen! - en - in plaats van ongenaturaliezeerde vreemdelingen krijgen we ‘geëchte’ Nederlanders!
Algemeen gebruikte woorden die volgens de wetenschap oorspronkelik van vreemde afkomst blijken te zijn, worden ingeburgerd; van de meesten is wel uit te maken of ze algemeen zijn; wie zal 't van de volgende ontkennen dat ze niet even algemeen zijn als paraplu, krant, kroon: deze b.v.: dieaken. - sijfer. - sent. - siegaar. - horloozje. - loozjement. - hotel. - masjiene. - katoliek, als ketter. - tieran, als publiek. - iedee - kado. - kadootje. - buro. - poliesie, als sosiealist. - dierekteur. - diereksie. - fuieton (fuiljeton), als krant. - sienagoge, als joden. - argument. | |
[pagina 118]
| |
Nu zijn er ook woorden van dezelfde origine, die alleen in bepaalde kringen, in bepaalde streken algemeen zijn: mielietèèr b.v. is wel aan elk Nederlander, van hoge en lage stand bekend, al zeggen velen van soldaat. Zo ook artillerist en kanonnier, en kavalleristen en paardevolk, portemonee en beurs, diarree en loop, influenza en griep. Hier hoort men vaak allee, masjiene, waar anderen dit niet gebruiken, maar daarvoor kennen 't woord laan en kookkachel. 'En groot deel van de Nederlanders weet te spreken van: grammatica, syntaxis, trocheus, substantief cahier, jambe, logiea, hypothenusa, gymnasium. 'En ander groep van: bonne, fauteuil, bonheur du jour, chaise longue, serre, aquarel, psyche, gravure, presse-papier, étagère. Ten slotte zijn er van deze soort woorden die men individueel gebruikt.
Bij deze laatste in elk geval, maar ook bij die betrekkelik algemeen zijn is 't wenselik dat er vrijheid gelaten wordt, hoe ze te spellen. Die deze woorden voelt en kent als vreemdelingen, geeft ze 't vreemde ‘habijt’; de andere mag ze hollandse kleren aantrekken. De beschaafden gebruiken verreweg de meeste uitlandse afkomelingen. En die - zullen daaraan de vreemde kleding wel laten behouën. Evenals de geleerden met hun kunsttermen uit alle mogelike talen bijna ontleend. Groot zal dit getal niet wezen! -
Die nu 't hollands kleed geeft aan algemeen gebruikte, of betrekkelik algemeen voorkomende woorden, zal dit naar eigen beschaafde uitspraak moeten doen. Nu zegt de een wel - om 'en voorbeeld te noemen: korrespondentsie, kontriebuutsie, tradietsie, naatsie, naatsieonaal (met duidelike tsie), ofsier, waar anderen, in even beschaafde kringen spreken van: korrespondensie, kontriebusie, tradiesie, nasie, nasjonaal, offiesier. Maar deze reeksen woorden, waarin men onderling verschilt, zijn weinige. Veel variante schrijfwijzen zullen niet te voorschijn komen!
Waar geen historiese etiemologie mag inwerken op de spelling, daar mag evenmin de historiese vergelijkende taalwetenschap tegen de ware toestand, en met verkrachting van de waarheid, woordgeslachten laten schrijven die in de algemene levende taal niet voorkomen. Dit hangt ten nauwste samen.Ga naar voetnoot1) | |
[pagina 119]
| |
Ook hier - dat spreekt! - varieëert in enkele opzichten de beschaafde nederlandse taal in z'n diealekten. Van 'en enkel woord, 'en enkel groepje woorden wordt hier 't geslacht door hij, daar door zij aangeduid. -Ga naar voetnoot1) Niemand die er zich in 't spreken zelfs aan ‘stoot’: in 't schrijven ‘hane veniam petimusque damusque vicissem’! wat 'en bekend dichter kadanserend vertaalde met: ‘Dees vrijheid vordren wij, gelijk wij ze andren schenken’.
