Taal en Letteren. Jaargang 5
(1895)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
Bastaardwoorden. (Zie Taal en Letteren V, blz. 71.)Hoe de heer J.v.S. aan ‘Maurits’ komt, is mij een raadsel. Om het gebruik van bastaardwoorden als front en planken te verdedigen, vertelt van Haren in die aanteekening het volgende: ‘In de eerste tijden na de herstelling van 't StadhouderschapGa naar voetnoot1), ontving Z.H. gl. ged. met zijn bekend geduldGa naar voetnoot1), alle projecten, die tot welwezen van land en volk (zooals die overgevers zeiden) waren opgesteld. Onder die waren ook de voorslag, om de bres van Bergen op ZoomGa naar voetnoot1) te beschermen door brandspuiten, tegen welkers waterstraal men niet dacht, dat eenig vijand zoude kunnen opklimmen; en een tweede, om, tot sieraad en roem van 't vaderland, te verbieden alle gebruik van vreemde woorden, welke niet zuiver Nederduitsch zouden zijn. De prins die onder zijn hovelingen eenigen had welke die taal verstonden, vroeg wat inconveniënt in dit laatste zoude zijn? Men antwoordde, dat behalven de zorg van alle beschaafde volkeren, om hunne spraak te verrijken en vloeyender te maken, in plaats van die te verarmen en te verharden, er nog dit uit zou kunnen spruiten, dat hij zelve in de verhalen van zijne eigene verrichtingen niet zoude verstaan, wat hij belast of uitgevoerd had. Kort daarna vroeg Z.H. op een morgen aan 't ontbijt: ‘wie zal mij nu eens in zuiver Nederduitsch zeggen, wat ik gistermorgenGa naar voetnoot1) verricht heb?’ Iemand gaf hem dit over: Volgt het ‘koddig relaas.’ ‘De Prins permitteerde hierna, dat wijGa naar voetnoot1) ons zouden mogen bedienen van woorden, door welke wij aan ieder in zijn ambacht verstaanbaar zouden wezen, en ik maak gebruik van die toelating.’Ga naar voetnoot1)
Uit de gecursiveerde gedeelten blijkt m.i. ten duidelijkste, dat met Z.H. Willem IV bedoeld wordt en dat het door v.H. meegedeelde stuk volstrekt niet uit den tijd van Maurits dateert. De bedoelde uitvinding is dan òf de bajonet, òf de biscaien, een handgranaat. Van den bedieninghebbende van 't houten paaltje maakte ik liever officier van 't piket.
H. J.B.
Wie van mij eischt, dat ik mijn vijanden lief zal hebben, weet niet wat vriendschap is. A.A., Dilettantismen. |
|