De kunstenaar Jan van der Noot.
De(ze) Ode aan van Wonsel, door de kunstenaar Jan van der Noot, is het gedicht waarvan Stallacrt zei dat het ‘Vondels tijd waardig’ was. Mij komt het voor dat dit gedicht, een enkele stoplap daargelaten, en vooral door verscheidene van zijn uitmnutendste strofen, met name: vijf, negen, dertien en zeventien, door zijn tegelijk aanwezige, zéer zeldzame toon-hoogte èn zwaarte, - hoogte en zwaarte, zooals samen alleen bij Hooft in zijn beste gedichten voorkomen, - en door het hebben van die en het volhouden, zónder opoffering - daarin Hooft-zelf overtreffende - van die breede lenigheid van volzin, die onder alle Hollanders Van der Noot alleen eigen is, dat dit gedicht door dit alles een geheel éenige plaats inneemt onder de beste kleine kunststukken van de Nederlandsche poëzie.
Albert Verwey, Gedichten van Jonker Jan van der Noot.