Men merkt 'et: door konsekwenter de wetenschappelike taalprinsiepes toe te passen neemt men veel van de moeilikheden van 't ouwe sisteem weg: 1o. vervallen vele onnodige uitzonderingen en onderscheidingen; 2o. wordt aan 't indieviedu vrijheid gelaten waar dit niet schaden kan: ‘soevereinieteit in eigen kring! - de grenzen wijst 'et meer of minder algemeen gebruik - de usus - aan!
In 't hier volgend stukje Beknopte Spraakleer wordt alleen gehandeld over de afbeelding van de klanken in de afzonderlike woorden: over Woordspelling. Daarom zal men hier niets vinden over de s in pausen, en de z in panze omdat de klank in de spelling wordt teruggegeven. Evenmin is hier iets te schrijven over de palatale sj in meisje, doosje, vaasje, kasjot enz., aangezien dit hoort behandeld in de Klankleer: - 't hoofdstuk dat ik 'en volgende keer hoop mede te delen! Dáárin dient eveneens opgenomen hoe de nasale n meest wordt aangeduid door ng, (b.v. in tang, zong, koning) - en door n (voor -k, b.v. in zinken), terwijl dan in de Woordvorming een-en-ander moet voorkomen over de verkleiningsuitgang -kje in rottinkje, koninkje.Ga naar voetnoot2) En zo moet een andere pargraaf, daar, 't nodige inhouën over de uitgang -etje in wandelingetje, enz. Hier zal men niets vinden over zinloos en zinneloos, naamloos en nameloos, daar 't verschil in betekenis in de Betekenisleer, en de onderscheiden vormen bij de Woordvorming te behandelen zijn. Bij dit hoofdstuk en niet bij de spelling, hoort ook thuis de s in dorpsherberg, naast dorpschool, oorlogsverklaring en oorlogschip. | |
[pagina 120]
| |
Evenmin heeft men hier te maken met 'et feit dat de een zègt, - en dus schrijft - eende-ei, en de ander: eenden-ei! Ook dit valt onder de Woordvorming.Ga naar voetnoot1) Gedeeltelik evenwel hoort dit ook bij het Hoofdstuk over de Tongvallen van ons Beschaafd Nederlands.Ga naar voetnoot2) Dáárin dient evenzo 'et nodige gevonden over 't: ik hou, dee, zei, g'loof, - goeie, ouwe, makkelik, van de een, naast 'et ik houd, deed, zeide, geloof, - goede, oude, gemakkelik, van 'en ander. Dat alles - en noch meer - mag allerminst ontbreken in de Beschrijving van onze Beschaafde diealekten, - maar past niet bij 'en beschrijving van de Spelling.
Alleen in hoge noodzakelikheid halen we hier nu een-en-ander aan uit andere hoofdstukken van de Grammatica. En hebben we 't ook alleen bij uitzondering over klanken, en wat er meer bij past! - 't spreekt echter dat we stilzwijgend toch altijd van de klank uitgaan. Hierop de meeste nadruk te leggen, is bij de tegenwoordige schromelike verwarring in de spraakkunsten tussen klank en afbeelding van de klank niet overbodig.
Wel mag deze opmerking hier niet wegblijven. Al noemen we de ch, sj, zj enkelvoudige konsonanten, zij bestaan toch uit twee lettertekens. Algemeen is 't oog nu gewend - wel door 't verdubbelen van het konsonant-teken na kórte vokaal in 'en massa woorden (passen, vatten, schoppen), om voor meer-als-één-konsonantteken één vokaalteken ònvolkomen te vinden. Dat overweegt om ook voor de ch, zj, sj, twee vokaaltekens te schrijven in: loochenen (vgl. bochel), loozjeren, naasjonaal (vgl. nasjonaal, trosje, bosje).
De vreemde woorden die algemeen gebruikt worden, heb ik ingerijd in de volgende pargrafen. Hieromtrent kan in de onderscheiden streken van ons land noch verschil bestaan: wie ons omtrent een-of-ander - vooral wat de meer of minder algemene bekendheid, 't meer of minder algemeen gebruik, inlichtingen wil geven, zal ons ten zeerste verplichten. Zo alleen wordt 'en Spraakleer vervaardigd die de bestaande toestanden beschrijft; geen willekeurigheden voorschrijft! |
|